Ik hoorde in mijn geestelijke huis een weeklagen:
Al kon er maar n mens komen: het verhaal vertellen
Over zijn ervaringen aan de andere zijde;
De nevelen terugdringen, de portalen wijd open zwaaien
Opdat we zouden kunnen zien – kunnen begrijpen – kunnen weten!
De beklemming hinderde me, en mijn hart zei: Ga!
Liefde moedigt me aan, maar onwetendheid biedt weerstand
Aan het talent waarmee ik deze Door de Nevelen overhandig.
De auteur.
Copyright 2013 Marianne I. van Doorn (Vertaling)
Deze uitgave is tot stand gebracht in samenwerking met mijn moeder en vrienden, en is bedoeld als troost te dienen..
Het is niet geoorloofd dit boek voor financieel gewin te publiceren.
Ook al is de vertaling van dit boek vele malen herzien, er zullen ongetwijfeld nog foutjes in zitten.
We hebben er echter toch nu reeds gekozen te publiceren, aangezien dit verhaal van gene zijde vele antwoorden bevat waar mensen nu (nog) mee lopen, en troost zou kunnen bieden. Zelfs voor mensen die niet geloven in een leven na de dood vermoeden wij dat dit boek waarde kan hebben. We vragen u daarom met een open geest te zien wat u er uit kunt halen.
De laatste versie van dit boek is op de website artemisf.home.xs4all.nl/RJlees
te vinden, net als verwijzingen naar hetzelfde boek in andere talen en
achtergronden.
Voor informatie en contact: drawknex@xs4all.nl.
Het oorspronkelijke boek is eind 19e eeuw, begin 20e eeuw tot stand gekomen.
De taal die destijds gehanteerd is, is uiteraard voor hedendaagse begrippen
behoorlijk verouderd.
De verwijzingen naar de Bijbel en andere bronnen heb ik er bij gezocht als er in de oorspronkelijke tekst aangegeven werd dat het een citaat betrof.
Om de tekst leesbaarder te houden, heb ik de woordvolgorde in citaten soms enigszins veranderd zonder dit aan te geven met de in wetenschappelijke literatuur gebruikelijke haakjes.
We hebben geprobeerd om bij de vertaling wat kortere zinnen te hanteren,
maar wel te handhaven wat is geschreven, en niet, zoals in de Duitse
vertaling, grote gedeelten van de bloemrijkere taal weg te laten. Voor het
overzicht zijn een index en paragrafen toegevoegd.
Het is mijn wens aan het volgende verhaal
slechts een korte uitleg over de oorsprong ervan en mijn band ermee toe te
voegen.
Het was de avond voor Kerst. Ik was druk bezig
met een paar almanakken die op mijn tafel lagen, toen een vreemdeling -
onuitgenodigd en onaangekondigd - mijn kamer binnentrad terwijl de deur dicht
was. Zijn aanwezigheid stoorde me niet, aangezien ik zulke bezoekers al eerder
had ontvangen. Terwijl ik hem een stoel aanbood, verwelkomde ik hem en vroeg
naar het doel van zijn komst.
Hij legde me toen uit dat hij al lang een verlangen koesterde, en vroeg of ik hem zou willen helpen bij de uitvoering ervan. Zodra zijn geest begreep dat hij aan gene zijde was beland, werd hij gegrepen door een verlangen om een manier te vinden om terug te komen, en te vertellen hoe de mensen hebben gedwaald in hun begrip over het hiernamaals. In eerste instantie was hij bang geweest dat hij de kracht niet had om de stilte van het graf te verbreken, maar met de ervaring kwam de kennis van de almacht van liefde, waarmee de lippen van de dood ontzegeld zouden kunnen worden. Het bewijs hiervan werd door ons gesprek geleverd. Hij wenste dat ik op zou schrijven wat hij ging dicteren, om zijn verhaal aan de wereld te geven.
Hoe kon ik hier nee tegen zeggen! Zocht ik
niet net als elk ander menselijk wezen naar de kennis waarover hij beschikte?
Daarom pakte ik meteen mijn pen.
Ik ontdekte al snel dat zijn relaas, hoewel
onorthodox, een vloed van licht op de bijbelse leringen wierp, de wolken van
twijfel wegvaagde, en passages uit de Bijbel die ik voorheen niet kon begrijpen
met elkaar in overeenstemming bracht. Hij kwam tot mij als een vreemde, maar ik
leerde al snel van hem te houden, en wachtte elke morgen ongeduldig op zijn
terugkeer. Nu, terwijl hij voor het moment gestopt is, zie ik de stoel waarop
hij zoveel uren heeft gezeten alsof deze op een mysterieuze manier half Door
de Nevelen is.
Laat me, gehoor gevend aan zijn wens, het gebed toevoegen dat hij uitte voordat hij me de laatste keer verliet: Moge God, de Vader van de zielen van alle mensen, deze inspanning van een verlangend hart zegenen om een deel van de last van onwetendheid van de schouders van zijn broeders in den vleze te verlichten. Moge Hij geven dat het licht van de waarheid ervan een lamp zal zijn voor hun voeten als ze Door de Nevelen komen.
Hieraan voeg ik toe: Amen!
Robt. Jas. Lees
Mei 1898.
De noodzaak voor een derde druk van dit boek is meteen een welkome gelegenheid om mijn gevoel van dankbaarheid te uiten voor het feit dat ik ben gekozen als het instrument waardoor dit evangelie van hoop en troost aan de wereld is geopenbaard. Hiermee spreek ik niet alleen voor mijzelf, maar ook namens de auteur, die hier aanwezig is terwijl ik dit schrijf, en die voor zichzelf een dankbetuiging wenst toe te voegen. Zijn hoop en streven was een aantal gewonde zonen en verdrietige dochters te bereiken en te troosten, maar de acte van dienstbaarheid aan een menigte ligt voor ons, en nu, in gezelschap van het beloofde vervolg (Het Elysische Leven, vertaling hiervan komt naar verwachting uit in 2014) geven we dit boek opnieuw uit, opdat het zijn helende missie in andere sferen voort kan zetten.
In dit verband wens ik een veel voorkomende vraag te beantwoorden: Mijn notitie bij de oorspronkelijke editie over hoe het boek is ontstaan moet letterlijk worden genomen. Het boek is geen roman, noch in welke zin ook een krachttoer van de verbeelding, maar – hoe ontzagwekkend deze bewering ook moge schijnen – wat mij betreft is dit een aan mij gedicteerd verslag van de ervaringen van een bezoeker uit dat thuis van de ziel waar we ons allen naartoe haasten.
Vele anderen, ongetwijfeld verlangend om te worden begunstigd met vergelijkbare ervaringen als die ik nu zolang heb ondergaan, hebben gevraagd hoe deze ervaringen verkregen kunnen worden. Zon vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Nog steeds, na lange consultatie in gebed, kwamen mijn vrienden in het hiernamaals, die deze zaken zoveel beter begrijpen dan ikzelf, tot de slotsom dat we het proces als voorbeeld aan de wereld zouden geven, ten behoeve van hen die hiervan gebruik willen maken.
Dit hebben we gedaan en kan gelezen worden in
het boek getiteld The Heretic (De Ketter, niet in het Nederlands vertaald).
Hierin wordt de aard van de verbinding die tussen mijn vrienden en mij bestaat duidelijk
door de opeenvolgende eisen die werden gesteld om mijn loyaliteit en toewijding
te testen, en de aard van de beloning waarmee zij mijn nederige diensten meer
dan terug hebben betaald.
Het is echter onmogelijk voor me om te beloven
dat een ander die dezelfde stappen volgt ook gelijke ervaringen zal opdoen.
God geeft aan elk en ieder mens zoals het Hem goeddunkt.[1]
Zoals Paulus zei tegen de Korintirs: Er zijn verschillende gaven, maar er is
n Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is n Heer. En er
zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is n God die dit
alles in allen teweegbrengt. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de
Geest gegeven tot welzijn van allen."[2]
Dat geestelijke gaven onderdeel uitmaken van de erfenis van de volgelingen van Christus staat voorzeker buiten kijf. Dat deze gaven niet bedoeld waren om teruggetrokken te worden, maar waren beloofd aan zo velen als de Heer onze God zal roepen[3], getuige de geschiedenis van heiligen in alle tijden en de hedendaagse intredingen, want God kent geen aanzien des persoons[4] en al wat Hij doet, zal voor eeuwig zijn.[5]
Ik kan hier niets meer aan toevoegen.
Robt. Jas. Lees, Engelberg, Ilfracombe, 1 november 1905.
In mijn
aardse leven werd ik een misantroop genoemd. Dit is een vreemde bekentenis om
mijn stilzwijgen mee te verbreken, maar ik heb geen reden om terughoudender te
spreken, als ik dat al zou willen. Ik zal namelijk niet de consequenties
ervaren waartoe een dergelijke openheid op aarde zou kunnen leiden. Als een
verontschuldiging wordt verlangd voor de plezierige taak die ik op me heb
genomen, laat die dan gevonden worden in de onophoudelijke pijn waar ik naar
verwezen heb in mijn voorwoord voor deze paginas. Is mijn stelling in dat opzicht
waar? Ik verzoek u deze vraag aan uw innerlijk te stellen. Vraag het uw eigen
hart, en ik zal tevreden zijn met het antwoord door slechts toe te voegen dat de
hele mensheid is zoals u bent.
Sta mij toe in enkele zinnen wat noodzakelijke uitleg over mijzelf te geven voordat ik u over de grenzen van de andere wereld meeneem. Mijn leven was overschaduwd door de gevolgen van prenatale moeilijkheden waar ik geen weet van had, behalve de schim die achterbleef en me kwelde, en die me beroofden van een leidende hand van een moeder. Mijn vader was een onbuigzame Calvinist, met een levenswijze die zo zorgvuldig was gepland als een bouwkundige detailtekening[6], terwijl hij net zo onbuigzaam aandrong op de werkdetails. Als ouderling van de Presbyteriaanse Kerk, met een bankrekening die groot genoeg was om hem een leven van onvoorwaardelijk geloof toe te staan, leefde hij alle jaren van zijn bedevaart vrij van elke blaam.
Mijn broer en zus waren niet zo streng gelovig. Hun bijna openlijke rebellie tijdens hun puberteit leidde geenszins tot het verzachten van mijn vaders karakter. Tussen mij en de rest van de huishouding was geen enkele sympathie. Niemand sprak ooit over mijn moeder – haar naam werd in feite zelden genoemd – maar ik voelde altijd dat als zij had geleefd, we meer een eenheid hadden gevormd. Maar ze was heengegaan en ik was achtergebleven.
Boeken waren mijn enige metgezellen, dichters
mijn grootste favorieten. Mijn vroegste herinneringen waren aan de religieuze
baby-boerderij[7]
waaraan ik was toevertrouwd. De beheerders leerde ik te verafschuwen vanwege de
huichelarij en hypocrisie die zij daar gewoonlijk uitoefenden. Met een van
nature ziekelijk gemoed, met een onbekend onrecht dat me overschaduwde en
een ziel die kromp voor de aanblik van bedrog, leerde ik al snel bepaalde
mensen te haten: degenen die niet aarzelden om te liegen in daden en gebed en
God te bidden om succes voor hun schanddaden.
Door dit alles moest ik langzamerhand al mijn
troost uit boeken halen, en koesterde ik een grote aversie tegen elke
vriendschap met hen die om mij heen waren.
Ik was van nature een religieus mens, maar gaf de voorkeur aan het oplossen van religieuze vragen in het licht van mijn eigen verstand en de eenvoudige leringen van de Bijbel zoals ik ze kon begrijpen. Een praktische kennismaking met de publiekelijke aanbidding bij verschillende stromingen bevestigde alleen maar mijn oorspronkelijke idee dat deze meer gericht waren op uiterlijke vorm en mode dan op gedegen aanbidding of bezieling. Dus ook hierin, net als in al het andere, leerde ik alleen op mijzelf af te gaan, en te vertrouwen op de milddadigheid en rechtvaardigheid van een rechtvaardige God ten aanzien van welke dwaling dan ook die resulteerde uit mijn oprechte streven om Zijn wil te doen in overeenstemming met het licht in mij.
Desalniettemin ervoer ik gezelschap en fijne
verbondenheid in mijn godsdienst op deze manier: Geleid door een ingeving
bevond ik mij regelmatig in n van de talrijke hoven en stegen in het oosten
van Londen, waar misdaad, armoede en ellende volop heersten en waar hulp,
hoewel hard nodig, zelden werd gegeven. Waar inwoners geen wetenschappers waren
in de metafysica, maar hongerigen naar het brood van praktisch medeleven.
Tussen de verworpenen en verdorven leden van onze gemeenschappelijke menselijkheid
kon ik altijd een toespraak geven die overal begrepen werd, een evangelie
verkondigen dat ze graag hoorden, en een zaad zaaien dat zestig- of
honderdvoudig vrucht voortbracht.
Als de Kerk gelijk had en ik er uiteindelijk achter zou komen dat ik fout zat, dan zou de dankbaarheid die deze arme ongelukkigen toonden voor de belangstelling die ik in hen stelde voldoende zijn om mijn straf niet slechts draaglijk maar zelfs welkom te maken. Er zouden zoveel goede mensen in de hemel zijn om het geluk van elke ziel te garanderen, die toegang zou moeten krijgen tot die gouden straten.
Ik had geen zangstem, en als de religieuze conversatie op aarde een redelijke afspiegeling was van wat de standaard in de hemel zou zijn, dan kon die schijnheiligheid mij niet bekoren. Als ik gedwongen zou worden deel uit te maken van zon genootschap zonder enig passend werk te doen, dan zou die plaats voor mij niet interessant zijn en geen aantrekkingskracht hebben. Het was niet mijn idee van Hemel, en dientengevolge wilde ik die niet.
Het zou in hun Hemel heel anders gaan met de
armen, die doelloos naar de hel zouden worden gestuurd – want als de Kerk
gelijk had zou er meer onderscheid worden gemaakt volgens die lijnen dan
volgens welke andere ook. De rijken bouwen de tempels, houden ze uit financile
moeilijkheden, en vereren getrouw. De rijken maken de tempels modieus en
populair en voorzien in alles wat nodig is om God te aanbidden in de schoonheid
van architectuur en rituelen, terwijl ze genereus bijdragen aan het salaris van
de predikant; dus, op elke manier betalend voor hun redding, was het alleen
maar terecht en eerlijk als zij hun beloning zouden ontvangen. De armen echter
moeten hard en lang werken, hebben niets om te kunnen geven en kunnen zelden
mooi gekleed gaan. Ze worden omgeven door de verdacht onaangename stank van de werkplaats,
hebben grove gewoonten en zingen luidruchtig. Voor de armen is de witgekalkte,
slecht verlichte, tochtige missiehal neergezet. Dus volgens die redenering
hebben de armen geen recht om eenzelfde overvloedige verwelkoming te mogen
verwachten als zij die meer bijdragen tijdens hun leven en die in een lijkkoets
getrokken door vier paarden vervoerd kunnen worden bij het verlaten van deze wereld.
Om deze reden hadden de armen altijd mijn
sympathie. Als ik erover nadacht, voelde ik vaak dat ik blij zou zijn als de
paarlen poorten voor mij zouden sluiten, als ik daardoor een beetje troost kon
zijn voor de menigten in de hel. Het was slecht – godslasterlijk –
om zo te voelen, vertelde de dominee mij eens; maar het was aangeboren. Het was
onderdeel van mijn onfortuinlijke ziekte, en volgens hem was het nutteloos om
te proberen mij van mening te doen veranderen.
Ik kon nooit de rechtvaardigheid van armoede hier en verdoemenis daar begrijpen, of het logische verloop van rijkdom hier naar redding daar. Dit was niet volgens mijn interpretatie van de Bijbel of de lering van Jezus in de parabel van de rijke man en Lazarus, zoals ik de Engelse taal begreep. Het kon een gebrek in mijn vermogen om te vergelijken zijn, maar zelfs als dat zo was, hield ik graag vast aan deze misvatting.
Op een avond, op weg om een paar van deze verwaarloosde mensen te bezoeken, overkwam me een grote verandering. Ik liep op een druk voetpad, me bezig houdend met de bespiegeling van de lichten en schaduwen die zichtbaar waren op de gezichten van de voorbijgangers, toen ik een gil hoorde en een kind in doodsgevaar tussen de paarden op straat zag. Hij was niet ver, dus ik sprong vooruit met als enige gedachte zijn veiligheid. Ik bereikte hem, trok hem weg uit zijn gevaarlijke positie, draaide me om, en...
Iets raakte me. Ik greep de jongen steviger vast en stapte naar voren. Het lawaai stopte, voertuigen en straat vervaagden alsof een grote tovenaar met zijn toverstok had gezwaaid, het donker verdween, en ik lag op een grashelling in een bekoorlijk land.
Niet alleen onze omgeving was veranderd.
Weinig mensen zouden gecharmeerd zijn van het haveloze kind dat ik rennend probeerde
te redden, met zijn blote voeten, verwarde haren en ongewassen gezicht. Maar de
engel die op mijn borst lag zou een kunstenaar in vervoering hebben gebracht.
Ikzelf had in dat ene moment mijn ochtendpak verwisseld voor een loshangend
kleed dat op een bepaalde manier deel van mezelf leek te zijn. En hoewel ik me
geheel bewust was van mijn eigen individualiteit, was ik nieuwsgierig om te
weten wat er nu had plaatsgevonden, en hoe in die ene stap zon volledige
transformatie had plaatsgevonden.
De jongen, hoewel klaarblijkelijk bewust van
de verandering, keek me recht aan met kalme lachende ogen, zonder enig spoor
van angst. Misschien verwachtte hij van mij een verklaring, maar ik had die
zelf nodig. Toen begroef hij zijn hoofd tegen mijn schouder, en viel in slaap.
Ik koesterde hem, terwijl ik probeerde de enige vraag te beantwoorden die mijn
geest bezighield: Waar zijn wij?
Ik lag op mijn rug op het gras van wat alleen kan worden beschreven als het auditorium van een immens en natuurlijk amfitheater, waarvan de arena bezet was door een menigte die bezig leek te zijn met het verwelkomen en feliciteren van vreemdelingen.
Als ik dit toen ook maar had kunnen begrijpen, dan zou dit tafereel net zo aangenaam als briljant zijn geweest, maar onder mijn omstandigheden waren mijn gevoelens eerder nieuwsgierig dan waarderend. Het leek op de uitbeelding van een met zorg voorbereid en uitgewerkte voorstelling waarvan ik geen beschrijvend programma in handen had, zodat ik niets wist over de plaats, de acteurs en de bedoeling.
Dit was alles wat ik kon begrijpen: Er waren twee categorien mensen vertegenwoordigd:
- De ene categorie bestond klaarblijkelijk uit bewoners, gekleed in gewaden in bijna elke kleurentint die ik kende, maar ook in kleuren die ik nog nooit eerder had gezien en die ik daarom ook op geen enkele manier kan aanduiden.
- De andere categorie, een veel kleinere groep, gaf me de indruk te bestaan uit nieuwkomers die de hulp en ondersteuning die zo vrijelijk werd aangeboden echt nodig hadden.
Waar kwamen ze vandaan? vroeg ik mij af. Hierop kon ik geen antwoord vinden dat ook maar enigszins bevredigend was. Voor me lag een vlakte, waarover mensen voortdurend kwamen en gingen; aan de andere kant zag ik een zware mistbank, waarvan de omtrekken zo scherp waren afgetekend alsof deze vaste grenzen had.
De atmosfeer was dermate ongebruikelijk helder, dat ik, hoewel de mist misschien zon drie kilometer van me af was, duidelijk kon onderscheiden dat ze vanuit die richting de vlakte op kwamen. Ik werd ineens hevig genteresseerd in iets waarvan ik niet kon bepalen of het echt was of een optische illusie. Ik zag dat de bonte kleurschakeringen van de kledij die werd gedragen door degenen die van ons af naar de nevelen toegingen, vervaagden tot in de verte slechts een uniforme grijstint zichtbaar was. Als ze daarentegen terugkeerden, werden de originele kleuren op mysterieuze wijze hersteld. Het kwam mij uiteindelijk voor alsof die nevel een bepaalde magische invloed uitoefende en dat de vlakte met recht betoverend kon worden genoemd.
Zodra ik de mist zag, werd ik me bewust van een koude rilling die door me heen ging, niet door enigerlei temperatuurwijziging – de temperatuur was warm en aangenaam – maar zo n die men ervaart bij de gedachte aan het verlaten van een gezellig kampvuur om omgeven te worden door de snijdende herfst- of vroege wintermist.
Wat dit veroorzaakte is meer dan ik kan zeggen. Misschien was het compassie met degenen die ik uit die omgeving zag opdoemen. Velen waren zo van streek dat ze amper de kracht hadden de open vlakte te bereiken terwijl voor anderen de verzorgers de mist indoken en hen er doorheen hielpen. Nog anderen werden de hele weg gedragen over de vlakte voordat ze de kracht hadden op eigen benen te staan.
Hoe lang ik op deze manier bezig was, kan ik
niet zeggen, maar plotseling werd mijn aandacht getrokken door iemand die naast
me stond. Ik stond op, voor het eerst bewust van het feit dat de helling waarop
ik had gelegen vol was met vele klaarblijkelijke vreemdelingen zoals ik zelf.
Dit interesseerde me nu echter niet zo erg als het me daarvoor zou hebben
gedaan. Al mijn aandacht was nu gericht op de persoon die naast me stond, in de
hoop dat hij in staat zou zijn om het voor mij zo verwarrende probleem te
verklaren.
Hij raadde mijn bedoeling voordat ik tijd had
om de vraag te formuleren en terwijl hij zijn armen uitstrekte naar de nog
steeds slapende jongen, zei hij: Er komt iemand naar u toe die al uw vragen
zal beantwoorden. Mijn taak is de jongen mee te nemen.
De jongen mee te nemen? antwoordde ik, haast
niet wetend of ik hem wel moest afstaan. Waarheen? Naar huis?
– Ja!
Maar hoe komen we terug? Hoe zijn we
hier gekomen? Waar zijn we?
– U moet nog heel even geduld hebben, antwoordde hij, dan zult u het weten en
alles hierover begrijpen.
Maar vertelt u me, is dit een delirium of een
droom?
– Nee! U zult ondervinden dat u hiervr gedroomd heeft, en nu
wakker bent.
Maar vertelt u me alstublieft waar we zijn,
en hoe we hier zijn gekomen. Ik ben zo verward dat ik dat niet weet.
– U bent in een land van verrassingen, maar u hoeft niet bang te
zijn, het zal u niets brengen dan rust en genoegdoening.
Dat maakt mijn bedenking alleen nog maar
groter, drong ik aan. Het was nog maar net nacht in Londen, waar ik die
jongen gered heb van overreden te worden. Toen vervaagde alles in een flits en
bevonden we ons hier. Waar is deze plaats? Hoe noemt u het?
– Het land van onsterfelijkheid?
Wat! – Dood? – Hoe?
Ik werd me bewust dat ik een stap achteruit deed toen deze ontzagwekkende aankondiging me overviel, maar er was iets heel geruststellends in zijn houding zodat ik instinctief terugkeerde en zijn hand greep die hij uitstak om me te verwelkomen. Tussen alle theorien die ik had verzonnen om mijn mysterie op te lossen, was deze mogelijkheid nooit in me opgekomen. En als dat toch gebeurd zou zijn, zou ik deze mogelijkheid geen moment serieus genomen hebben, aangezien de onverwachte omgeving me duidelijk maakte dat ik die gedachte beter van me af kon zetten. Ik was verbaasd over het onbetwistbare vertrouwen waarmee ik zijn verklaring accepteerde, terwijl zijn sympathieke kalmte absoluut elke vorm van opwinding uitsloot en de opzienbarende waarheid volledig tot me doordrong.
– Nee! Niet dood! antwoordde hij, na een korte aarzeling. Heeft u
ooit dode mensen horen praten en verbaasd zien zijn? Als een jongen zijn huis
verlaat om naar school te gaan, of wanneer hij school verlaat om deel uit te
maken van een van de gewichtigere gebeurtenissen van het leven, of wanneer een
meisje haar vaders huis verlaat in ruil voor het huis van
haar echtgenoot, zegt u dan ook dat ze dood gaan? Vast niet! Zo is het nu ook
niet juist om te veronderstellen dat u dood bent sinds u door de verandering
heen ging die u heeft verrast.
Maar ik heb onmiskenbaar de ene wereld verlaten, en ben de andere ingegaan. Daarom, hoewel ik levend ben voor dit nieuwe leven, ben ik dood voor het leven dat ik achter heb gelaten.
– Ik vraag u nu om uw opvattingen en ideen te verruimen;
zoals de huizen op aarde verschillende woonplaatsen zijn en naties de rijken
van verschillende koningen vormen, zo worden de uiteenlopende toestanden en
werelden in dit leven de vele woonplaatsen van het universele koninkrijk van
onze Vader – God. Daarom bent u slechts dood voor de aarde op dezelfde
manier als de schooljongen dood gaat als een scholier, maar de grotere
vermogens krijgt van een leraar. Of zoals het meisje ophoudt een inwoonster te
zijn en een bezoekster wordt.
Ik begrijp u niet, antwoordde ik.
– Laat me u een schets geven van een parabel waarover u kunt nadenken tot iemand u duidelijkere informatie kan verschaffen.
Kinderen worden in slaap gewiegd op aarde door het zingen van kinderliedjes, waar de legendarische helden historische personages worden in de geesten van de kleine luisteraars, tot de realiteit van het leven de illusies verdrijft.
Grotere mensenkinderen voelen zich net zo als ze in dit leven binnenkomen: net alsof ze in een geestelijke slaap zijn gesust door de verzinsels van de verzorgers van hun zielen.
Het is het ontwaken tot de waarheid van dit feit hetgeen dit tot een land van verrassingen maakt, zoals u ook zult ervaren als u verder gaat. Maar nu moet ik u verlaten en onze kleine broeder meenemen naar de kinderopvang, waar u hem binnenkort opnieuw zult ontmoeten.
Met een vriendelijk afscheid vertrok hij, en ik werd alleen gelaten om alles wat hij had gezegd te overdenken. Deze parabel was rijk aan openbaringen die ik pas later zou kunnen begrijpen, maar n ding was duidelijk: ik had de onherroepelijke stap genomen en had het grote geheim opgelost. Maar wat had ik geleerd? Ik wist alleen maar dat ik onbewust was gestorven. Wat zou het gevolg zijn? Wat het ook mocht zijn, ik kon nu niet meer terug; ik moest mijn lot ondergaan. En ding was zeker: Ik hoefde niet bang te zijn. Dat was ik ook niet. Ik was niet eens bezorgd: ik was tevreden. Dus wachtte ik en dacht na.
Mijn overwegingen gingen ongeveer als volgt:
Een land van verrassingen, nietwaar? Ja! En waarom zei hij niet meteen ook een land van openbaring? Hoe lang ben ik hier nu? Een uur – een dag – een maand? Ik weet het niet. Met mijn gevoel voor tijd lijkt het alsof ik die jongen nog maar net had geprobeerd te redden. Maar gemeten naar de openbaring, voel ik me alsof ik hier al jaren ben.
Wat vreemd dat ik geen weet heb van hoe ik overging! Ik viel niet, had geen pijn, had geen aanwijzing van bijkomen van een flauwte – hoe kon dat? Hoeveel mensen overschaduwen hun leven met de angst die voortkomt uit doodsangst; hoeveel leraren scheppen behagen in het stilstaan bij de verschrikkingen van dat uur als de ziel in het aangezicht van de dood staat? Hoe onmetelijk anders is mijn ervaring geweest!
Ik vraag me af, bij alle verrassingen die dit leven bevat, of ik de mogelijkheid zal vinden
O God! Ik weet nog niet waar U bent, noch wie U bent; maar de openbaring die mij is gegeven is vol van liefde en stralend van belofte, en daarom voel ik dat deze van U komt en mijn ziel vervult met hoop. Ik weet nog niet of ik gered of verloren ben, maar hoor mij in Uw genade en in Uw mededogen voor de mensenkinderen. Staat U mij toe als het op een manier mogelijk is die ik niet ken – een manier waarover Uw liefde in staat is te beschikken – dat mijn stem nog n keer de sterfelijke staat mag bereiken en mag helpen het gewicht van dwaling die rust op de schouders van mijn medemensen op te heffen.
U kent, O mijn God, de blindheid en onwetendheid van hen die nu beweren Uw kinderen te leiden. Velen hebben Uw grote liefde niet geproefd, velen hebben Uw Genade niet gevoeld. Velen tasten in het duister, verblind door de tradities van mensen. Velen zijn afgedwaald van de kudde.
De liederen van Sion[8] zijn vergeten in de hebzucht naar roem, rijkdom en macht. Vermoeide pelgrims marcheren op weg naar huis met zuchten, steunen en tranen, de tijd weg stampend op het ritme van hun mars.
Als hier enige vreugde voor mij is weggelegd, O God, mijn Vader, dan ben ik nu bereid deze af te staan. Als de straf die ik moet betalen zielenstraf in de hel inhoudt, dan ben ik bereid die te verdragen als U mij in Uw goedertierenheid wilt terugsturen met de kracht om de waarheid van Uw onveranderlijke liefde te vertellen en de lading van twijfel op te heffen van hen die, nu zoekend, U niet kennen.
Is het verkeerd van me om te zeggen dat ik niet weet waar of wie God is? Misschien wel! Maar het is oprecht, en ik kan niet anders dan denken dat eerlijkheid goed is. Alles om me heen is z tegengesteld aan wat ik verwachtte, dat ik bang ben om te vertrouwen op wat ik ooit kende. De kwelling van verlangen om mijn medemensen de waarheid te laten kennen voor zover als ik die nu kan waarnemen, dwingt me om dit gebed te verwoorden.
Al kon een sterke hand maar slechts voor een tel de sluier opzij trekken, en de volkeren op aarde de toekomst tonen zoals deze werkelijk is: wat een openbaring zou dat zijn!
Hoe zou dit hun begeerte naar liederen veranderen, alle twijfel aan Gods eeuwige liefde wegnemen en een boodschap verkondigen waar alle harten naar verlangen.
Het zou voor de aarde zijn wat het voor mij is: ik was regelmatig gewaarschuwd dat het leven dat ik leidde alleen maar verdoemenis zou opleveren voor het gerechtshof van God, en toch waren de eerste woorden die tot mij gericht werden, woorden van hoop en bemoediging: ik hoefde niet te vrezen.
Hoe anders is de verkondiging die op aarde
gedaan wordt, waar de liefde van God beperkt wordt zodat deze past bij de voorwaarden
van elke sekte, terwijl met oneindig veel wraak en vergelding wordt gedreigd om
de zondaar tot redding te drijven. Wat zullen zulke leraren denken zodra zij de
waarheid beseffen zoals ik die hier heb gevonden?
Hier! Maar waar is hier? Dat is een vraag die nog niet bevredigend beantwoord is. Is het de hemel? Nee; zeker niet! Of, als het wel zo is, hoe is deze dan weer merkwaardigerwijs anders dan de heerschaar die de harp speelt, zingt, en met kronen bedekt is zoals de Kerk verwacht te vinden. Het is niet de hemel! Nee! Alles om mij heen kan gewoon onmogelijk op zon manier genterpreteerd worden. Wat kan dan de toestand van deze plek zijn? Bestaat er toch nog een tussenstadium? Misschien wel!
Over de heuveltoppen kan een troon van oordeel staan, waartoe ik straks opgeroepen zal worden. Daar had ik nog niet aan gedacht, maar de suggestie komt zonder een spoor van twijfel. De woorden die ik heb gehoord vervullen me met een hoop waarvan ik zeker ben dat die vervuld zal worden. Wat het geval ook moge zijn, ik ben er tevreden mee dit volgens de gebruikelijke loop der gebeurtenissen te weten te komen, en intussen zal ik rusten.
Het is een populair idee dat we bij onze intrede in de geesteswereld begroet zullen worden door vrienden en familieleden die ons zijn voorgegaan. In veel gevallen is dit ook zo, maar vreemd genoeg zelfs nadat ik erachter was gekomen wat de aard van verandering was die ik had ondergaan, was een dergelijke ontmoeting nog niet in me opgekomen, tot ik iemand mijn naam voelde (eerder dan hoorde) roepen. Ik draaide me om en zag een jonge vrouw, gekleed in de aller sierlijkste kledij, van de heuvel af naar me toe komen.
Ik was er niet zeker van, maar haar gezicht leek enigszins op een gezicht dat ik lang geleden had gekend, behalve dan dat de oude rimpels van zorg en gebrek waren getransformeerd naar schone lijnen en welvingen. Ik was haar nadien allang vergeten, maar zij herinnerde zich mij, en met ogen die schitterden van verwelkoming, en handen uitgestrekt om de mijne te omvatten, was zij de eerste van allen die ik kende, die me begroette.
– Duizendmaal welkom riep ze, terwijl zij mijn handen omvatte. Ik
heb nog maar net het nieuws van je komst vernomen. Ben ik de eerste die je
ontmoet?
Ja, Helen, de eerste van allen die ik ken.
– Daar ben ik blij om; ik heb altijd gehoopt dat het zo zou zijn. Ik heb ervoor gewaakt, er om gebeden en erop gewacht. Het is alles wat ik
kan doen om je te bedanken.
Bedanken waarvoor? vroeg ik verbijsterd.
– Dat hoef ik je niet te vertellen, antwoordde ze. Onze Vader weet
het en Hij zal je belonen.
Op dat moment besefte ik dat de hemel eerder een toestand van de ziel is dan een plaats, en dat ware vriendschap een belangrijke factor is die deze toestand vervolmaakt. Nog maar een korte tijd voordat Helen kwam, had ik mezelf bijna naar genoegen verzekerd dat ik nog niet in de hemel was, maar haar verschijning had deze beslissing teniet gedaan. Het had me zn overweldigend gevoel van vreugde gegeven. Ik was zo tevreden, dat ik me niet kon voorstellen dat er meer geluk zou kunnen volgen. En dit vloeide alleen nog maar voort uit de aanwezigheid van iemand die ik op aarde amper had gekend!
Haar verhaal, voor zover ik wist, was geen lang verhaal. Haar moeder was van pure honger overleden in haar streven om drie kinderen en een zieke echtgenoot te onderhouden door haar werk als schoonmaakster, aangevuld met Helens schamele loon in een lucifersfabriek. Het meisje was 15 jaar oud toen de hele last van dat huishouden op haar schouders viel in de nog zwaardere vorm van flink verminderde middelen van bestaan. Dapper worstelde ze door, ver boven haar krachten zwoegend, om de wolf van de honger weg te houden en haar gezin van de dreigende vernietiging te redden. Maar het loon voor het maken van lucifers kon eerder geteld worden in koper dan in goud, en het kleine beetje extra dat ze kon verdienen op een andere manier was slechts een druppel in de oceaan van wat zij nodig hadden, dus ging zij ten onder in de hitte van de strijd, verpletterd en ontroostbaar.
Ik vernam haar verhaal vlak voor ze stierf en bezocht haar in het ziekenhuis waar ze lag. Ik zat gedurende enkele dagen ongeveer een half uur bij haar, om te proberen haar te troosten met de verzekering dat er voor de kinderen gezorgd zou worden als zij weggenomen zou worden, want ik merkte dat de onzekerheid over hun toekomst de scherpste doorn in haar sterfkussen was. Ze was doof voor de smeekbeden van de missionaris om haar ziel op de dood voor te bereiden. Ze was niet bang voor de dood. Ze gaf niet om zichzelf. Ze wilde zeker weten dat de kinderen veilig zouden zijn, en toen ik haar dat plechtig beloofde, werd ze kalm en sloot haar ogen in vrede.
Haar persoonlijke connectie met die kinderen
was ik allang vergeten, want onze kennismaking duurde slechts kort, maar in de
eerste momenten van die hereniging voelde ik dat ik een troost had ontdekt
waarnaar ik lang had gezocht: de zusterlijke liefde.
– Ben je verbaasd dat ik de eerste zou zijn om je te ontmoeten?
vroeg ze.
Dat kan ik eigenlijk niet zeggen. De verrassingen
stapelen zich zo snel op, dat ik begin te denken dat ze hier een natuurlijk verschijnsel
zijn.
– Als je niet verbaasd bent, ben je dan blij om me weer te
ontmoeten?
Ja, Helen! Meer dan blij, antwoordde ik,
zowel voor jou als voor mijzelf. Je bent hier gelukkiger dan je verwachtte,
nietwaar?
– Ja! Veel gelukkiger, en het leek wel dat dit geluk nog groter werd
doordat je mij verzekerd had dat het zo zou zijn. Ik vreesde even dat je geen
gelijk had, maar toen ik merkte dat je wl gelijk had, was ik voor jou nog veel
blijer.
Het leek mij altijd, antwoordde ik, dat wt
iemand ook heeft gedaan in het belang van de liefde, dit niet verkeerd kan
zijn. Ik pretendeerde nooit veel te weten over God, en ondanks dat ik me er nu bewust
van ben dat ik nog minder weet dan ik dacht, heb ik dt idee nog steeds niet
gewijzigd.
– Wel, God is liefde natuurlijk, Fred; dat
is alles wat we van Hem weten. Dat wat uit liefde geboren is, is ook geboren uit
God.[9]
Kom met me mee naar huis en laat me je vertellen wat ik over Hem heb geleerd
sinds ik hier ben gekomen.
Nog niet, antwoordde ik. Je moet niet
vergeten dat ik net ben aangekomen en dat ik niet weet waar ik nu heen moet.
– Je zult daar alles over leren als je verder gaat, zei ze, terwijl
ze zich omdraaide om te gaan. Kom nu met mij mee.
Maar moet ik dan niemand ontmoeten? Is
er geen –
Ze zag de verwarring en onzekerheid die zo
duidelijk op mijn gezicht te zien waren, waarop ze glimlachte en vroeg:
– Zoek je de troon van het hemelse oordeel?
Ja, want ik weet momenteel niets over mijn positie, noch waar ik heen moet gaan.
– Fred, zet die aardse ideen zo snel mogelijk uit je hoofd. Je bent al voorbij de rechtszaal, en je draagt de uitspraak in de kleding die je draagt.
Er voorbij? Waar? Daar weet ik niets van!
– Misschien niet; maar het ligt ergens in die nevelen waaruit je
zovelen de vlakte op ziet komen, en terwijl ze sprak wees ze in de richting
waarnaar mijn aandacht al eerder was getrokken.
Is dat de weg die ik gekomen ben? vroeg ik.
– Ja, dat is de enige toegang tot dit leven!
Ik wist er niets van – was me nergens
van bewust tot ik mezelf hier aantrof, liggend waar we nu staan.
– Dat kan heel goed, want de jouwe was zon snelle overgang die je
z snel in deze staat brengt, dat je je niet bewust bent van de gebeurtenis. Ik
denk vaak dat het een grote zegen is om op een dergelijke manier te komen.
Waarom? Maar vermoei ik je met mijn vragen?
– Nee. Het zal me een genoegen zijn om je zoveel mogelijk te
vertellen, maar aangezien ik hier nog niet zo erg lang ben, zul je veel vragen
willen stellen die ik niet kan beantwoorden. Die zal ik moeten doorgeven aan
mensen die meer weten dan ik.
Ik voel dat jij precies de leraar bent die ik
nodig heb op dit moment, aangezien alles zo anders is dan ik verwachtte. Ik ben
net een kind dat alles nog moet leren.
– Ik zal je met genoegen vertellen wat ik kan, maar je moet niet
over vermoeien praten, want niemand die onze kleuren draagt kan vermoeid
raken.
die onze kleuren draagt herhaalde ik, niet
wetende wat ze bedoelde.
– Ja. Je zult straks begrijpen dat de kleuren van het kostuum een
indicatie zijn van de toestand van de drager, maar je kunt dit niet
begrijpen zolang je het niet zelf gezien hebt.
Maar vertel me, waarom denk je dat het ideaal
is om in dit leven te komen op de manier zoals ik gekomen ben?
– Als je het binnenkomen van de ziel in dit leven ziet als geboorte in plaats van dood, en de ziekte die eraan vooraf gaat meer als een soort verlengde bevalling, met daarop volgend een overeenkomstige uitputting, dan zul je me beter begrijpen.
Kijk, vervolgde zij, naar de nevelen wijzend, hoe velen moeten naar dit leven ondersteund of soms zelfs gedragen worden. Sommigen rusten om kracht te vinden om verder te komen, dus vertel me, denk je niet dat het de voorkeur heeft te komen zoals jij bent gekomen?
Als je het in dat licht ziet, ja, natuurlijk.
Maar weet je, ons is geleerd om ernaar te kijken vanuit de andere kant.
– Dat is een grote fout die hier moet worden rechtgezet. Mensen zien het aardse leven als de belangrijkste in plaats van de minder belangrijke vorm van bestaan. Als geestelijk wezen zou hen moeten worden geleerd om overal naar te kijken vanuit een spiritueel standpunt, zoals een schooljongen wordt aangemoedigd om zijn studie te zien in het licht van waar hij toe in staat zal zijn als hij de studie eenmaal heeft voltooid.
Het leven op aarde is niet alles, noch is de ontwikkeling op aarde definitief beslissend, maar eerder de basisfase. Het huidige leven is de volgende stap, waarbij de fouten van het vorige stadium hier ontworteld moeten worden voordat we de posities in kunnen nemen waar we in passen als we aankomen. Dit zal straks echter diepgaander voor je worden gellustreerd.
Ik ben nieuwsgierig iets te horen over
die rechtszaal. Hoe kan er een rechtvaardige uitspraak over een mens worden gedaan,
als hij zelf nog onbewust is?
– Het idee van de rechtszaal is een andere misvatting, te wijten aan
de letterlijke interpretatie van wat slechts bedoeld was als een gelijkenis, een metafoor.
Bedoel je dat ik er simpelweg niets van weet,
omdat zon rechtszaal niet bestaat? vroeg ik.
– Het is fictie dat er een gewone rechtspraak wordt uitgevoerd door een persoonlijke rechter. Het vonnis van het Godsoordeel is rechtvaardiger en feillozer dan dat zou kunnen zijn, en vraagt geen ander bewijs dan datgene wat de gedaagde aanbiedt. De tekst die in het ziekenhuis boven mijn bed hing, is de wet waarop dat oordeel wordt gegeven, en waarop geen hoger beroep wordt gevraagd of gegeven. Vergis u niet: God laat niet met Zich spotten, want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten.[10] Gerechtigheid kan niet falen, aangezien geen mens wordt opgeroepen aan zijn medemens bewijzen te leveren. Zodra de ziel in aanraking komt met die nevelen, wordt deze gescheiden van het vlees en ontdaan van alle valse en geveinsde hoedanigheden die kunnen zijn aangenomen, ongeacht de omstandigheden of met welk doel. De functie van de nevelen is alles behalve het spirituele op te lossen.
Daar zijn alle zegels van het leven verbroken, en alles wat is verborgen wordt geopenbaard. De boeken worden wijd geopend, of het nu is om vrij te spreken of om te veroordelen.
Stel dat een bouwer zegt, terwijl hij de laatste hand legt aan een hut: Dat zou een kathedraal moeten zijn, en ik geloof dat het dat is. Of dat een boer tegen zijn knechten zegt: Dat knollenveld zou eigenlijk tarwe moeten zijn, en ik geloof dat het dat is; ga heen en oogst de tarwe. Is het redelijk te verwachten dat alles verandert, alleen omdat zij beweren dat het zo is?
Hetzelfde geldt voor een mens als hij de koude bries van ontbinding op zich voelt: Is het redelijk te denken dat door het accepteren van ongeacht welke gezindte of geloofsovertuiging dan ook, hij op dat moment van vrees alle kwaad van een leven lang kan uitwissen en een overvloedige intrede in de eeuwige vrede mag verwachten?
Nee, Fred! Als het vergankelijke wegvalt, wordt er vanuit de geest een natuurlijke kledij ontwikkeld die overeenkomt met diens leven en karakter, waarbij de kleur wordt bepaald door de handelingen en motieven van het verleden – niet door het geloof dat hij heeft gehad of de belijdenissen die hij heeft beleden. Die kleur is het rechtvaardige vonnis dat de ziel over zichzelf heeft uitgesproken dankzij de onveranderlijke wet van God.
Dus je stelt geloof ondergeschikt aan daden?
– Daden zijn voor het geloof precies wat de ziel is voor het lichaam: leven. Geloof zonder daden is dood, daarom kan geloof alleen worden getoond door daden. De lering van Jezus is zover als gij het deed, niet het geloofde, en niets dan liefde en nobele daden zijn in staat om dit leven binnen te treden met de ziel. Alle vormen van geloof zijn verloren in die nevelen daar.
Wie kunnen dan gered worden?
– We hopen dat elk afzonderlijk mensenkind
uiteindelijk gered zal worden, en ik denk dat als er n uitgezonderd zal
worden, het volledig zijn eigen schuld is.
Waarom?
– Omdat dat oordeel niet onherroepelijk is, maar slechts bepaalt
welke positie de ziel moet innemen bij binnenkomst van dit leven. De ziel heeft
nog steeds de kracht om zichzelf te verheffen, net zoals er hulp is van anderen
die altijd werken om hen te verheffen die in de condities beneden hen zijn.
Zodoende is de uitspraak niet voor eeuwig en wraakzuchtig, maar voorlopig en genezend.
Allemachtig, Helen, wil je zeggen dat er geen
hel is?
– Beslist niet. We hebben kwellende hellen die veel erger zijn dan je verbeelding zich kan voorstellen, maar dat zijn slechts zuiverende toestanden en die bestaan alleen door de volledigheid de liefde van onze Vader, zoals je straks zult begrijpen.
Ik prijs me gelukkig dat ik zon leraar heb
gevonden die mijn onwetendheid corrigeert, zei ik. Voor ik je zag voelde ik
me als een kind op school wiens onderwijs betreurenswaardig verwaarloosd was. Maar
nu lijkt het erop dat alles wat ik weet verkeerd is en radicaal met wortel en
tak uitgeroeid moet worden.
– Als je straks verder gaat, zul je ontdekken dat er volledig wordt voorzien in
alle correcties, antwoordde ze. Kennis wordt gemakkelijk verworven door
degenen die wensen te leren. Het is een actief leven waar je in terechtkomt. Elke
persoon die kan werken heeft een bepaalde missie toegewezen gekregen, zodat we
allen werkers samen met God zijn. Mijn plaats voor het moment is hier, om hen
te ontmoeten die net zijn aangekomen, dus ik ben speciaal opgeleid in die zaken
die als eerste onderzocht worden.
Als het oordeel uitsluitend op werken
gebaseerd is, wie zijn zij die de overvloedige verwelkoming ontvangen die zo
vrijelijk beloofd is aan de gelovigen? vroeg ik.
– In dat oordeel, antwoordde ze, wordt elke handeling, elk motief
en elke dienst in het leven van een mens op zichzelf beschouwd en beoordeeld
naar zijn ware aard. De balans slaat dienovereenkomstig door. Handelingen van
liefdadigheid die hun oorsprong hebben in eigenbelang worden gemeten naar het
bereiken van het gewenste doel en hebben geen effect op de
einduitslag van het leven.
Gulle menslievendheid die wordt uitgeoefend omwille van politieke of egostische doel-einden is al beloond met de officile goedkeuring die deze reeds opwekte.
Het bouwen en schenken van een ziekenhuis of kerk met behulp van rijkdom die is verzameld met handel in drank en dergelijke vindt tegenwicht in de verbrijzelde levens en vernietigde verblijven van de vele slachtoffers ervan.
De mensen die handelen uit zelfopofferende liefde, om pijn, armoede en gebrek te verzachten, niet gedaan om door mensen gezien te worden maar vanuit sympathie met de zwakke en onfortuinlijke broeder; hun motivatie om te geven wat zijzelf nodig zouden kunnen hebben om het lijden van een ander te verminderen; hun geduldig verdragen van onrecht totdat de Vader besluit wraak te nemen; zij die de zwakke tegen de sterke verdedigen ten koste van smaad en schande; de mensen die weigeren om te veroordelen wanneer de uiterlijke schijn er slecht uitziet, omdat niet alle omstandigheden bekend zijn; zij die, gewond geraakt, opstaan om de slag van gerechtig-heid tegen te houden omdat zij zelf ook vergeven zouden willen worden. Zj zijn degenen die in dat oordeel hun hoofd opheffen en horen: goed gedaan. Dit maakt alle mensen gelijk in hun voordelen en voegt evenredige verantwoordelijkheid toe waar rijkdom of macht zijn toevertrouwd.
Zou jij mensen adviseren om rijkdom te verwerpen? vroeg ik.
– Zeker niet. Maar we
zouden hen leren dat elke gave in bruikleen gegeven wordt en dat zij ter
verantwoording zullen worden geroepen in de nevelen. Onze Vader heeft op de
aarde voldoende gegeven om in de noden te kunnen voorzien, en geeft wat comfort
aan elk van zijn kinderen. Maar de sterken hebben het deel van de zwakkeren
weggenomen, waardoor de extremen van luxe en hongersnood veelvuldig voorkomen.
Is dit goed? Nee! En tijdens het oordeel zal het pleidooi dat de
welvaart eerlijk zou zijn verkregen, niet helpen, aangezien God bedoelt dat
deze welvaart ook liefdevol moet worden uitgedeeld. Neem bijvoorbeeld een man
die, na het verdelen van zijn rijkdom onder zijn kinderen, de oudere zoon een
deel van de jongere zoon weg zag nemen: denk je dat die vader toegeeflijk het
onrecht zal toestaan? Zal God minder rechtvaardig zijn dan we van een mens zouden
verlangen? Natuurlijk niet! De band van broederschap is in de ogen van God krachtiger
dan de wetgeving, en het oordeel van Zijn gerechtshof wordt geveld in
overeenstemming met de verantwoordelijkheid voor de familie, niet conform het handelsrecht.
Stel je voor dat iemand graag een goede daad
zou willen doen, maar dat de druk van de omstandigheden hem dat verhindert. Hoe
zou dat worden gezien?
– Dat zal je straks op bekwamere wijze door anderen worden
uitgelegd, maar ondertussen kan ik je dit ten dele beantwoorden door te
vertellen over n van de eerste recepties die ik bijwoonde na mijn aankomst.
Houden jullie recepties in de hemel?
– Ja, hoewel ze wel een beetje afwijken van die van jullie. Als
vrienden over de grens gaan om een reiziger thuis te brengen, noemen we dat een
receptie. De receptie waar ik naar verwijs is n van de overvloedige intredes
waar je het nu over hebt, en waar Omra kwam om de broeder te verwelkomen.
Wie is Omra?
– De gouverneur van deze staat, en de hoogste geest – op Jezus na – die ik heb gezien.
Heb je Hem gezien, Helen?
– Ja, n keer, maar Hij stond wat verder van me af, dus sprak ik
niet met Hem. Maar nu even over deze receptie. De man die we gingen ontmoeten
was een bewoner van een armenhuis, maar er waren duizenden geesten aanwezig om
hem te ontvangen.
Van een armenhuis?
– Ja! Ik zal dat tafereel nooit vergeten. Toen Omra bij zijn bed
kwam, vingen zijn sluitende ogen een glimp van Hem op, en de komende heilige
riep naar zijn vriend, die naast hem sliep op een stoel: John! John! Ik ga nu,
er is iemand voor me gekomen! John! Zie je niet hoe licht de kamer is? Kijk, de
engelen! En – en – Nee! Niet Jezus!
Niet voor mij! Toen viel het arme breekbare lichaam, dat half overeind gekomen
was in zijn opwinding, terug. De bewaker vond het lichaam koud toen hij wakker
werd, want de geest had zijn sluier van vlees afgedaan.
Toen de ziel overging, sloeg Omra zijn arm om hem heen en heette hem welkom. Toen, met een verwilderde, bijna beangstigde blik, staarde de man naar de menigte die om hem heen dromde, en, zich naar Omra wendend, stamelde hij: Dit – is – niet - voor mij! Dat is – een vergissing! Jullie – zijn niet – voor mij gekomen?
Jawel, dat zijn we wel, mijn broeder, antwoordde Omra. We vergissen ons niet, ze staan nu allen achter je.
Maar – maar – het kan niet voor mij zijn. Ik – ik ben – geen goed mens geweest! Mijn Heer, dit moet een vergissing zijn! Wat heb ik gedaan?
Je hebt de hongerigen gevoed, de naakten gekleed, en de zieken verzorgd, antwoordde Omra.
Ah! Nu weet ik zeker dat je fout zit. Ik heb bijna mijn hele leven in het armenhuis gezeten. Ik heb nooit geld gehad om dit allemaal te doen. Ik wist dat t niet voor mij was.
Je hebt ooit je avondmaal gegeven aan een hongerige jongen. zei Omra. Je gaf een paar laarzen die je eigenlijk niet kon missen aan een dwalende zwerver. Je gaf je bril aan een arme oude vrouw die niet kon zien om te lezen, en je kon daardoor zelf slecht zien. Je zat naast een oude kameraad toen hij ziek was, en verpleegde hem tot hij weer beter werd. Je bent geduldig geweest in de armoede die je was opgelegd, en moedigde anderen aan om het beste te hopen en tevreden te zijn. – Heb je dat niet gedaan?
Ja, nou, ik zat wel effies naast ouwe Bill, maar hij zou hetzelfde voor mij gedaan hebben als ik dat had gewild. Ik weet niet veel over de rest.
Maar wij wel. Zulke daden worden nooit vergeten bij ons, en er zijn vele dingen die je wenste te kunnen doen als je maar de macht ertoe gehad had. Zon oprechte wil wordt altijd gezien door God alsof je het echt had uitgevoerd, en zodoende, zie je, hebben we ons niet vergist.
Intussen was hij al aardig ver van zijn lichaam verwijderd, en had hij zijn nieuwe kledij aangenomen, waarin hij juichend werd begeleid naar een van de vele verblijven die zijn voorbereid voor mensen als hij.
Wat een verrassing voor hem, merkte ik
op, terwijl ze haar verhaal besloot. Nou, die moet wel net zo groot zijn
geweest als de mijne. Maar waar zijn deze huizen waar je van spreekt? Ik heb
nog niets gezien in de vorm van een gebouw.
– Die zijn aan de andere kant van de heuveltop. Ben je nog niet op de top geweest?
Nee.
– Kom op dan, laat ons gaan. Dat zal je in staat stellen je rug naar de mist te keren, en ik zal je het land van een andere kant laten zien.
Ik ben geen enthousiast persoon, noch was ik
dat in het andere leven. Niemand, hoeveel voorstellingsvermogen hij ook heeft,
zou zon woord gebruiken bij de omschrijving van mijn karakter. Koud, saai,
nuchter, prozasch, flegmatiek, soms stom, zouden door velen meer toepasselijke
benamingen worden gevonden, maar enthousiast – nooit! Zon geest is vol
met levendig voorstellingsvermogen en waardering, maar ik had geen levendig
voorstellingsvermogen, en mij was voortdurend verzekerd dat ik niets waardeerde;
hoe kon ik dan enthousiast zijn? Dit was ongetwijfeld waar over mijn oude
leven, maar geeft me dat het recht om hetzelfde te zeggen over het huidige? Is
de verandering in karakter en temperament zo gering? Zijn we dermate ons oude
zelf, slechts vertaald in nieuwe velden en omgevingen, dat alles wat waar was
in het verleden net zo waar is in het heden? Dit waren vragen die instinctief
in mij opkwamen, maar ik had noch de bevoegdheid noch de kennis om deze te
beantwoorden. Ik was me volledig bewust van het feit dat er veranderingen
hadden plaatsgevonden, hoewel ik voor het moment niet met zekerheid kon zeggen
of ze wel of niet permanent waren. Later zou best duidelijk kunnen worden dat
de veranderingen werden opgeroepen door het moment en door de vreemde omstandigheden
die zich aan me opdrongen. Bijvoorbeeld: ik was verre van onderzoekend in het
verleden, maar sinds ik mij hier bevind heb ik niets anders gedaan dan mezelf
en de enige twee vrienden waarmee ik de gelegenheid heb gehad te spreken, te vragen:
Hoe? Wanneer? Waarvandaan? Waarom?
Deze overpeinzende onderstroom snelde door
mijn hoofd, terwijl mijn actievere zintuigen genoten van het prachtige uitzicht
vanaf de top van deze heuvel. Ik was behoorlijk gelukkig in mijn
oorspronkelijke positie, en ik had nog steeds een grote hoeveelheid vragen die
ik wilde stellen. Ik verlangde er dus absoluut niet naar om verder te gaan, ook
al was mij verteld over die grotere pracht van het land dat ik zo makkelijk kon
bereiken. Toen Helen het voorstel deed, zou ik – als het aan mij had
gelegen – ons vertrek hebben afgewezen of, nog waarschijnlijker, de
andere kant zijn op gegaan, richting de nevelen. Ze leek mijn verlangen
volledig te begrijpen en zei:
– Het is heel natuurlijk dat je terug zou willen, maar dat zou op
dit moment niet goed voor je zijn.
Waarom? vroeg ik.
– Omdat de invloeden op dit moment wat ongemakkelijk voor je zijn,
antwoordde ze, zou je het moeilijk vinden om terug te keren; als de
aantrekkingskracht is verbroken, zal er geen bezwaar meer zijn dat je de
nieuwkomers ziet.
Welke aantrekkingskracht? vroeg ik.
– De aantrekkingskracht van je lichaam. Als de scheiding zo plotseling plaatsvindt als in jouw geval, is die magnetische band gedurende korte tijd nog niet volledig verbroken, en de ziel voelt dan een bijna onweerstaanbaar verlangen om terug te gaan naar het lichaam. Hetzelfde ervaren vrienden die nog in het lichaam zijn:
Vaak zeggen ze: Tot ziens!
En toch blijven ze bij de deur treuzelen
En als ze zich dan losscheuren
Roept Liefde: Kom nog eventjes terug!
Het was om deze invloed te verbreken en je vrij te maken dat ik je vroeg om eerst met mij mee naar huis te komen. De invloed was toen nog te sterk voor je, maar nu kun je het wel opbrengen, dus kunnen we gaan.
Voelen allen die hier liggen diezelfde aantrekkingskracht?
vroeg ik.
– Ja, maar ze worden aangespoord zo snel mogelijk te vertrekken.
Ik zie dat sommigen helemaal niet opgehouden
worden.
– Nee. Die mensen zijn hun lichaam moe geworden en helemaal klaar
het te verlaten, dus hebben ze niets dat hen hindert meteen naar huis te gaan.
Hoe lang duurt deze aantrekkingskracht
doorgaans?
– Dat varieert behoorlijk, aangezien er vaak omstandigheden optreden
waar de ziel geen controle over heeft, hetgeen de verlangde vrijheid
tegenhoudt. Velen worden bijvoorbeeld vastgehouden vanwege het verdriet van
vrienden, nog lang nadat de invloed van het lichaam overwonnen is.
Hoe kan dat?
– Ik heb je verteld dat liefde de grootste kracht is die we kennen. Hiervan
is de ziel zich bewust zodra hij het lichaam verlaat. De ontsteltenis van
vrienden oefent daarom een meevoelende aantrekkingskracht uit die te sterk is
om te weerstaan: deze vormt een anker dat de geest aan de aarde verbindt. Soms
hebben we erg veel moeite om de schadelijke invloed van verdriet tegen te gaan.
Als de nabestaanden ook maar n keer getuige konden zijn van het effect dat
dit verdriet veroorzaakt zou liefde hen zeker ingeven om zich in te houden.
Maar wordt de geest niet gedwongen om over te
gaan?
– Nee! We gebruiken in dit leven geen dwang, onder welke
omstandigheden dan ook. Iedereen behoudt het gebruik van zijn vrije wil. De
uitoefening van die vrije wil veroorzaakt zijn eigen beloning of straf.
Goed dan! Het oude leven heeft niet veel aantrekkingskracht voor me, en ik heb geen verlangen het te vernieuwen onder dezelfde condities, dus zullen we maar doen wat jij wenst: verder gaan.
We bereikten de top van de helling, en ik was verrukt over het tafereel dat zich voor mij uitstrekte. Aan de voet van de lichte glooiing, bekleed met gras van het rijkste en zachtste groen dat ik ooit had waargenomen, strekte zich een landschap uit in elke richting, getooid met meer kleurentinten dan ik kon bevatten. Ik had genoten van de luchten boven Itali, mooi en kalm, maar die wolkenloze grootsheid van hun door sterren verlichte glorie was als de koude vredigheid van de slaap die naar dood overging, vergeleken met de oneindige en gewelfde koepel van eeuwige energie waaronder ik stond, onwillekeurig buigend voor de levensdoop waarin ik gebaad werd.
Ik had de grootsheid van sommige orintaalse landschappen gezien, met de straling van een legioen kleuren en in rijke mozaeken rond gestrooid, maar het was heiligschennis om die kleurschakeringen en nuances en tinten te vergelijken met degene die ik nu aanschouwde.
Zichtbare vitaliteit klopte en trilde in steen, boom en bloem. Elk droeg zijn ritmische aandeel bij aan de harmonieuze openbaring, die van alle kanten luidde dat de dood is overwonnen. En over de drempel van de toekomst – reikend naar de horizon van elke pool – liep het onderschrift: Leven, leven, eeuwig leven.
Maar waarom zou ik het onmogelijke proberen?
Woorden waren nog nooit in staat geweest om een adequaat idee van vele
taferelen op aarde te schetsen; hoe konden ze dan gebruikt worden om te
vertellen over de grotere glorie, waarvoor de taal van de ziel nog niet de
macht heeft om te beschrijven, maar die de in vervoering gebrachte waarnemer
laat begrijpen met stil inzicht.
Oh, mensen, de mijlpalen van wiens pelgrimsreis afwisselend beschreven worden door strijd, nederlaag en mislukking; gij verworpen reizigers, verbannen van alles wat eens geliefd was; gij hongerigen naar een blik van medeleven, dorstend naar een vriendelijk woord, tastend naar een straal van hoop; gij verbrijzelden en kreupelen, verminkt en gemarteld op de pijnbank van sociaal fatsoen; gij die zijt verbannen en uitgewezen door een zielloze kerk, omdat uw vermoeide voeten gestruikeld zijn op de weg; gij martelaren van de hebzucht naar rijkdom en roem en macht; gij, vermoeid van de strijd van het leven, sterker nog, allen die in slaap zullen wegzinken en in het wilde delirium van uw dromen de vrije teugel geven aan al uw fantasien: Laat uw verbeelding alles wat u wenst of zou durven te verlangen u voortoveren. Stel u alles voor wat u denkt over de hemel, geniet van de vooruitzichten van wat u daar zou vinden, vermenigvuldig dit dan nog duizend maal en probeer dat begrip te omvatten, als u kunt. Maar zelfs als u de hoogte van dit verlangen zult bereiken, zult u nog niet meer opvangen dan een bleke weerspiegeling van de voorziening die gemaakt is ten behoeve van de rechtvaardigen als hun met bloed bevlekte voeten het doel van de hemel hebben bereikt.
Vanaf de voet van de heuvel waarop ik stond, liepen honderden paden uiteen naar elk deel van het landschap. Niet de monotone prozasche wegen die zo gebruikelijk zijn op aarde: elke weg had niet zozeer een naam, maar een onderscheidende kleur die overeenkwam met de stad of het district waar hij heen voerde.
Ze waren zodanig gearrangeerd dat de donkere tinten zichzelf aan elke kant naar de voorgrond draaiden, elk met een grotere of minder grote diepte, net naargelang de tint, tot ik ze uit het oog verloor waar ze onder mijn voeten wegzonken. De lichtere tinten leken overeenkomstig verhoogd, tot in het centrum van het panorama een rechte lijn van vlekkeloos wit leidde naar een boog van schitterende zuiverheid in de verte.
Helen liet me een tijdje alleen, zodat ik nog even ongestoord kon genieten, en toen ze terugkeerde was ze vergezeld van een aantal vrienden met wie ik meer en minder vertrouwd was.
We gingen zitten en spraken over de gebeurtenissen van onze levens in het verleden, en speculeerden over onze toekomstige vooruitzichten met een gevoel van vredig genoegen en plezier dat voorheen vreemd voor mij was.
Iedere persoon leek op een onverklaarbare manier aan mijn gevoel van blijdschap bij te dragen. Zelfs nu ik zoveel meer weet van dat voor mij destijds nieuwe leven, kijk ik terug op die renie als een van de lieflijkste herinneringen van geestelijke ervaring.
– Nu kun je de betekenis van de gekleurde kleding gaan begrijpen, zei Helen tijdens een pauze in ons gesprek.
Ja! Ik neem waar dat elk persoon de weg neemt die correspondeert met de kleur van het kleed dat hij draagt. Maar wie zijn zij in die bonte kleding – een combinatie van roze met staalblauw?
– Zij zijn de boodschappers of leraren; het was Eusimos, n van hen, die jou verzorgde toen je je ongeluk kreeg en je bracht naar de plek waar ik je aantrof. Kijk, daar is hij, om je op te halen en meer te leren dan waar ik toe in staat ben!
Hij was een Griek, en prachtig als een Apollo. Hoewel ik me niet bewust herinnerde hem te hebben gezien, sloot zijn welkomstglimlach en herkenning het idee uit dat we vreemden van elkaar zouden zijn.
Terwijl ik opstond, greep hij me in een broederlijke omhelzing en hield mij dicht tegen zich aan, zonder een woord dat deze gewijde stilte van zijn begroeting doorbrak.
– Ben je nu uitgerust? vroeg hij tenslotte.
Ja, antwoordde ik, maar zo verbijsterd.
– Dat is bepaald geen ongebruikelijke ervaring; de openbaringen die de ziel opwachten bij aankomst hier hebben het doel je te overweldigen tot je de eenvoudige verklaring is uitgelegd waarmee alles wordt opgelost.
Wie zal me deze grootse oplossingsvaardigheid leren? vroeg ik.
– Ik, als je verlangt het te weten.
Wanneer?
– Nu, als je wilt.
Wie zou niet zon groot geheim wensen te leren? Mijn ziel hongert naar zulke kennis. Wat is die machtige kracht?
– Liefde! antwoordde hij. Dit leven in al zijn fasen, zijn veelvuldige ontwikkelingen, zijn hoogten en diepten, is slechts een prachtige verklaring van dat ene woord. Liefde is de enige studie die we volgen, het voedsel dat we eten, het leven dat we leven. Je wordt nu uitgenodigd om deel te nemen aan de vreugden van deze onuitputtelijke kennis, en Myhanene vraagt mij je met die aspecten kennis te laten maken, voor zover ik daartoe in staat ben.
Wie is Myhanene? vroeg ik.
– Een van de boodschappers of leraren tussen dit en het volgende stadium van leven, die heerser is van verschillende steden en kringen in deze staat.
Maar is God niet de heerser?
– Hij is de Almachtige, Koning der koningen, Heer der Heren; maar onder Hem zijn vele ondergeschikten – Cherubijnen, Serafijnen, Aartsengelen, heersend over de verschillende rijken en afdelingen van dit leven, en Myhanene is een van de laagste autoriteiten.
Dat is een ander stukje verrassende informatie, zei ik.
– Dat dacht ik al antwoordde hij, hoewel het niet echt vreemd zou hoeven te zijn aangezien het duidelijk zo is geopenbaard aan de mensen. Maar de aarde is in het donker gehuld, en dichte duisternis bedekt de volkeren[11], die in hun onwetendheid zijn afgedwaald en verloren in de wildernis van twijfel, verwarring en dwaling.
En waar ligt de basis van deze dwaling, gezien vanuit dit leven?
– In de doctrine dat de ziel zijn eeuwige en definitieve keuze op aarde moet maken, in plaats van dat het de inleidende fase is van zijn oneindige ontwikkeling. De eigenlijke plicht van de aarde is de ziel voor te bereiden met de praktische principes van liefde, zodat hij bij zijn intrede geschikt is voor de hogere plichten van deze staat. Abstracte theologische speculaties zijn niet de studie die de mens hoort te ondernemen, vooral niet als zijn leraren zich baseren op vage theorien en geen absolute kennis hebben. Zelfs hier zijn we niet competent genoeg om te spreken over de vele zaken die onze broeders in den vleze naar hun eigen tevredenheid wl wagen vast te leggen. We moeten wachten tot we de ontwikkelingstoestand bereiken waarin de nodige vaardigheden worden ontwikkeld om de huidige mysteries te begrijpen. Onderwijzers geven geen geavanceerde les in wetenschap aan de leerlingen in de kleuterklassen en onze Vader kent de vereisten en capaciteiten van Zijn kinderen beter dan dat hij het curriculum van hun geestelijke opleiding op die manier zou hebben ontworpen.
Ik merk hoe je in al je toelichtingen een beroep doet op het gezonde verstand, zei ik, benieuwd om zijn mening hierover te horen.
– Jazeker, antwoordde hij. Alle wetten hebben hun oorsprong en centrum in God, en we kunnen ze daarom beredeneren voor zover we ze kunnen bevatten. De zogenaamde natuurlijke wetten zijn geestelijke wetten die zijn vertaald naar de vereiste uitdrukkingen in het fysieke bestaan. Als ze goed begrepen worden, zouden ze kunnen dienen als een aanwijzing voor geestelijke vooruitgang. De strijd om superioriteit van dogma en invloed heeft helaas geresulteerd in het prijzen van de letter van de wet, terwijl de geest van de openbaring is veronachtzaamd; vandaar dat dwaling en wanbegrip voorkomen.
Neem bijvoorbeeld het huidige orthodoxe idee van hemel. Stel je voor dat in de nevelen een harp in elke onervaren hand werd geworpen, terwijl elke onmuzikale stem zou beginnen met een oneindig geroep van Glorie, glorie, glorie; nou, dat zou dan hun ideaal van hemel kunnen zijn, maar wat zou de mening zijn van mensen als Hndel, Mozart, Beethoven en de duizenden anderen die de wetten van harmonie begrijpen? Een moment van serieuze overweging zou het onmogelijk maken dat zon idee als waarachtig overeind blijft.
Misschien wel. Maar ik ben niet in staat om te zien hoe het mogelijk zou zijn voor hen om een accuraat begrip van dit leven te vormen; het is zo anders dan wat ik verwachtte hoe het zou zijn, en ik was niet echt rechtzinnig in de leer.
– Waarom is het zo anders? Niet omdat het onwerkelijk is, maar doordat je je er een onnatuurlijke mening over gevormd hebt. De verandering van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid is slechts een fase in de ontwikkeling van de ziel, vergelijkbaar met dat wat de bloesem in de vrucht doet veranderen. De natuurlijke wet is in geen van beide gevallen verbroken en vernietigd. Hij is slechts verder gebracht naar een andere fase van het uiteindelijke doel dat bereikt gaat worden. Je zult nooit zien dat de bloesem van de sleedoorn een perzik voortbrengt, of dat de knop van een madelief uitgroeit naar een roos. Als je het lagere leven vertaalt naar het onze, is precies dezelfde wet in werking: dit leven is de aanvulling en het vervolg van het vorige. Maar mensen zijn verbijsterd bij die gelegenheid omdat hen ten onrechte is geleerd om te geloven dat, door een eenvoudige handeling van geloof, zelfs al is het pas in het stervensuur uitgevoerd, hij met zijn ziel de macht heeft om iets onmogelijks te bewerkstelligen. Dit zou net zo dwaas zijn om te suggereren als dat van de perzik en de sleedoornbloesem.
Ze geloven niet dat de mens die macht heeft, suggereerde ik, maar dat God in staat is om dit te bewerkstelligen door middel van Zijn almacht. Ik heb nooit gehoord van een sekte die verklaarde deze macht te bezitten; die is universeel toegeschreven aan God alleen.
– In theorie heb je gelijk, antwoordde hij, maar in de praktijk wordt van de mens verondersteld dat hij al die macht heeft, en dat God daar niets mee te maken heeft.
Misschien is het mijn onwetendheid, antwoordde ik, maar ik kan nog steeds niet zien hoe je gelijk hebt.
– Laat me een vaak voorkomend voorbeeld gebruiken. Van God wordt beweerd dat Hij bepaalde voorzieningen heeft getroffen voor de redding van de mens, afhankelijk van zijn berouw; het is aan de persoon zelf om uit te maken of hij dit berouw toont of niet, en dat werkt als scheidsrechter ter verdediging van zijn eigen lot.
En dat is niet juist? vroeg ik.
– In de zin dat hij niet kan worden vergeven als hij geen berouw heeft, wel. Maar de lering die ik verwerp is dat het tonen van berouw in de mens een onmogelijke verandering in de natuur van het individu zou kunnen bewerkstelligen, op het moment dat hij het toestaat. Luister naar mijn voorbeeld, en vertel me of ik geen gelijk heb.
Een mens die zijn leven belast heeft met woede, wreedheid en moord, staat oog in oog met de dood en vreest voor de stap die hij zal moeten nemen. In de gevangeniscel, terwijl het signaal voor executie wordt gegeven en de beul hem alle macht om te helpen of zijn lot af te wenden ontneemt, pleit de dominee bij hem om berouw te hebben, hem daarmee verzekerend dat alles nog goed kan komen: God is klaar om te vergeven, Jezus is bereid om te ontvangen, en engelen wachten om zijn met bloed besmeurde ziel naar huis te dragen. Hij heeft nog maar weinig tijd, en een eeuwig lot hangt af van de afweging van zijn eigen beslissing. Waar, vraag ik je, blijft er in zon leer nog enige macht over in de handen van God? En toch weet je dat wat ik zeg waar is. Zon man wordt verzekerd dat alleen hijzelf nog in de weg staat van een directe en absolute vergeving, ongeacht hoe zijn leven geweest is.
Maar zelfs berouw is een gave van God, antwoordde ik.
– Ik weet het en wens ook niet zon feit onder te waarderen, maar ik protesteer alleen tegen de macht die eraan wordt toegekend. Een man die de waarschuwingen van zijn vrienden genegeerd heeft en daardoor een beenbreuk heeft opgelopen, of zichzelf in moeilijkheden heeft gebracht waarna hij berouw toont over zijn dwaasheid: redt dat berouw hem van de gevolgen van zijn onbezonnen gedrag? Natuurlijk niet. Dezelfde wet is van toepassing met betrekking tot de ziel.
Hoe zou je in het licht van je huidige ervaring en kennis de wet van God aan de mens verkondigen? vroeg ik.
– Niemand kan een eenvoudiger of meer perfecte verklaring hiervan geven dan Jezus toen hij zei: ԃn is uw vader, namelijk God, en gij zijt allen broeders.[12] In de uitoefening van Zijn vaderlijke plichten kijkt God niet naar de persoon. Van elk kind wordt gehoorzame liefde verwacht, en daarbij broederlijke genegenheid voor elk lid van de familie – zonder uitzondering. Dit is de hele wet van God, en strikte gehoorzaamheid hieraan wordt opgelegd, met een evenredige straf voor elke overtreding. Vergis u niet: God laat niet met zich spotten, want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten.10
Deze woorden deden het intense verlangen herleven om weer terug te gaan naar de aarde, wat me voorheen ook al bezielde en op de helling mijn gebed ingaf. Ze leken de hoop te versterken dat op een of andere wijze mijn hunkeren misschien toch bevredigd kon worden, en ik vroeg: Als de familierelatie zo nauwlettend in acht moet worden genomen, en de overgang slechts een ontwikkeling en geen scheiding is, is het dan niet mogelijk dat er een voorziening bestaat waardoor we nog steeds de aarde kunnen bereiken en helpen om deze zware vergissingen te corrigeren?
– Ja! Zoiets bestaat natuurlijk, en alle getuigenissen van de aarde geven het bewijs hiervan. Maar aangezien een dienst als deze fataal zou zijn voor alle geloven en sekten, aangezien het het beroep van priester af zou breken, is daarover de banvloek uitgesproken en verklaard dat dat duivels is.
Maar we hebben toch wel de macht om zon tegenstand te overwinnen, en een waarheid te verkondigen die een beroep doet op de rede en het gezonde verstand?
– Dat is lang zo eenvoudig niet om te bereiken als je zou vermoeden. Het wordt al eeuwen onderwezen dat de Bijbel, als het Woord van God, een kritische en geleerde interpretatie behoeft, zodat de leringen erin op de juiste manier kunnen worden begrepen. Dit is de grondslag van alle stromingen. Hiermee wordt de noodzaak vastgesteld van getrainde mensen om de Bijbel te kunnen begrijpen in overeenstemming met de sektarische geest welke zij zich hebben verplicht te cultiveren.
Vind je dan dat alle dwaling is ontstaan door de vorming en afscheiding van de sekten?
– Deels, maar de bron zit in het maken van het boek tot een onfeilbare dictator, en te beweren dat het de gehele en uiteindelijke boodschap van God aan de mens bevat.
Een dergelijke pretentie heeft het zelf niet, noch is het in harmonie met de methoden van Gods handelwijze dat dit het geval zou zijn. Hij geeft het zonlicht dag voor dag, stuurt de regen net naar gelang de omstandigheden, en maakt elk jaar met zijn jaargetijden om zijn eigen oogst te produceren. Dit is de wet voor de totale omvang van de schepping, en is het dan redelijk om te veronderstellen dat Hij hiervan af zou wijken of het teniet zou doen in Zijn persoonlijke omgang met Zijn kinderen, door nmalig te spreken en dan de interpretatie van Zijn boodschap over te laten aan de genade van wie het ook maar verkiest zijn beroep te maken van het uitleggen van deze boodschap? Zelfs de rivaliteit van de stromingen zelf sluiten zon aanname uit. Wie veronderstelt dat God gemakkelijk zulke valse pretenties overweegt, trekt de aard van Zijn liefde voor Zijn kinderen zeer ernstig in twijfel.
Je woorden zijn doortrokken van een schitterend hoopvol vooruitzicht voor de toekomst van het menselijk ras, zei ik, waarbij de deuren van genade draaien op de scharnieren van oneindige liefde. Vertel me meer over de toestand van hen in dit leven die deze leringen gevolgd hebben.
– In dit leven wordt elk mens verantwoordelijk gehouden voor zijn eigen weloverwogen handelingen en motieven, maar elke straf die eruit voortvloeit is genezend, niet wrekend. De edelste gave waarmee hij is uitgerust, is de kracht van de rede. Van de mens wordt verwacht deze gave te raadplegen en te gebruiken bij alles wat hij doet. Als hij deze gave bezit, die nog maar net ondergeschikt is aan goddelijkheid, strookt dit dan met te veronderstellen dat het alleen wordt toegepast in de kleinere details van het leven, terwijl het zon gevaarlijke raadgever zou worden in de gewichtigere zaken van de ziel? Zon denkbeeld is een godslastering voor de Gever. Maar hier komt een moeilijkheid: het natuurlijke gevolg van het vrije gebruik van de rede op aarde zou de vernietiging van de nauwe beperkingen van geloofsbelijdenis en dogma betekenen, vandaar dat het zo luid is veroordeeld door de Kerk. Anderzijds, als een mens zo is begiftigd en tevreden is met het accepteren van wat zijn medemens hem voorschrijft, in plaats van op de stevige fundering van de beginselvastheid van de eeuwige God, moet hij niet verbaasd zijn als hij wordt opgeroepen om de onvermijdelijke consequenties te ondergaan van zijn voorkeur voor de speculaties van de mens boven Gods openbaring.
Ik kan niet zien hoe hij dat moet weten, antwoordde ik, als je de Bijbel van hem afneemt.
– Maar dat doe ik echt niet, zei hij. Gods methoden om met Zijn kinderen om te gaan in verschillende omstandigheden zijn richtlijnen van onschatbare waarde voor de mens. Aangezien Hij voor eeuwig Dezelfde blijft, zijn de annalen van het verleden nuttige aanwijzingen, niet noodzakelijkerwijs eigenmachtige wetten, voor de toekomst. De mensen die die boeken schreven, waren mensen die met God wandelden en spraken, en over hun vertrouwelijke gedachtenuitwisselingen is verteld om ermee te kunnen vergelijken en anderen aan te moedigen, niet om dit te overtreffen of te voorkomen dat dergelijke omgang in de toekomst plaatsvindt. Op geen enkele wijze willen we het Boek wegnemen. Maar om te zeggen dat onze Vader opgehouden heeft tot de mensen te spreken, is Hem te beschuldigen in de engste vorm van de term aanzien des persoons4, want waarom zou Hij hebben gesproken tot Abraham, Socrates, of Boeddha, en niet tot de zwoeger in de huidige tijd? Zijn licht schijnt op elk land, Hij zorgt ervoor dat de regen valt op de velden van de kwaden en de goeden. Mensen kunnen falen, maar God is altijd dezelfde. Als de mensheid daarom leert de Bijbel te gebruiken en niet te misbruiken als zij erover redeneren, en de geestelijke en niet de sektarische interpretatie zoeken, als zij de boodschappers van liefde erkennen als engelen van de hemel, niet als afgezanten van de hel, eerst dn zullen zij onze stemmen achter zich horen, zeggend in de taal van de nu-nog toekomstige openbaring: Dit is de weg, bewandel deze en het koninkrijk van onze Vader zal worden gevestigd gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.[13] Als deze tijd komt, dan zal onze wereld ophouden zo vol van verrassingen te zijn voor de menigten van pelgrims die zich voortdurend bij ons voegen.
Hoe zou de oude wereld er uit zien, vroeg ik, met zon bestuursstelsel?
– Kom maar kijken.
Eusimos leidde me de heuvel af naar het punt waarvandaan de verschillende wegen uitwaaierden, en dat als van nature een algemene ontmoetingsplaats was voor de voortdurend komende en gaande menigten.
Er was niet te zien waarom dit zo was. Er was geen hek of obstakel dat hen zou belemmeren van de wegen af te gaan, of naar een bepaalde andere weg of punt te bewegen waar ze heen zouden willen. Er was geen poort waar doorheen ze toegang zouden moeten verkrijgen of onderzoek om hun bevoegdheden aan te tonen. Eensgezind werden alle personen bij hun beweging in beide richtingen door dat algemene centrum als door een soort zwaartekracht aangetrokken.
Ik raakte steeds meer genteresseerd in mijn nieuwe en overweldigende omgeving, terwijl elke nieuwe gedachte en elk tafereel tot mij doordrong. Het was terwijl ik afdaalde in deze bezige, steeds veranderende, vreugdevolle menigte, dat ik voor het eerst ten volle begreep dat de dood niet waarneembaar achter ons lag. Ik stopte. Ik stopte, om te proberen te beseffen waar ik vandaan kwam, waar ik terecht was gekomen, en de onbegrijpelijke verandering van omstandigheden die ik had ondergaan, terwijl ik toch nog steeds dezelfde bleef.
Werkelijk elke gebeurtenis waarmee ik bekend was geraakt, scheen op zichzelf een hemel te omvatten en meer nog dan ik me op aarde kon voorstellen. En toch was elke gebeurtenis slechts een onderdeel. Elke gebeurtenis was z ontworpen, dat het een stukje vormde van ons huis. Ons huis, waar het woord gefluisterd wordt door de lippen van een Oneindige Vader in het volmaakte akkoord van liefde, waarvan de echos voor eeuwig voort zullen klinken in het onmetelijke uitspansel van de eeuwige koepel waaronder wij uiteindelijk onze rust zullen vinden.
Het toneel dat zich voor me afspeelde, was een van de belangrijkste onderdelen in het aardse denkbeeld van de hemel, en aangezien we zowel de tijd als de dood achter ons hadden gelaten, was er geen enkele reden waarom ik niet kon blijven om de verwerkelijking te bestuderen van dat waarover elke ziel zo vaak had gemediteerd. Mijn metgezel zag mijn verlangen, en stilstaand aan mijn zijde leek hij met zijn empathie bij te dragen aan het intense genot dat ik daar ervoer.
Ik was hier getuige van zveel overwinningen op de dood! De oude vijand van de mens zou duizend maal zijn weggejaagd als hij zijn strijdkrachten hier had opgesteld.
Echtgenoten, ouders en kinderen, broeders en zusters, vrienden en vriendinnen die elkaar na kortere of langere tussentijd hier ontmoetten, met het volle bewustzijn dat ze nu voorbij de scheidslijn waren. Handen die ruw uit elkaar getrokken waren in de kou van de nevelen, hervatten hun greep in de wetenschap dat de verlamming des doods niet opnieuw kon ingrijpen. Ogen die op aarde blind waren geweest, vestigden nu hun hongerige blik op hen die hen hadden begeleid in hun duisternis. Oren die zich toen inspanden om een moederlijke stem te horen, werden nu in vervoering gebracht door de zoetheid van die muziek. Tongen die lang stil waren geweest, stortten hun dankbaarheid uit, en armen die krachteloos waren geweest, sloten zich in de verrukte omhelzing van liefde.
In al die vreugde kwam het niet in me op dat ik de enige was zonder zon welkom van mijn bekenden. Het smachtende verlangen naar degene waar ik mijn hele leven naar hunkerde[14], bezielde me niet n keer; ik was zo gelukkig bij het aanschouwen van de gelukzaligheid van anderen, dat ik niet het idee had dat ik de enige was in mijn toestand.
En dat was ik ook niet. Had ik niet een vriend, hoewel hij voorheen onbekend voor me was, die nu door mij geliefd was als een broer? Was ik niet meer dan menigeen gezegend door de ontvangst die Helen me had bereid, en in de vereniging met vrienden die ik nog maar net verlaten had? Ik was op generlei wijze een vreemde in een vreemd land, maar een bevoorrechte zoon die zich vrij voelde te wandelen waarheen hij maar wilde over zijn Vaders weidse domein.
Zeker bevoorrecht! Want ik ontdekte al spoedig dat het privilege dat ik had niet door iedereen kon worden genoten.
Elke medaille heeft een keerzijde, en het duurde niet lang voor ik een andere kant vond, zelfs van het tafereel dat ik hier voor me zag. Ik was niet alleen, maar ik zag al snel iemand, en daarna nog n, die onopgemerkt door de vreugdevolle menigte zwoegde, angstvallig proberend herkenning te vermijden, vervuld met angst en doodsbenauwd dat hun aanwezigheid zou worden ontdekt door mensen waarvoor ze ineen krompen. Terwijl ik zulke arme schepselen waarnam, ontving ik opeens een openbaring en leerde een waarheid die indrukwekkender was dan me door welk betoog ook had kunnen worden duidelijk gemaakt: Ik besefte dat ik hier de hemel ten opzichte van de hel in de praktijk zag.
Geografisch is de hemel niet te vinden.
Alleen in de oceaan van een oprechte ziel
Vormt de hemel een eiland met zijn rotsige kust
En zijn kalme haven waar geen stormen woeden.
En fluistering van zonde op Gods troon zou opvallen
En een helse vuurzee beginnen.
Mijn aandacht werd vooral getrokken door de begroeting tussen een broer en een zus, waarvan de broer net was aangekomen. De hartstochtelijke vurigheid van hun jeugdige omhelzingen, de gelukzalige tevredenheid op het gezicht van het meisje, de dankbaarheid en het genoegen dat zo zichtbaar was in de jongen waren schitterend om naar te kijken. Terwijl ik hun vreugde gadesloeg, deelnemend aan hun geluk, werd ik me bewust dat ik mezelf afvroeg of mijn capaciteit van gelukzaligheid ooit nog zijn grenzen zou bereiken, en of het niet mogelijk was dat ik plotseling wakker zou worden en ervaren dat het allemaal een droom was geweest.
Toen, als om die suggestie te versterken, viel mijn oog op een vrouw die was gekleed in een roodbruin gewaad. Zij keek naar die jongen en dat meisje met een blik en gevoelens waarvan ik nooit had gedacht dat die in een plaats als deze konden bestaan. In haar ogen vlamde panische angst. Van haar gezicht rolde het zweet in druppels van hartverscheurende vrees, haar ledematen waren verlamd van ontzetting, en ze kromp ineen en duwde om te kunnen vluchten voordat ze haar aanwezigheid zouden opmerken. Zodra ze maar enigszins de kans had snelde ze keer op keer weg van de plaats waar zij stonden. Maar het onverbiddelijke lot zat haar op de hielen en leek elke hoop weg te vagen nog bijna voor deze ontstond.
Elke vruchteloze poging liet haar alleen maar dichter bij dat gelukkige stel komen. Ze waren zich niet bewust van haar, tot het beslissende moment kwam dat het arme doodsbange wrak aan hun aandacht werd opgedrongen met haar uitzinnige vluchtpogingen.
Niemand in die hele menigte toonde enige blijk van sympathie voor haar in haar ellende. Geen hand werd naar haar uitgestrekt om haar te helpen weg te komen zodat die onplezierige ontmoeting makkelijk had kunnen worden vermeden. Ze was in die grote menigte zo volledig alleen, dat ik een paar keer de aandrang voelde vooruit te gaan en de hulp te verlenen waar ze zo duidelijk behoefte aan had. Toch hield iets me tegen en vertelde me dat het goed was zoals het was, waardoor ik bleef kijken en wachten.
Sprakeloos en bewegingsloos stond de doodsbange vrouw, als een bange misdadiger die wachtte op het oordeel van de wet. De jongen schrok terug, maar het meisje, met een blik van oneindig medelijden stralend op haar gezicht, stapte naar voren, en deed wat niemand anders had gedaan: zij, die makkelijk haar voordeel had kunnen doen in deze situatie, vond de remedie. Ze maakte de weg voor de vrouw vrij, en als ze al een woord sprak, was het enkel uit medelijden en medeleven terwijl ze wees waarheen de vrouw kon vluchten.
Hierdoor kon deze zich weer bewegen, en terwijl de schuldige – want ik was ervan overtuigd dat ze dat was – weg schoot, zag ik een schitterende lichtflits uit de ogen van haar weldoener schieten, die haar gekwelde borst raakte en op haar scheen als een glanzend juweel.
– Zag je die lichtflits? vroeg mijn metgezel, wiens aandacht klaarblijkelijk door hetzelfde incident was getrokken.
Ja! antwoordde ik, Wat was dat?
– De vergeving van dat meisje voor een groot onrecht dat die vrouw heeft begaan. Dat licht zal bij haar blijven tot ze de straf voor haar zonde heeft uitgeboet, als ze in staat wordt gesteld de betekenis ervan te begrijpen, en het zal een krachtige invloed hebben om haar redding te bewerkstelligen.
Arme ziel! riep ik uit, Waar gaat ze heen? Wat zielig dat er in die hele menigte niemand is om haar te ontmoeten. Niemand om haar te adviseren of een woord van troost te geven.
– Het zou een schijnvertoning zijn om dat nu te doen, antwoordde Eusimos, en schijnvertoningen zul je hier niet aantreffen. Alleen zij worden verwelkomd, die dat verdragen kunnen. Maar als je haar in de gaten houdt, zul je zien waar ze heen gaat.
Ben je niet bang dat ze verkeerd zal gaan in haar onwetendheid? vroeg ik.
– Kunnen mensen onder de golven van de oceaan leven, of kunnen vissen in gezelschap verkeren van de adelaar in zijn vlucht naar de zon? antwoordde hij. Zo kan zij net zo min ergens heen gaan waar ze niet op haar plaats is. We hebben geen engelen met vlammende zwaarden nodig om onze wegen te bewaken.
Maar kijk dan! riep ik, Ze gaat verkeerd! Haar kleed is totaal anders dan de kleur van de weg die ze neemt.
– Blijf maar kijken, antwoordde hij rustig.
Dat deed ik.
In haar gretigheid om weg te komen van die gevreesde aanwezigheid, terwijl ze de menigte verliet, schoot ze onoplettend de eerste weg op die ze tegen kwam, Ze spande al haar krachten in om de afstand tussen haar en het meisje dat ze kwaad had gedaan te vergroten. Ze leek te denken dat ze veilig zou zijn als ze vluchtte, dus gebruikte ze al haar energie om zo snel mogelijk te vluchten. Maar ze kon haar weg niet lang vervolgen. Was het de kracht die haar ontbrak, of nam ze alleen maar pauze om te ademen? Ik wist het niet.
Toen zag ik haar duizelen alsof ze flauw zou vallen van uitputting en opwinding; wankelen en zoeken naar steun, maar die was er niet. Toen keerde ze zich om, en hoewel ze zo ver weg was, kon ik in die heldere atmosfeer zien dat er nog meer folterende pijn op haar gezicht was geschreven. Iets dwong haar terug te keren – dwong haar opnieuw te naderen waarvan ze probeerde te vluchten. Een tweede, en nog een derde poging deed ze, maar alles zonder enig nut, en dezelfde onverbiddelijke kracht dwong haar terug te keren, tot ze een pad opging dat aan de kleur te zien het juiste was. Dat pad kon ze zonder enige inspanning aflopen, en al snel was ze beneden ons uit ons zicht verdwenen.
Arme ziel, mompelde ik. Waar leidt die weg heen?
– Hij komt uit in grotten, waar maar weinig licht kan binnendringen. In die plaatsen komen diegenen terecht die net als zij zichzelf proberen te verbergen voor hen die zij hebben verwond, en waarvan ze vrezen dat zij hen op hun beurt zullen volgen om te kwellen. Doodsangst vormt hun hel. Ze weten niet wie of wat bij hen is, ze denken dat elke ziel waarmee ze in aanraking komen wraak wil nemen en daarmee wordt elke ziel een bron van angst voor de ander.
Daar moet ze blijven tot ze een ziel in een minder armzalige conditie voldoende vertrouwt om haar ertoe te bewegen die schuilplaatsen te verlaten en een minder ellendige verblijfplaats op te zoeken. Dit is de eerste stap naar het geluk dat elke ziel kan bereiken. Maar laat ons verder gaan.
We kwamen enige tijd maar langzaam vooruit, aangezien mijn metgezel vele medeboodschappers en anderen ontmoette, die allen een welkomstwoord voor mij hadden. Ik wilde ook vaak pauzeren om de vele interessante kenmerken van mijn omgeving beter te begrijpen. Toen we uiteindelijk de rand van de menigte bereikten en begonnen aan de missie die we ons voorgenomen hadden, was ik blij dat Eusimos weer begon over dat incident dat me zo had gentrigeerd maar ook had verward.
– Ik zie, begon hij, dat je niet in staat bent de aanwezigheid van die vrouw hier te rijmen met de eenvoudige wet van liefde die dit leven regeert.
Dat klopt, antwoordde ik, en ik zou blij zijn als je dat aan me uit wilt leggen.
– Dat is goed: je zult zien dat de Heer goed is voor allen en dat Zijn genade heerst over al Zijn werken. Deze kwestie illustreert dit volgens mij het duidelijkst.
Hoezo?
– Toen zij probeerde te vluchten, antwoordde hij, zag je dat ze het pad nam waar wij nu op lopen. Het viel je op hoe elke persoon die ze ontmoette haar voorbij ging zonder te spreken of aan te geven dat ze verkeerd ging. Nu vraag ik je om de vrolijkheid, de vreugde, het geluk en de vrede op te merken die sterker wordt met elke stap die wij nemen, en zeg, als je kunt, waarom zij uit eigen vrije wil terugkeerde van een pad als dit.
Dat zou ik niet kunnen zeggen, antwoordde ik.
– Het kwam eenvoudig doordat dat wat een bron is van groeiend genoegen voor jou, voor haar de oorzaak van pijn was. Ze haastte zich naar een voor haar net zo onnatuurlijke toestand als die van een vis buiten het water. Uit haar eigen vrije wil en doelbewuste handeling koos ze een plaats op aarde met als gevolg een bepaalde plaats in dit leven, en ze kan niet, zelfs als ze dat zou willen, een willekeurige andere positie innemen zonder pijn te moeten verdragen die daar natuurlijkerwijs uit voortvloeit.
Ze heeft haar keuze gemaakt, en liefde komt tussenbeide om haar te redden van de toegevoegde kwelling die de natuurlijke uitkomst is van haar eigen handelingen. Dit wordt ten volle zichtbaar door het bestaan van de plaats waar ze nu heen is gegaan. Ze zal niet in de steek gelaten worden noch aan de genade worden overgelaten van hen die haar lotgenoten zijn. Anderen die gelukkiger zijn dan zij, dalen naar hen af, en vertellen hen om te hopen, moedigen hen aan om berouw te hebben, en streven ernaar hen weg te leiden en tenslotte naar het geluk te leiden.
Dus is ze dan toch niet naar die hel gegaan waar het vuur niet wordt geblust? vroeg ik.
– Het hellevuur is een van die metaforen die verkeerd zijn begrepen vanwege hun letterlijke interpretatie, antwoordde hij.
Wil je me uitleggen hoe jij het begrijpt?
– Met plezier, en terwijl ik dat doe zal ik de illustratie gebruiken waar je het meest mee vertrouwd bent. Er werd gezegd over Jezus: Hij zal dopen met de Heilige Geest en met vuur[15]; en van Zichzelf zei Hij, ik kwam om vuur op de aarde te werpen[16]; en de mensheid werd verzekerd dat onze God een verterend vuur is[17]. Denk je dat deze uitdrukkingen net zo letterlijk te zijn als het hellevuur?
Zeker niet, antwoordde ik.
– Maar waarom niet: welke gezaghebbende bron van informatie is er om enig onderscheid te maken?
Ik weet niet wat te antwoorden, antwoordde ik, anders dan dat het in overeenstemming is met de traditionele gewoonte om dat onderscheid te maken.
– Het is een noodzaak vanuit de geloofsbelijdenis, antwoordde hij, en dit is de grote bron van zoveel verwarring, tegenstrijdigheid en spirituele onwetendheid. Het Woord van God is zowel geest als waarheid, en moet altijd worden genterpreteerd in de geest, niet naar de letter, aangezien de letter slechts de uitdrukkingsvorm is voor de geestelijke expressie, zoals het sterfelijke lichaam slechts het uitdrukkingsorgaan is voor de ziel. Het vuur van de geest is liefde. Op grond hiervan is de stelling dat God een verterend vuur is een andere manier om te verklaren dat God liefde is.
Liefde in zijn gedegradeerde vorm wordt passie. Als passie niet beteugeld wordt, zal dit spoedig alle verbindingen verbreken en zal de mens ten prooi vallen aan zijn eigen verslindende lusten vanwege al dat slechte in zijn karakter, dat werkt als olie op het vuur.
Als zo iemand wordt gescheiden van het lichaam en gedwongen wordt naar deze staat van bestaan, waar kan hij dan heen gaan? Die vrouw was lang zo ontaard niet als wat ik hier net beschrijf, en toch was het voor haar een marteling om te staan waar wij nu zijn. Hoeveel te meer zou dit een marteling zijn voor zon verdorven mens die ik hier beschrijf? Zelfs die plaats waar die vrouw heen is gegaan zou voor hem onverdraaglijk zijn, maar hij moet nog steeds niet uit wraak worden gestraft. Daarom heeft God een verblijf gevormd dat in overeenstemming is met zon karakter, waar hij zich voorlopig kan overgeven aan zijn dolle manie in de oceaan van onbedwongen passie en worden gepijnigd terwijl hij oogst wat hij heeft gezaaid, terwijl het onblusbare vuur al brandend zijn doel bewerkstelligt. Maar met dat woord onblusbare wordt opnieuw de liefde van onze Vader gemanifesteerd, aangezien het vuur alleen het kaf kan verbranden. Of met andere woorden: de tijd zal komen dat de begeerte en passie verteerd zullen zijn, waarop het koren zal worden verzameld in de graanschuur, en de ziel verfijnd als goud uit de vuurproef zal komen. Maar het geheiligde vuur van liefde zal nog steeds branden in die ziel, die aldus zal worden gered van het andere uiterste.
Weet je dit, vroeg ik gretig, of hoop je alleen maar dat het zo zal zijn?
– We weten het. Het is die ene belangrijke wet van het leven waarvan je zult ervaren dat die hier overal in werking is. Het zou ook zo op aarde moeten zijn, maar de grote hoeveelheid woorden van de mensen zijn het graf van de kennis geworden, en het licht van inspiratie is verslagen in de duisternis van zon grafkelder. Je zult hier niet zoveel preken ervaren op de manier waarop je het woord altijd hebt begrepen. Bij ons is preken handelen, en alle handelingen hebben liefde als motief, aangezien we in de praktijk hebben geleerd dat hij die verblijft in liefde, verblijft in God, en God in hem.
O! Wat een evangelie van liefde verkondig je, riep ik uit. Wat een muziek zou dat zijn voor de aarde! Met zon boodschap kan ik goed begrijpen dat liefde nimmer vergaat[18].
– Het evangelie dat wij verklaren is dat wat gegeven was aan de mensen, en wat specifiek paste bij de aardse omstandigheden.
Ik heb nog een andere vraag te stellen, op een punt dat tot nu toe in tegenspraak lijkt te zijn met je universele wet van liefde.
– Laat maar horen, mijn broeder, antwoordde hij.
Hoe kun je het zien als universele liefde, dat die vrouw werd toegestaan om binnen te komen en de vreugde van gelukkigere personen te zien? informeerde ik.
– Jij denkt dat dit juist haar straf vergroot, antwoordde hij.
Ik zie niet hoe het anders kan zijn.
– Dat snap ik wel. Maar eerst moet je beseffen dat de manier waarop jij kwam de gebruikelijke manier van binnenkomen is, en dat de eventuele straf die dan wordt ondergaan het natuurlijke gevolg is van weloverwogen zonde. Want daden die onopzettelijk zijn gedaan of uit onwetendheid behoeven volgens het oordeel van de nevelen geen straf. Maar zij die weloverwogen hebben gezondigd, of door middel van verwijtbare nalatigheid – in veel gevallen jarenlang dezelfde koers hebben gevaren, het geweten sussend, en hun geestelijke leven vernietigend – ontvangen hun rechtvaardige beloning en straf, en hun pijn wordt noodzakelijkerwijs verhevigd als ze zich realiseren wat onder andere en betere omstandigheden hun deel had kunnen zijn.
Maar zou die toegevoegde kwelling hen niet kunnen worden bespaard? vroeg ik.
– Nee! God wendt nooit de consequenties van de dwaasheid van een mens af. Maar aan de andere kant is die pijnscheut die je zo betreurt toegestaan door diezelfde wet van liefde. Hoewel ze zich er momenteel onbewust van is, heeft die vrouw n punt van informatie gewonnen dat haar hoop en troost zal geven, wat ze niet had kunnen leren als ze die onplezierige ervaring niet had gehad.
Wat is dat dan? vroeg ik.
– Ze weet dat er geen poort is waar een engel staat te wachten om haar af te houden van dit leven en ze zal binnenkort leren begrijpen dat het enige obstakel in de weg van haar geluk in haarzelf ligt. Als ze in staat is dit te herkennen, dan zal dat een krachtige stimulans worden om haar conditie te verbeteren. Het zal haar leren dat haar straf tot doel had om te zuiveren en niet uit wraak is opgelegd. Het zal een basis zijn waarop haar leraren honderden argumenten zullen bouwen, tot ze leert dat ze zelfs in haar duistere toestand niet verlaten is, maar dat, hoewel ze het niet wist, de hand van God haar leidde.
Dank je, zei ik. Zoals je dit nu uitlegt kan ik begrijpen hoe al de werken van God zijn doordrongen van Zijn genade. Maar nu heb ik een andere moeilijkheid waarvan ik graag zou willen dat je die opheldert.
Er zijn veel kinderen geboren die moreel gezien niet in staat zijn om goed van kwaad te onderscheiden. Hoe wordt dit bezien als ze hier aankomen?
– In alle gevallen worden rechtvaardigheid en billijkheid onfeilbaar uitgedeeld, antwoordde hij, en de straf van elke zonde zal op de schouders van de zondaar vallen. In een aards gerechtshof heeft men medelijden met de tegenspoed van een kleptomaan of een idioot, en hij wordt niet gestraft, ook al heeft hij een wet gebroken. Is de mens rechtvaardiger dan God? Dat verminkte lichaam of onevenwichtige brein is vaker het gevolg van zonde dan van ongeluk, en iemand moet daar de straf van dragen – wie zal dit zijn?
Luister naar de vreselijke waarheid. Elk mens zal rekenschap moeten geven voor de daden die zijn gedaan in zijn lichaam[19]. En van die daden is het vreselijke kwaad van het voortplanten in een lichaam dat niet gezond en in staat is om de functies uit te voeren die onmisbaar zijn voor de groei, waardoor het kind de consequenties draagt van de zonden van zijn vader of moeder in zijn eigen organisme. Dit kan dan wel de ziekten en zwaktes overdragen, maar het kan niet de verantwoordelijkheid overdragen. De zonden worden gedragen door het kind, maar de fouten die zijn begaan in zijn onbekwaamheid worden geteld als de zonden van de vader, en de vader zal hiervoor ter verantwoording worden geroepen bij het oordeel van God.
Dat is een afschuwelijke gedachte, zei ik, toen hij klaar was.
– En toch is het waar, antwoordde hij wat een mens zaait zal hij ook oogsten. 10
Ik was tot nu toe te zeer in beslag genomen door het onderwerp van ons gesprek waardoor ik slechts werktuiglijk het landschap zag waar we doorheen kwamen, maar op dit moment werd mijn aandacht opgeist door een verandering die plaatsvond in het uiterlijk van mijn metgezel. Hij werd inmiddels omgeven door een zachte en voortdurend groeiende lichtkrans die mij de nodige kracht gaf om hem te kunnen vergezellen. We kwamen over een heldere weg, die door het centrum en het hoogste punt van het landschap liep. Deze weg was zo wezenlijk veranderd sinds we onze reis begonnen waren, dat het er in zijn huidige transparantie eerder uitzag als een pad van zonnestralen waarop we ons voortspoedden op onze etherische vlucht, dan als een normale straat in een rijk dat stoffelijker was dan Griekenland of Rome. Aangezien de schepper en bouwer hiervan God was, kon deze weg met recht Eeuwig genoemd worden. De zachte en geurende atmosfeer leek ons boven het bereik van zorgen in zijn omarming op te tillen. De briesjes die geurden van leven en rust, kusten en lokten ons met liefdevolle liefkozingen. Het intense zonlicht waarin het land baadde doordrong ons volledig, tot we straalden zoals de heerlijkheid die van het gezicht van Mozes straalde toen hij in de nabijheid van God was op de Sina.
Ik ervoer dit als een verrukkelijke droom. Het werkelijke en onwerkelijke smolten samen in perfecte harmonie, waarin geen plaats was voor zelfs ook maar een zweempje verbazing.
Bij verschillende gelegenheden herinner ik dat ik tegen mezelf zei dat het mr was dan alleen maar als een verrukkelijke droom: het mst wel een droom zijn. Het was vast een droom waaruit ik straks wakker zou worden om de meedogenloze werkelijkheid van mijn teleurgestelde leven weer onder ogen te zien, met daaraan nog toegevoegd een extra pijnscheut door de herinnering aan deze fijne illusie.
Ik ril nog steeds bij de gedachte aan de zware slag die ik dan zou moeten verwerken.
Mijn metgezel merkte dit en trok me wat dichter naar zich toe, terwijl hij mijn gedachten beantwoordde in zon halfbewuste mijmering die zo karakteristiek is voor dit leven, en die meer bemoediging en suggestie in hun toon bevatten dan vermaning. Ik ving meer op van de geest van wat hij zei dan van de letter, en aangezien het geheel spontaan was, kon ik hem niet vragen het voor me te herhalen, zodat ik me nu bewust ben van het onrecht dat ik hem aandoe als ik probeer de zinnen te reproduceren die zon indruk op me maakten op dat moment. Het volgende zal een grof idee geven van wat hij zei:
Alle dromen zijn net zo echt als het wakker worden.
Waarom zouden we dan hun heerlijkheden verachten?
De ziel klimt tot toegestane hoogten –
Als de slaap het hart gebiedt zijn lijden te onderbreken –
En zich vergaapt met heldere en lichte ogen
Aan het beloofde thuis dat het binnenkort zal bereiken.
De ziel is de mens, en eeuwig,
Het lichaam leeft slechts een dag.
Het is stoffelijk en moet dus vergaan.
Maar de ziel, in zijn visies van overdag,
Kijkt uit, vanuit bergen van slaap, over de rivier
En roept de geliefde aan in het land van voor eeuwig.
Het kind en de man en de maagd hebben gedroomd en zullen voor immer dromen. Het is de troost voor alle mensen – diepbedroefd
En ware rust voor de zwaarbeladen ziel
Tot in de laatste slaap, het lichaam verzakend,
De ziel de hemel binnen treedt – die droom zonder ontwaken.
Ik had noch de gelegenheid noch was ik in staat om te antwoorden, want met het einde van zijn epische gedicht pauzeerden we en draaiden ons om. Het tafereel dat voor me lag onderbrak mijn gedachtenstroom die deze betekenisvolle les had opgeroepen. Ik raakte geboeid door de onbeschrijfelijke heerlijkheden van het panorama waar hij met zijn hand naar wuifde.
Toen we nog op de heuvel van ons vertrekpunt stonden, was het enige opmerkelijke kenmerk in het landschap, zoals ik heb gezegd, de straling van de vele gekleurde wegen die leidden naar de talloze steden die nu zichtbaar zijn, maar toen nog buiten ons blikveld lagen. Aan onze voeten, naar rechts en naar links lopend, was er een weg van de donkerste tint karmozijnrood-zwart, die eindigde rond of onder de heuvel, en waarop ik die ongelukkige en doodsbange vrouw uit het zicht had zien gaan.
Dit zwaarmoedige en onheilspellende pad vormde de basis of grondslag voor het tafereel. Elke daarop volgende weg nam een lichtere tint aan in bijna onwaarneembare gradaties, tot de straal van zuiverheid waarop wij hadden gereisd een climax vormde voor het geheel en het dubbele prisma bedekte als een kroon.
Terugdenkend aan dat uitzicht in het licht van de vele verklaringen die ik sindsdien had ontvangen, viel me in dat deze ordening een geweldig profetisch symbool van dit gelukkigere leven was. Het toont de natuurlijke en ononderbroken ontwikkeling welke de ziel kan doormaken van het ene uiterste van zonde, naar een rustplaats en perfect geluk in de toekomst. En mijn hart was blij.
Toen dacht ik aan iets anders, namelijk aan de vraag die ik mijn gids gesteld had aangaande de pijn die dat uitzicht moest veroorzaken in de harten van de minder fortuinlijken die ik had ontmoet. Ik werd me bewust van de onuitsprekelijke genade en liefde die tot uitdrukking kwam in het ontwerp dat nu voor mij lag tentoongesteld.
Het vorige uitzicht was slechts de keerzijde van de medaille die ik nu had omgedraaid. Ik keek uit over de pracht die het oog nog niet had gezien, en dat niet door mensenharten begrepen kon worden. Als dat uitzicht door eraan terug te denken al tot verheviging van de pijn van welke ziel dan ook zou leiden, dan kon ik me goed voorstellen hoe het uitzicht dat ik nu had hem zou overweldigen met wanhoop. Waarlijk, de genade van God is te vinden in al Zijn werken.
Heel ver weg achter de westelijke horizon, verzacht en verwarmd door de weidse hemelkoepel die tussen ons lag, hingen de nevelen over de grenzen van het landschap. Ze zagen er niet zo zwart en koud meer uit als toen ik er de laatste keer naar keek. Door een zachte, karmozijnrode gloed die erover heen lag, leken ze als rijke wandtapijten die de zon over de vensters van de lucht trekt als de herfstdag gaat sluiten, en de vermoeide arbeider zich voort haast voordat de hevige storm, die hij in de verte hoort rommelen, hem zal overvallen.
Achter ons, op een voor mijn gezichtsvermogen niet inschatbare of meetbare hoogte, over de bergtoppen, lag het hele landschap in prachtige voedende stralen te baden.
Het was alsof de ene onzichtbare zon in het verre westen aan het ondergaan was, terwijl van de oosterse dageraad een andere zon (van Gerechtigheid?) opkwam vanuit de zee van liefde.
Hoeveel vermoeide zielen genoten van hun rust tussen deze dageraad en die zonsondergang, van wie zo velen, net als ik, zojuist waren binnengekomen.
Om dit alles te kunnen aanschouwen, stonden we op de helling van een majestueuze bergketen. De hoogte daarvan daagde mijn rekenvaardigheid sterk uit. Ik kon de bergtop niet zien, doordat mijn ogen werden verblind door de boog van licht die op mij neer straalde. En in de verte, zo ver dat mijn gezichtsvermogen onzeker werd door de afstand, kon ik de bergketen zich zien uitstrekken als een natuurlijke grens tussen twee buurlanden. Het pad waarop we stonden was als de gelijkmatige bergkam van een kleinere keten die liep vanaf de basis tot aan de bovenrand van de prachtig bekroonde en onmetelijke heuvel achter me.
In de verte lag een vlakte van schijnbaar onbeperkte afmetingen, onbeschrijflijk golvend en schilderachtig, waarin heuvels en dalen, meren en beken, terrassen en tafellanden, parken en weilanden, bossen en tuinen, steden en hoeven, paleizen en woningen dusdanig gerangschikt en geplaatst waren dat elk eigen specifieke kenmerk aan de grootsheid van het geheel bijdroeg.
Door dat hele enorme gebied handhaafde elke struik en bloem, elk huis en elke heuvel, elke beek en elk meer zijn logische balans in de algehele harmonie. Wonderbaarlijk mooi was het effect dat werd geproduceerd bij het voltooien van het ontwerp.
In de uren van zorgen en verdriet in het oude leven had ik geprobeerd me voor te stellen hoe de ideale hemel zou zijn. Wie doet dat niet? Mijn hoogste voorstelling had dan altijd een ondergrond van teleurstelling en irritatie. Het was als een fascinerend schilderij van een glorieuze zonsondergang, dat je in eerste instantie met zijn schoonheid in verrukking brengt, maar waarbij als je er langer naar kijkt, je vreemde, griezelige, dagdroom fantomen uit het canvas naar buiten ziet komen, die hun mistroostige schaduwen als een soort lijkwade werpen over het geniale schilderij dat je eerst zo had gecharmeerd. Fantomen van ontevredenheid, spijt en onwerkelijkheid.
Alles op het canvas is stijf, koud en levenloos. Het toneelspel was gestopt doordat de kunstenaar een buitengewoon geschikte baan had gevonden, en van diens pozie zal niets meer het oor van mensen bereiken dan de irritante monotone klankenreeks op de lippen toen het commando tot stoppen was gegeven. Hoe kunnen we de zonsondergang van een dergelijke ontoereikende weergave kennen?
De nietige kortstondige voorstelling mag dan getrouw zijn, en zelfs perfect van kleur en situatie op het moment dat deze gevangen was, maar het echte kennen van een zonsondergang omvat de snelle opeenvolging van veranderende tinten, het rollen en buigen van de wolken, de snelle opkomst en ondergang van de stervende held (De Dag), vergezeld van het zachte snikken en zuchten van de wind.
Het vereist de uitbeelding van de aangegeven aanwezigheid en de groeiende kracht: hoe de sombere Nacht stap voor stap zijn donkere voordeel behaalt totdat hij ten slotte de zon verdrinkt in het levensbloed van zijn slachtoffer, en het zwarte gordijn over de tragische scne valt terwijl de Schemering, niet langer in staat om het ongelijke conflict in stand te houden, haar ogen sluit en sterft.
Dit alles, en meer nog, hebben we nodig voordat de kunstenaar zijn zonsondergang getrouw kan weergeven op het canvas. Op dezelfde manier hebben we van de hemel talloze complicaties en onmogelijkheden nodig, voordat we een vaag ideaalbeeld kunnen bevatten van wat ons te wachten staat.
Mijn voorgaande beschrijving schiet bijgevolg tekort ten aanzien van de werkelijkheid van het tafereel dat voor mij lag terwijl ik op die bergheuvel stond. Toch was dit nog niet de hemel zelf, maar slechts een van de eerste pleisterplaatsen in Gods oneindige rijk, waar thuiskomende zielen konden rusten en zich verfrissen na hun verhuizing van de aarde naar het Vaderlijk huis met vele woningen.
Ik zou hier pauzeren en het onmogelijke verder nog proberen te ondernemen, als ik niet zon verlangen had naar het welzijn van mijn broeders die ik heb achtergelaten, en die vele aardse vergissingen koesteren in hun onwetendheid van het leven waar ik net ben binnengetreden. Omdat ik me bewust ben van mijn beperkte vermogen om de door mij gevonden waarheid over te dragen, kan ik bijna niet verder gaan. Toch zal ik tevreden zijn als ik ook maar enigszins bekend kan maken dat deze bestaansvorm gn vage en ijle staat is, met niets substantilers dan een wolk waarin de fundamenten van onze woonplaatsen liggen.
Voor ons is dit leven net zo reel en tastbaar als de aarde voor u is. Als ik dus beschrijvingen gebruik van schoonheid en grootsheid die voor de aarde vertrouwd zijn, dan wil ik daar niet mee aangeven dat dit leven net zo ruw en grof is als dat wat achter me ligt, maar ik gebruik die omdat ik geen andere middelen tot mijn beschikking heb om een voorstelling te geven die recht doet aan deze werkelijkheden, net zo min als de kunstenaar de zonsondergang in al zijn verhevenheid en totaliteit kan reproduceren.
In deze eerste momenten van overpeinzing werd ik me bewust van een enorme toename van mijn gezichtsvermogen. Zoals taal ontoereikend is om de karakteristieken van het tafereel dat zich voor mij ontvouwde te beschrijven, zo ben ik ook machteloos om een indicatie te geven van de oppervlakte waarover dat hemelse panorama werd uitgerold. Toch kon ik van de voorgrond tot aan de verre einder heel duidelijk zien in die heldere eeuwige atmosfeer. Ik zag niet alleen de gezamenlijke effecten, maar ook de samenstellende onderdelen van alle karakteristieke elementen die om de beurt mijn aandacht opeisten.
Zei ik dat er vlakten en stroompjes waren? Het was waarachtiger te zeggen dat mijn ogen dwaalden over enorme continenten, vruchtbaar en pittoresk, elk begrensd door evenredige zeen en oceanen, en over de potische golven waarvan de stekel van alle vernietiging was verwijderd.
Woningen en paleizen fonkelden schitterend in het schaduwloze zonlicht. Niet verwrongen of ingeperkt in detail of ontwerp om te passen in een eventueel beperkte ruimte. Niet beroofd van gratie of schoonheid door het gebruik van ruw materiaal, dat even goed als het de kracht heeft stormen en tornados te weerstaan, net zo effectief de architectonische droom teniet kan doen. Zulke beperkingen zijn niet nodig in het oneindige rijk, waar geen concessies hoeven te worden gedaan om rekening te houden met hevige stormen of verval. Elke woonplaats had zijn terrassen en heuvels, tuinen en binnenplaatsen, ieder in hun eigen dusdanig majestueuze en magnifieke proporties. Het visioen hiervan zou de slapende Nimrod wel eens genspireerd kunnen hebben tot het vorstelijke en statige Babylon.
Elk gebouw was opgebouwd uit materialen uit de
geestelijke mijnen, vergeleken waarmee koraal en marmer, purpersteen en albast,
malachiet en jaspis ruw en waardeloos lijken, terwijl de versiering was
uitgewerkt in veelvormige mozaeken van diamant en saffier, karbonkel en beril,
parel en robijn, amethist en smaragd, verlicht met schitterende edelstenen in
tinten die de aarde nog nooit heeft aanschouwd.
De gravures waren het werk van beeldhouwers die de rijke mantel van perfecte inspiratie droegen. Een enkele draad van die mantel zal de inspiratie zijn geweest voor de beeldhouwwerken van Phidias en Angelo.
Egypte mag dan terecht zijn verheerlijkt in de pracht van haar Thebe met honderd poorten, trots zijn geweest op de weergaloze weelderigheid die haar oorsprong vond in het prinselijke Memphis en verheerlijkt zijn boven de ongevenaarde parfums die zijn samengesteld in het koninklijke Zoan, maar in haar grootste pracht had ze nimmer een glimp opgevangen van paleizen zoals deze.
De tuinen van het oude Babylon worden vergeten in de bespiegeling van dergelijke hovenierskunsten. De Grieken putten zich uit in hun enthousiasme om de standbeelden van Apollo, Venus en Athene te bewonderen, maar die standbeelden waren slechts vage aftreksels waar je niet aan moet denken in de aanwezigheid van deze gratie en schoonheid. De roos van Sharon verbleekt in de buurt van zulke overvloedige bloesems, en het aroma van de zoete wierook van Jeruzalem wordt slechts een model van het parfum, zwevend door de briesjes van de bomen die zijn gekleed in een levend groen zonder zweem van een herfsttint.
Het tafereel werd verlevendigd door al die personen die overal heen gingen. Niemand was gehaast, zoals speculanten op de beurs, of had een angstige blik als iemand die zich haast om alles te doen wat hij kan om iemand in levensgevaar te redden. Er was geen ongerustheid dat achter een struik of boom een vijand zou schuilen, noch bevende ontzetting voor de frons van een waakzame tiran. In tegendeel, er heerste een sereniteit en ontspanning die geen tijd of noodzaak kende, en een kalme tevredenheid weerstond alle mogelijke storingen.
Mensen van alle nationaliteiten mengden zich zonder uitzondering onder elkaar: er waren tussen hen geen koude formaliteiten, neerbuigendheid of bazigheid te zien, maar eerder een erkenning dat iedereen bij kon dragen aan het geluk van zijn medemens, en dat de vereniging van allen nodig was om het volle ideaal van de vreugde te bereiken.
Het was een gewijd en heilig schouwspel om naar te kijken, en keer op keer vroeg ik mezelf af wat de magische kracht was die dat geheiligde gevoel om ons heen verspreidde.
Ik was niet in staat dit te beantwoorden tot de zachte winden langs me heen waaiden en leken te fluisteren:
Zij rusten van hun werk vandaag
Het is de stilte na de storm.
Ze voegen zich bij de vrienden die zij misten,
Waarvan ze dachten dat die voor immer verloren waren.
Het is de vrede van hereniging die hen beloont,
Hun ogen amper droog van de smart die op hun pad was.
Ze rusten vandaag,
En er kan nooit meer een morgen zijn.
Mijn ogen werden vochtig, en ik boog mijn hoofd in dankbaarheid bij het ontvangen van deze openbaring, en me tot mijn metgezel wendend vroeg ik:
Wat is dit voor plaats?
– De Berg van God, n van de voorportalen van de hemel, antwoordde hij.
Als dit slechts een voorportaal is, wat zal de pracht van de binnenste tempel dan wel zijn?
– Dat kan ik niet zeggen, was zijn bescheiden antwoord, maar het was vervuld met de muziek van zn intens verlangen, dat het echos in mijn ziel opwekt, waarvan de trillingen nog steeds in mij vibreren.
Zijn er andere entrees vanaf de aarde dan deze? vroeg ik.
– Ja, vele.
En zijn ze hier allemaal gelijk aan?
– Ja.
Ze mogen misschien terecht voorportalen van vervoering genoemd worden, vervolgde ik. Maar er is iets dat me heel erg verbaast.
– En wat is dat, mijn broeder? vroeg hij.
Dat alle verschillende kleuren en kenmerken van de nationaliteiten hier bewaard blijven.
– Het onjuiste denkbeeld dat dit niet zo zal zijn overheerst erg op aarde. En toch zou dat niet zo moeten zijn, vooral niet voor hen die de Bijbel bestuderen zoals jouw land verklaart te doen. Vertelt Johannes je niet dat hij in n van zijn visioenen zag: een grote ontelbare menigte mensen. Zij kwamen uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. [20]? Waarom ben je dan verbaasd, als je ziet dat kleur en karakteristiek zijn enige onderscheidende kenmerken zouden zijn, om zijn visioen bewaarheid te zien?
Hij glimlachte bij het zien van mijn verwarring, terwijl de waarheid van zijn bredere en letterlijke weergave van het visioen me weer een stukje van de openbaring deed begrijpen, die tot nu toe voor mijn ogen verborgen was. Hij vervolgde:
– Al deze vergissingen zijn te wijten aan de inconsistente uitgangspunten die mensen toepassen bij het lezen van hun heilige boeken. Feiten en metaforen, parabels en geschiedenis zijn voortdurend zo door elkaar gehaald, ten behoeve van het bewijzen van een zeer onbelangrijk punt, dat het voor velen uiteindelijk bijna onmogelijk wordt om ze van elkaar te onderscheiden. Sommige zinnen worden overdadig benadrukt, ongeacht hun onderlinge verband, en dat weerhoudt de grote meerderheid van de mensheid ervan om echt te weten wat de pure leringen zijn van de boeken die zij zo bijgelovig vereren. Ik zag net je verbazing toen ik je vertelde dat Myhanene hier een heerser is. Het was een blik van ongeloof, alsof je dacht dat ik godslasterlijk sprak.
Dat was omdat ik geen idee had dat er nog een andere macht dan God zou zijn.
– Die is er ook niet. Maar die macht is uitgevoerd door aangewezen plichtsgetrouwe gezanten. Als je de Bijbel op dezelfde manier had bekeken als je wel gewend bent andere boeken te bekijken, dan had je hier op voorbereid kunnen zijn. Jezus, in de parabel van de talenten, gaf je duidelijk te verstaan dat de wijze dienaren heerser zouden worden over twee, vijf of tien steden. Hij beloofde Zijn discipelen dat zij als rechters zouden dienen, en Zijn volgelingen kijken uit naar de tijd dat zij met Hem zullen heersen. Waarom ben je dan zo verbaasd te ervaren dat wat Hij zei waar was, en dat zulke functies hier echt bestaan?
Een andere algemeen gangbare vergissing heeft te maken met het karakter en de aard van dit land en onze manier van leven. Jezus verzekert Zijn discipelen dat er vele woningen waren in Zijn Vaders huis. Ezechil en Johannes zagen een stad. Pelgrimsreizigers wordt in herinnering gebracht dat zij op aarde geen voortdurende stad hebben, maar dat ze naar een stad moeten uitkijken die nog moet komen, waarvan de bouwer en maker God is. Gemeentes zingen vaak over Jeruzalem:
God geve mij, Jeruzalem.
Dat ik eens op een dag,
Een pelgrim aan uw poorten ben
En dat ik binnen mag.
Daar zijn de muren transparant,
De deuren parelmoer.
De sterke plaatsen diamant,
Zilver en goud de vloer.[21]
Zij
spreken af om elkaar te ontmoeten bij de fontein. Ze bereiden zich voor op hun
geliefde gemeenten, terwijl ze op onze groene en bloemrijke oevers te rusten
liggen. Of ze genieten onder de schaduw van de levensboom van de heerlijkheid
die de hunne zal zijn als ze samenkomen bij de rivier. Ze speculeren over wat
ze zullen doen als ze zich in die grote ontelbare menigte mensen zouden
bevinden. Elk lid van dat
gezelschap zal een gouden krans dragen, terwijl hun handen het
overwinnaarsteken dragen, of de snaren van een bekoorlijkere harp bespelen dan
David ooit bespeelde[22].
En toch zouden ze ernstig geschokt zijn als iemand hen zou vertellen dat al
deze dingen hier echt bestaan, en je aanklagen als godslasterend: dat je van de
hemel een plaats probeert te maken die zo grof en stoffelijk is als de aarde.
Hun enige voorstelling van onze huidige staat van zijn reikt niet verder dan
dat we voortdurend heen en weer vliegen in een wolkeloze hemel terwijl we Glorie!
Glorie! zingen en niet eens een lege wolk kunnen vinden om op uit te rusten.
En dat dit onophoudelijke vliegen en zingen onze eeuwige rust is.
Hoe dan ook, ik moet je bij deze boslaan achterlaten tot onze vriend Cushna arriveert, om je de vele punten van interesse en onderricht te tonen.
Terwijl hij aan het praten was, liepen we terug en waren inmiddels aangekomen bij een laan met een magnifieke rij bomen, waarnaar hij wuifde met zijn hand, alsof mijn nieuwe begeleider uit die richting te verwachten was.
Ik ben zeer dankbaar voor alle informatie die je me hebt gegeven, zei ik enthousiast, terwijl hij met een broederlijke omhelzing afscheid van me nam, maar mag ik nog n vraag stellen voor je gaat?
– Met genoegen, antwoordde hij.
Kun je me uitleggen hoe ik in staat was ver boven mijn eigen toestand uit te stijgen zodat ik het uitzicht kon hebben dat je me hebt getoond, terwijl die arme vrouw gedwongen was terug te keren tot ze haar eigen weg vond?
– Ja! Boodschappers of leraren hebben de kracht en toestemming om hun kracht aan hen die ze verzorgen te verlenen, en hen zodoende te helpen om af en toe superieure hoogten te bereiken. Hierdoor kunnen ze zo nu en dan de dingen zien die hen in de toekomst te wachten staan. De grens waartoe ik je kon brengen was bereikt op het punt waar we omkeerden, maar dat was hoog genoeg om je meer te laten begrijpen van de kracht van liefde die in een andere richting werkt, met als doel iedereen voortdurend verder naar God te verheffen.
Hiermee wenste hij me een goede reis en Gods zegen tot we elkaar weer zouden ontmoeten, en terwijl hij zich omdraaide verliet hij me als een bliksemflits. Ik was weer alleen, maar mijn hart was blij.
En van de grote charmes van dit leven is hoe buitengewoon passend elke gebeurtenis zich qua tijd en plaats voordoet. Wens en verlangen zijn zeer dicht verweven met de mogelijkheid van hun vervulling. En van de eerste mededelingen die ik kreeg nadat ik aankwam, was dat ik dit als een land vol verrassingen zou ervaren. Nu ik tijd had om een beetje na te denken en te mediteren, was n van die verrassingen hoe volkomen natuurlijk alles verliep – fysiek, intellectueel en spiritueel. Zo was dit tevens nadrukkelijk merkbaar in mijn behoefte en de omgeving zodra mijn gids en metgezel mij verlaten had.
Toen hij nog bij me was, stonden al mijn vermogens op scherp om alle lessen die hij me aanbood te zien en te horen. Door het zo buitengewoon snel opeenvolgen van deze lessen had ik nt tijd om ze me in grote lijnen eigen te maken en een beroep te doen op mijn geheugen door de lessen haastig opzij te zetten om ze later nog eens nader te overwegen en te bestuderen.
Ik had niet eens tijd om na te denken hoeveel geestelijk voedsel ik had ontvangen om rustig te verwerken. Mijn leraar zou dit ongetwijfeld heel goed weten, en ik had zijn vertrek nodig om te pauzeren en te zien hoe ver ik had gereisd in de pelgrimsreis van kennis vanaf het moment dat ik hem voor het eerst had leren kennen. Elke keer dat ik alleen gelaten werd, was dat heel welkom en wilde ik niets liever op dat moment.
In het oude leven, als mijn ziel zich wenste te onderwerpen aan de grootsheid van het Oneindige, en het rustige platteland buiten mijn bereik lag, ging ik naar de Westminster Abdij. Omgeven door de onvergelijkelijke schoonheid van diens middenschip, waar steen en harmonie, dichtkunst en architectuur, symmetrie en geschiedenis zijn samengevoegd in een ongevenaard ontwerp, legde ik de stormen aan banden en verhief ik mij naar boven op de vleugels van de gewijde vriendenkringen die de Abdij als een zegening omgaven.
Ik vroeg geen priester om mijn gedachten te leiden, aangezien de herinneringen van eeuwen her vanaf de preekstoel in mijn hart predikten. Ik zocht geen koor noch orgel, want in de gewelven en het triforium[23] galmden de melodien nog na van de jubelzang en klaagliederen die gezongen waren door de vrome monniken uit voorgaande eeuwen. Ik wenste me niet bij een kerkelijke gemeente aan te sluiten, behalve bij die van de grote en nobele voorbeelden wiens lichamen onder mijn voeten lagen.
Helemaal alleen in deze stille grootsheid, in de aanwezigheid van de vredige dood, waar de zonnestralen die door de kerkramen vielen leken op ladders die door engelen waren neergelaten, zodat de zielen van de heiligen naar de hemel zouden kunnen klimmen, was mijn hart vrij om volledig te biechten en de absolutie te ontvangen die werd gefluisterd in de stilte van het huis van aanbidding.
Het kan zijn dat Eusimos zich op sommige van dergelijke momenten van mijmering en afzondering bevond onder de engelen en dienende geesten die mij ongezien omringden.
Of misschien, als ik mediteerde over de vele dingen die ik niet kon begrijpen, omgeven door de mantel van de nacht en een koepel van sterren boven mij, dat hij een van de vele gebeden om licht en leiding naar boven droeg, en zodoende op de hoogte was van mijn gewoonte van zielsverbondenheid met de bij die gemoedstoestand passende hulpmiddelen. Wie zal het zeggen?
Het zou zo kunnen zijn, en anderzijds zou het ook verklaard kunnen worden met de natuurlijke aanpassing van alles aan alles waar ik eerder naar verwees.
Wat het ook was, n ding was zeker: het verlangen naar overpeinzing en de ontdekking van die ene plaats die uitgerekend hier was om mijn wens te vervullen, waren gelijktijdige openbaringen, want het tafereel voor mijn bespiegeling was een combinatie van beide favoriete plekken.
Ik noemde het een laan, die haaks stond op het pad waarop we hadden gelopen. Het was een licht dalende weg, ongeveer twee kilometer lang, gevormd door statige bomen die dusdanig geplant waren dat hun takken met elkaar in vriendelijke omhelzing verstrengeld waren. Het dak was nog verfijnder qua bouwkundige schoonheid dan dat van de Westminster Abdij. De bladeren waren transparant als glas, daarmee een extra mildheid aan de zon toevoegend, terwijl ze de stralen doorgaven aan het heiligdom dat me verrukte. Het smaragden tapijt weerspiegelde de heldere heerlijkheid die uitnodigde tot het vergaren van de oogst van uitgestelde hoop en tot het plukken van de honderdvoudige vruchten van alle zuchten en gebeden die onbeantwoord waren op aarde.
Deze uitnodiging was me te welkom om te weigeren, dus sloeg ik vanaf het open pad de weg in naar dat lieflijke toevluchtsoord met muziek en ontspanning. Boven mijn hoofd ruisten de bladeren ritmische slaapliedjes, en aan mijn voeten vonden de bloemen hun stem en verrukten zij mijn ziel in liefdesliedjes van parfum. In de verte kon ik de watervallen horen, hun zachte en verfrissende muziek aan de harmonie toevoegend. Door het kwinkeleren van zangvogels besefte ik dat vogels, net als mensen, in het paradijs een vervolg op hun aardse bestaan vinden.
De laan liep door het centrum van een soort park. Rijkelijk voorzien van grote en weelderige bomen als eiken en kastanjebomen, sommige wat kleiner vergeleken met die langs de laan zelf, maar ze hadden breed uitgespreide takken met daaronder schitterende bedden van bloemen en mossen, waarop talloze mensen lagen. Veel andere mensen liepen heen en weer met die langzame, voorzichtige stap die men van nature heeft in de eerste dagen van oefening na een ziekbed. Weer anderen rustten op de vele stoelen die op het gras waren uitgezet, alsof ze hun kracht nog niet zover herwonnen hadden om te kunnen lopen, maar ze rustten toch zo uit dat ze hun eerste verkwikking verkregen door het levengevende aroma van de briesjes die naar hen toewaaiden. De hele plek kwam op me over als een herstellingsoord, en het leek me heel aannemelijk dat dergelijke oorden nuttig waren voor de vermoeide en zwaarbeladen zielen van de aarde, om uit te rusten en te herstellen na de uitputting door de grillige koorts van het leven. Dat dit mogelijk was, maakte me blij en gaf me meer voedsel voor bespiegeling. Toen ik een leeg plekje met mos onder de takken van een boom met wijd uitgespreide takken zag, ging ik erop liggen zonder me af te vragen of ik er recht op of toestemming voor had, en gaf ik me over aan meditatie.
Ik kan niet zeggen hoe lang mijn mijmeringen voortduurden, of dat de loop van mijn gedachten erg zeker en in logische volgorde was. Ik was me meer bewust van het feit dat ik uitrustte. Ik genoot niet zomaar n van die korte slaapjes die overspanning afdwong om te herstellen en die me zo vaak waren opgedrongen in het andere leven. Ik was vervuld met een gevoel van terugkerende vitaliteit en jeugd, waarbij ik in eerste instantie de indruk kreeg, en daarna een groeiende zekerheid, dat de levensfilm als het ware snel werd teruggespoeld, en dat ik de robuuste gezondheid aan het terugwinnen was die al zoveel jaren lang achteruit ging. Het was een verrassende en verrukkelijke ervaring, en ik gaf me er gretig en dankbaar aan over. Ik lag als min of meer betoverd: elk moment bracht een nieuwe sensatie, en duizenden mogelijkheden waar ik me nooit bewust van was geweest en nooit over had gedroomd leken op het punt te staan zich in mij te openbaren. Vreemde gevoelens kwamen naar boven, alsof kabels knapten en beperkingen werden opgeheven. Mijn ziel breidde zich uit en verheugde zich al groeiend in zijn pas gevonden vrijheid.
Ik voelde me niet langer het slachtoffer van omstandigheden, want alle tegenstrijdige invloeden waren verdwenen. Iets fluisterde dat hun afwezigheid geen tijdelijk staken van de strijd was, maar dat ik een uiteindelijke en complete overwinning had behaald. De geestelijke toestand die werd voortgebracht door al deze openbaringen kan niet worden beschreven voor, noch op waarde worden geschat door hen die deze gelukzalige ervaring nog niet hebben ervaren. Elke cel in mijn ziel werkte om de overweldigende openbaring te absorberen. Alles in mijn wezen dronk, en al drinkend was ik nog steeds dorstig naar de levensverheffende stroom die mij overspoelde. Elke vezel in mijn lichaam beefde en trilde onder de zalige nieuwe functies die het mocht gaan uitvoeren. Half-bedwelmd door het intense plezier waarin ik baadde, leek de lucht zelf die rondom mij speelde bevolkt te zijn met wel honderd feenstemmen die riepen: Geef je over! Geef je over! en met liefde wierp ik mij met onbevreesde overgave in hun omarmingen en verloor ik mijn bewustzijn in de verjongende slaap van het paradijs.
Ik heb geen idee hoe lang die slaap heeft geduurd, aangezien tijd in dit nieuwe leven wordt gemeten door resultaten die zijn bereikt, en niet door omwentelingen om de zon of van de wijzers van de klok. Al wat ik kan zeggen is dat toen ik wakker werd, ik ervoer dat alle transformaties die bij hun begin de sluimer hadden opgewekt, nu waren voltooid. De rimpels waren van mijn gezicht gekust, de zilveren draden in mijn haar waren weg. De fontein van vermoeidheid in mij was opgedroogd. Enerzijds had ik hetzelfde bewustzijn en geheugen, dezelfde individualiteit met mijn liefdes, hoop en verlangens. En toch waren alle krachten en vermogens zo versmolten en vervlochten in mijn wezen, dat ik me bewust was van een nieuwe en uitgebreidere eigenschap die zich had gevoegd bij de mysterieuze invloeden die op mij aan het werk waren. Een eigenschap die onkwetsbaar was voor vermoeidheid en teleurstelling.
Toen kreeg ik mogelijk een van mijn vreemdste ervaringen in dit leven. Op het moment dat ik wakker werd van de kracht van die sluimering, voelde ik dat die me verliet om nooit meer terug te keren. Hoe ik dit wist kan ik niet zeggen, maar de zekerheid hiervan viel niet te ontkennen. Het is makkelijk ons los te maken van pijn, twijfel, teleurstelling en honderden andere gevoelens waarmee we vertrouwd zijn als specifiek voor het lichaam, en dit losmaken gaat samen met een zekere tevredenheid. Maar Slaap is anders. Het is de meest beproefde en veruit de meest constante vriend die de arme mensheid kan bezitten. Haar borst is een kussen waarop elk hoofd zich veilig kan neerleggen in vermoeidheid. Haar armen zijn nooit vol, en elke verworpen zwerver is altijd zeker van haar liefkozing.
Slaap komt dichter bij het karakter van God in het zonder aanziens des persoons dan elke andere eigenschap op aarde. De heilige en de zondaar, de verkwister en de spaarzame, de losbol en de verstandige worden door de slaap gelijkelijk begroet. Zij oordeelt niet, en trouw aan de taak die haar is toebedeeld, verwelkomt ze in haar huis de moordenaar en zijn rechter, de rivaliserende legereenheden van elkaar bestrijdende volkeren, de gejaagde en de jager, en biedt hen rust onder haar zekere bescherming zonder een zweem van angst. Sommigen noemen haar wispelturig en onzeker, en zoeken een mate van perfectie in haar die op aarde – waar zij een kind van is – niet mogelijk is. Maar het is hun eigen schuld dat zij tekort schiet, want zij verlangen een standaard die geen sterveling kan bereiken. Wie durft op te staan en te zeggen dat zij haar favorieten heeft in de mensenfamilie?
Als er iemand spreekt en hier bewijs van levert, dan zal alleen maar ontdekt worden dat in haar schijnbare keuze de grote edelmoedigheid van haar ziel mooier zal stralen. Waar zou dit kunnen worden gevonden?
Niet in het paleis of in de woning waar vleiende hovelingen of jammerende vleiers hun plaats of macht zoeken, maar in het krot of in het hol kan ze misschien wat langer met sympathie rondhangen, om te proberen de oogleden met een bestendiger zegel te sluiten.
Hier, met haar goddelijke greep, beteugelt ze de verlangens van de hongerige maag en met haar visioenen maakt ze volharding mogelijk tot late hulp bevoorrading brengt. Of anders draalt ze samen met haar zuster Liefdadigheid bij het bed van pijn, zodat haar verdovende charme de giftige pijlen kan verdoven die het slachtoffer doen verlangen naar verlichting of dood. Hoeveel gescheiden harten zijn verenigd, hoeveel weglopers overgehaald om terug te keren en hoeveel misverstanden zijn er uitgelegd in de gehoorzalen van de Slaap.
O ja, heeft ze niet zelfs nog meer gedaan dan dit: als de treurende moeder, vader of vriend in haar armen flauwvielen met een gebroken hart over het verlies van hun geliefde die door de Dood was verslagen, kwam de Slaap elke keer weer tussenbeide om de zaak van de diepbedroefden te bevechten, en in het portaal van de Dood oefende ze de macht uit die de wrede pijlen deed wijken. Zij hield de poort wijd open terwijl de doden en de levenden elkaar weer ontmoetten in heilige gemeenschap. Dit, en veel meer dan dit, heeft zij voor mij betekend. Van al mijn aardse vrienden was zij de meest geliefde. En toen ik wakker werd, besefte ik dat ze haar hand uit de mijne terugtrok en dat ik deze nooit meer kon vasthouden. In alle onbestendigheden van het leven was zij altijd mijn trouwe metgezel. De enige, voor zover ik me kan herinneren, die me nooit, in geen enkele omstandigheid, in de steek heeft gelaten.
En nu gingen we uit elkaar. Zij had de grens van haar domein bereikt, maar mijn pad lag verder in een toekomst zonder horizon, zonsondergang of zonsopgang. In zon leven was er geen noodzaak voor Slaap. Is het vreemd of verwonderlijk dat ik zou verlangen dat de verdwijnende sensatie zou aarzelen in haar vaarwel? Toch had ik geen spijt van zon beproefd en aangenaam gezelschap afscheid te moeten nemen. Het markeerde een stadium in het bestijgen van de ladder van het leven. Ik was dankbaar voor de dienst die zij me verleend had, maar de nieuwverworven krachten kregen hun grip op me, en ik verlangde naar de mogelijkheden die zij binnen mijn bereik brachten. Daarom namen we afscheid met de oprechte wens dat elke behoeftige ziel haar als net zo trouw en troostend zou ervaren als ze voor mij was geweest, en dat, als zij op hun beurt van haar aangename gezelschap afscheid zouden moeten nemen, zij dit met de fijne herinneringen zouden doen die ook ik wil blijven koesteren.
Ik was nog maar net bijgekomen, toen mijn aandacht werd getrokken door een man die de dokter zou kunnen zijn van het denkbeeldige sanatorium, op wiens domein ik had liggen rusten. Hij was op enige afstand van mij toen ik hem voor het eerst zag, en terwijl hij naderbij kwam, stopte hij vaak om bij sommigen van de herstellende patinten te informeren naar hun welzijn en toestand. Dit gaf me de gelegenheid om hem gade de slaan voordat hij mij bereikte, want ik wist zeker dat ik zijn doel was.
In tegenstelling tot Eusimos was hij vrij klein gebouwd, maar dit viel niet zo op. Zijn gezicht en voorkomen waren Egyptisch, met heldere glanzende zwarte ogen, die overliepen van goedheid en opgewektheid. De eerste indruk was dat hij een belichaming van genegenheid en hartelijkheid was.
Wat leeftijd betreft kon hij jong zijn, maar er was iets in zijn handelen en bewegen waardoor ik de indruk kreeg dat hij oud was. Heel oud. En dat zijn soepele en jeugdige veerkracht nodig waren om het gewicht te dragen van die ervaring die zo duidelijk aanwezig was in alles wat hij deed. Er was in hem niets te bemerken van de nervositeit en opwinding die je gewoonlijk ziet bij jonge mannen die de mantel van autoriteit dragen. Geen ongeduld als hij gehinderd werd, of tegenzin om een onverwachte taak uit te voeren. Integendeel. Elke handeling die hij uitvoerde, hoe triviaal ook, deed hij met een grondigheid die suggereerde dat deze het voornaamste doel van zijn verzorging of aanspraak was. Het was duidelijk dat tijd voor hem van geen belang was, want hij stond net zo goed klaar om een rustbank even glad te strijken, als om een patint naar een meer wenselijke plek te begeleiden, of zijn arm om iemand heen te leggen die wilde wandelen.
Ik kon zijn stem niet horen, maar wist door zijn houding dat een groot deel van het succes dat hij bereikte, kwam door zijn opgewekte conversatie, die de kracht die zij zo hard nodig hadden leek over te dragen. Bij elke dienst die hij verleende bleef hij even staan, en dan ging hij weer verder met een vriendelijke handzwaai, en zocht naar een volgende gelegenheid om een of andere dienst te verlenen, waar dit werd gevraagd of waar hij dit met zijn alerte opmerkzaamheid heilzaam achtte.
Ik had genoeg tijd om hem te observeren voordat hij mij bereikte, zodat ik niet meer het idee had dat we vreemden voor elkaar waren. Ik was opgestaan van mijn rustbank, maar de half-humoristische, half-verwijtende blik die in zijn ogen twinkelde toen hij me kwam begroeten, deed mijn vorige intentie om mijn excuses aan te bieden voor het geval ik een fout had begaan door gebruik te maken van de rustbank van bloemen, vergeten. Ik werd me namelijk bewust dat ik alleen maar met een toegeeflijke vriend, of moet ik zeggen, vader, te maken had. Terwijl hij naar me toe kwam, hield hij zijn hand uitgestrekt om de mijne te nemen, welke hij omvatte en schudde in een ware broederlijke begroeting. Hij haalde zijn schouders op op een erg eigenaardige en betekenisvolle manier, hield zijn hoofd een beetje scheef naar links, en keek vol humor in mijn ogen, terwijl hij vroeg:
– Mag ik je dit keer van harte feliciteren?
Dit keer? herhaalde ik, in mijn geheugen gravend waar ik hem mogelijkerwijs eerder had gezien.
– Nou, nou! zei hij, terwijl hij zijn hoofd schudde en zogenaamd dreigend met zijn vinger zwaaide. Je hebt geslapen, en ik heb je er bij betrapt.
Ja, ik heb geslapen antwoordde ik. Maar het spijt me als ik u tot enige last of ongemak ben geweest door dat te doen.
– Sssttt! Verontschuldig je niet, zei hij. Dat wat natuurlijk is, is goed, en daar hoeft niemand spijt over te hebben. Wat betreft last en ongemak, daar heb je afstand van gedaan toen je door de nevelen kwam, en als je wenst ze opnieuw te leren kennen, dan vrees ik dat je teleurgesteld zult zijn, want ze zouden in dit leven niet kunnen bestaan.
Dan hoop ik dat ik door te slapen niet uw afspraken heb gedwarsboomd, want ik neem aan dat u de vriend bent die ik verwachtte hier te ontmoeten.
– Ja, ik ben Cushna. En voor wat betreft je slapen: dat was eerder een onderdeel van het programma dan een verstoring ervan.
Ik ben blij dat te horen. Maar vertel eens, heb ik lang geslapen? Want ik heb er geen idee van.
– Ik ook niet, antwoordde hij, met nog zon veelbetekenend schouderophalen, waarvan ik inmiddels begreep dat dit weergaf dat hij speels grapte. Hij vervolgde: Het zou kunnen dat we daardoor in het nadeel zijn in dat opzicht. Of, aan de andere kant, kan het ook heel gelukkig zijn dat we geen idee van tijd hebben, want in de eerste plaats hebben we hier geen klokken, en als we die wel hadden, zouden ze niet lopen.
Waarom niet?
– Laat me dit eens uitleggen. Deze aangename plek is het Huis van Rust, en allen die hier zijn, komen voor dat doel. Nu snap je dat het niets buitengewoons was dat ik je in slaap aantrof. Welnu, heel, heel lang geleden – hoe lang weet ik niet maar waarschijnlijk in de vroege jaren van de geschiedenis van de aarde – werd gezegd dat de Tijd dit Huis bezocht en zo verheugd was over de faciliteiten voor rust en ontspanning, dat hij stopte. En niemand heeft hem sindsdien gevraagd te bewegen. Dat is waarom ik niet kan zeggen hoe lang je hebt geslapen, en dat is ook de reden waarom klokken niet zouden lopen als we ze zouden hebben. Vind je dat geen goeie?
Uitstekend! Maar ik ben verbaasd –
– Dat is heel goed mogelijk, antwoordde hij voordat ik mijn zin af kon maken. Verbazing is in dit leven geboren, en wanneer je haar ziet, zul je haar gezicht zien stralen met een aangename lach. Ze is een erg verrukkelijke metgezel om mee bekend te raken. Als ze de aarde bezoekt, vermomt ze zich vaak met een sluier van teleurstelling, en ze bezoekt de schaduwen van de avondschemering, zodat maar weinig mensen beseffen dat ze n van Gods favoriete engelen is. Maar hier zul je snel leren van haar te houden, en je zult jezelf erop betrappen dat je luistert naar haar stem in elk dal, en uitkijkt naar de helderheid van haar komst vanaf elke heuveltop. Geen van de engelen draagt zoveel bij aan ons genot in dit leven als zij doet, en haar bezoek is altijd welkom en gewenst.
Onder zulke omstandigheden kan ik goed begrijpen dat verrassingen aangename dingen zijn, maar ik had het niet voor mogelijk gehouden hier te slapen.
– En waarom niet? vroeg hij. Slaap is de bruid van vermoeidheid, en hun verbinding met elkaar is voorbeeldig: de band tussen Slaap en Vermoeidheid ontwapent alle roddel, en geen verdenking heeft ooit hun huwelijksband ontsierd. Soms is Slaap terughoudend, maar, zoals alle vrouwen, speelt ze haar rol om de hofmakerij van haar geliefde te versterken. En hij die ernaar streeft haar beste gunsten te winnen, kan alleen zijn doel bereiken door de eisen van haar echtgenoot te dienen. Daarom: waar Vermoeidheid is, zal de Slaap komen. En als de ene er niet is, is er ook geen noodzaak voor de ander. Als je het gewicht van een zware last hebt getorst, kan je die neerleggen, maar de vermoeidheid die het heeft veroorzaakt kan niet net zo makkelijk terzijde gelegd worden. Als met een ziekte is geworsteld en deze overwonnen is, moet de hierop volgende uitputting nog steeds te boven gekomen worden. Maar als die ziekte de winnaar blijkt te zijn en de scheiding tussen ziel en lichaam tot gevolg heeft, denk je dat er dan een wonder wordt gedaan waardoor de vermoeidheid van de strijd meteen overwonnen is? Alles in de natuur, dier, plant en mineraal, heeft zijn seizoen van ontspanning. Na alle arbeid komt rust. Waarom zouden we verwachten dat de vermoeide ziel hierop een uitzondering maakt?! Het conflict en de strijd zijn voorbij, maar heb je niet nog steeds herstel en slaap nodig om weer je gezonde kracht te herwinnen? Hij geeft Zijn beminden slaap![24] en in de slaap wordt de grens overschreden waarop vermoeidheid gedwongen wordt vaarwel te zeggen.
Slapen alle personen als ze hier binnen komen?
– Niet noodzakelijkerwijs! Slaap scheidt twee staten van de ontwikkelingen van de ziel, zoals de nacht twee dagen scheidt. Sommige mensen hebben nog niet zon standaard bereikt bij het bereiken van dit leven dat ze er afstand van kunnen doen. Hun toestand blijft ongeveer hetzelfde als het daarvoor was, tot ze in staat zijn om n van de vele Rusthuizen te bereiken zoals deze, alwaar zij de grens overschrijden en dan, buiten het bereik van vermoeidheid, nooit meer slaap nodig hebben. Weer anderen komen al voorbij deze geestelijke standaard voordat ze de aarde verlaten en verblijven hier maar eventjes, terwijl ze wennen aan hun nieuwe omgeving. Dan gaan ze door naar hun hogere thuis.
Ik voel me alsof ik nooit gewend kan raken aan zon leven. Het is zo vreemd, of eigenlijk, zo anders dan wat ik verwachtte. Het omvat zoveel openbaringen, zoveel dat mij uitgelegd moet worden, dat ik vermoed dat de eeuwigheid nog maar net lang genoeg zal zijn om alles te begrijpen.
– We zullen nooit in staat zijn alles te begrijpen, mijn broeder, antwoordde hij met een diep medeleven, dat ik nog niet eerder van hem had gehoord. Ik begin nog maar net te begrijpen, en anderen die nog hogere rijken hebben bereikt dan ik, zeggen hetzelfde. De hoogste ziel die wij kennen zegt dat hij nog slechts op de wal staat, uitkijkend over de oneindige zee, waarvoor hij een eeuwigheid nodig zou hebben om overheen te zeilen. Maar hij weet niet wat er daarna voor hem ligt om op te lossen en te onderzoeken, voor hij de volledige heerlijkheid en ontwikkeling kan onderscheiden die God voor ons in de toekomst heeft bereid. Alles wat we kunnen doen is te proberen te kennen wat om ons heen is, en als we dat hebben bereikt, zal de wet van dit bestaan ons verder optillen naar wijdere en hogere velden van bezinning. En zo zullen we de ladder verder op klimmen, waarvan de bovenkant tegen de troon van God rust.
Zon verrukkelijke bezigheid, en zoveel temeer omdat alles bijdraagt tot kennis, voor zover ik begrijp: zo anders dan wat mij was geleerd of wat men mij deed verwachten. Maar als ik naar binnen kijk en mijn beperkte capaciteiten zie, en dan naar buiten en als ik dan ervaar dat elke vraag die ik stel honderd andere vragen oproept door het antwoord dat ik erop krijg, dan word ik haast bang als ik nadenk over de tijd die voorbij moet gaan voordat ik kan beginnen met klimmen. Ik heb nu al meer gezien van de hemel dan ik ooit had gedroomd. Meer dan ik denk ooit te kunnen bevatten. Hoe kan ik dan hopen vooruit te gaan?
– Ik kan het gevoel dat je nu overmant volkomen begrijpen, zei hij. Wat jij was, was ik ooit ook eens. En met een levendige herinnering aan mijn eigen ervaringen, geeft het me veel plezier om je te helpen met het begin van je reis. Maak je niet druk over de tijd die moet worden besteed aan deze studies. Ik zei je dat de tijd was gestopt, dus wat er ook nodig mag zijn om te bereiken wat God voor je gepland heeft, zal op geen enkele manier de rest van de tijd verminderen. Hierin verschilt de berekening van de eeuwigheid met die van tijd: als je alle eeuwen aftrekt die je nodig hebt om je opleiding te perfectioneren, houd je nog steeds dezelfde oneindige hoeveelheid over. Als je iets ziet wat je niet begrijpt, vraag dan. En als je vraagt, sta dan stil, en aarzel niet om te wachten totdat je je onderzoek helemaal eigen hebt gemaakt. Op deze manier zul je snel leren, en iedere ziel die je tegenkomt ervaart veel vreugde door je te helpen en dingen uit te leggen.
Dat heb ik al ontdekt: sinds mijn aankomst heb ik niets anders gedaan dan iedere vriend die ik ontmoette, vragen stellen.
– Ga zo door. Je zult dan ondervinden dat kennis makkelijker verworven kan worden dan je nu denkt.
Ik zal je advies niet vergeten. Maar vertel me, is het gebruikelijk voor nieuwkomers om te reizen zoals ik heb gedaan?
– De wet van de liefde, en dat is de enige waardoor we worden geregeerd, is een heel flexibele wet, antwoordde hij, en deze past zich aan aan iedere individuele behoefte. Het doel van het bestuursstelsel is de grootste resultaten in elke richting te waarborgen. Daarom onderzoeken de wachters in de nevelen iedere ziel nauwkeurig bij hun aankomst. Niet om te oordelen – dat maakt geen deel uit van hun taak – maar om met al hun krachten te ondersteunen. Ze zijn getraind in het lezen van karakters, leren de smaken en de rangschikking kennen van allen die hen voorbij gaan, en ze sturen hun informatie naar de centrale stations ten behoeve van de specifieke hulp die ieder mens nodig heeft. In minder tijd dan het mij kost om het uit te leggen, wordt de best passende voorziening getroffen, en n of meer begeleiders worden gestuurd om de vriend te ontmoeten op de afgesproken ontmoetingsplaats: in de arena of op de hellingen.
Hoe herkennen ze de specifieke nieuwkomer waar ze naar gezonden zijn om te helpen tussen al die heen en weer lopende mensen?
– Door de kleding die ze dragen.
Maar waar er zoveel zijn met dezelfde kleur, maken ze dan niet vaak fouten?
– Nooit. De boodschappers die dat werk doen zijn te goed opgeleid voor hun taken om enige vergissing te maken. De kleuren kunnen voor jou misschien hetzelfde lijken, maar voor hen zijn het echt verschillende tinten, en elke tint is een indicatie voor een overeenkomstige eigenschap van de geest, en met kenmerkende bijzonderheden waaraan specifieke dienaren zijn toegewezen. Het is niet mogelijk dat ze zich hierin vergissen.
Is dit volkomen onfeilbaar als leidraad?
– Ja. Dat wordt geproduceerd door de spirituele chemie van het leven dat ze hebben geleefd, en niets is in staat om dit te veranderen of te vervalsen. Het is een getuigenis die niet kan liegen. Zodra wij jouw kleed zien met een mengeling van roze en blauw, weten we dat je de wens hebt om de waarheid te leren kennen, en een open geest om deze te ontvangen, want blauw betekent waarheid, en roze liefdadigheid. Er zijn andere aanwijzingen die je nu nog niet zou kunnen begrijpen, die vertellen over je zoektocht naar de waarheid en teleurstelling in het verleden, dus daarom zal iedereen die je ziet je gretig alle beschikbare hulp bieden om de tekortkomingen uit het verleden recht te zetten. Daarom word je uitgenodigd te reizen, zodat je je honger naar waarheid kunt bevredigen door te zien hoe het is.
Ik waardeer je goedheid, antwoordde ik, en hoop dat je me niet als een te lastige student zult ervaren.
– Daar hoef je niet bang voor te zijn. En nu, als je voldoende bent uitgerust, zal ik je inzicht geven in een paar van de diensten waartoe we worden opgeroepen om die te verlenen aan de verschillende vrienden die aan onze zorg zijn toevertrouwd in dit Huis.
Met deze woorden stond hij op van de bank waarop hij naast me had gezeten tijdens ons gesprek, en terwijl hij zijn arm door de mijne stak, leidde hij me weg in de richting waar hij vandaan was gekomen toen ik hem voor het eerst zag.
Klopt het, dat dit het terrein van een genezingstehuis of sanatorium is? vroeg ik, terwijl we liepen.
– Je zat er niet ver naast, antwoordde hij, en ik sta op het punt je te vragen om je aandacht te richten op de middelen die we gebruiken bij het herstel van mensen die zwak en hulpeloos zijn.
Verder lopend werd mijn aandacht getrokken door het gelui van klokken in de verte. Ik werd gegrepen door een onweerstaanbare en snel toenemende fascinatie, en ik werd voorwaarts gedreven door een onzichtbare maar tastbare macht waardoor ik de uitnodiging, die de ritmische klepels uitzonden naar heinde en verre, niet kon afslaan.
Wat die invloed was of hoe die me zo kon beheersen kan ik niet zeggen. Zelfs nu ik meer ervaring heb opgedaan in dit leven, ben ik niet in staat dit uit te leggen. Het gevoel dat dit bij me teweegbracht was nieuw, aanlokkelijk en onbeschrijfelijk. Haar werking leek mijn hele wezen te doordringen en zich zowel van binnen als van buitenaf te doen gelden.
Het kwam niet alleen maar doordat ik net was aangekomen, want ik merkte dat mijn gids hetzelfde effect ervoer als ik. Ik vertaalde de stem van die klokken als een verzoek om hulp en assistentie die alleen ik kon geven, en hoewel ik niet echt geneigd was om me te haasten aan deze oproep gehoor te geven, was ik er zeker van dat het niet goed zou zijn om het uit te stellen.
Maar waarom zou k het moeten doen? was de vraag die ik mezelf elke keer stelde. Ik was nog maar een beginner en wist nog niets van dit leven, dus waarom werd de oproep niet gedaan aan de vele anderen die in dezelfde richting liepen – die als het ware samenkwamen vanuit elke windrichting? Terwijl ik me dit afvroeg, keek ik om me heen en bestudeerde de gezichten van hen die het dichtst bij me waren. Ik raakte ervan overtuigd dat zij net als ik onder dezelfde impuls van diezelfde mysterieuze macht bewogen. Door deze ontdekking steeg mijn belangstelling nog meer en werd mijn verbeelding geprikkeld over wat het resultaat en de verklaring zouden kunnen zijn.
Mijn metgezel zag – en begreep ongetwijfeld volledig – de verbijstering die ik onderging, maar toen ik me naar hem toe draaide en de verklaring aan hem wilde vragen, glimlachte hij slechts en bleef ik stil. Zodoende gingen we voorwaarts in gehoorzaamheid aan die ene impuls die ons beiden aantrok door zijn vreemde magnetische kracht.
Nu werd mij een andere bron van voldoening geboden, want ik begon in de verte door de bomen een glimp op te vangen van een aanzienlijke hoeveelheid gebouwen die we langzaam maar zeker naderden. Tot nu toe had ik alleen zulke gebouwen gezien onder de leiding van Eusimos, toen ik over dat grenzeloze landschap uitkeek, maar nu zou ik klaarblijkelijk de gelegenheid hebben n van die paradijselijke huizen van zeer dichtbij te onderzoeken. Een aangename trilling van opwinding voer door me heen terwijl ik me onwillekeurig afvroeg: Zal dit mijn thuis worden? Een vraag die ik meteen met nee beantwoordde, met die openbaringskracht die zo natuurlijk en zon onfeilbaar onderdeel van onze persoonlijkheid in dit leven is. Ik hield daarom maar op met te speculeren over het bezit van zon thuis, en bereidde me voor om het nader te onderzoeken zodra de omstandigheden mij dat zouden toestaan.
We bereikten een open vlakte, en ik wist intutief dat dit het centrum en hoogste punt van het sanatorium was, waar ik mijn verfrissende en verjongende slaap had genoten. Want zoals het gezicht van een mens een bepaalde aanwijzing geeft van zijn karakter, zo getuigden de contouren van dit huis ook meteen van zijn aard en doel. In n oogopslag zag ik dat het een bolwerk van ontspanning was, een fort van rust, een overweldigende vreugde voor iedere ziel die hier kwam. Voornaam en imponerend in zijn pretentieloze heerlijkheid, alsof de fundamenten diep in de eeuwige kalmte van Gods almacht waren gelegd. Het materiaal was zo puur en onbesmet als de oneindige en onveranderlijke liefde van zijn Goddelijke ontwerper. Elke steen en elk kenmerk vibreerde merkbaar met de geest van genade en vergeving die hier rondzweefde. Ik voelde, terwijl ik hiernaar keek, dat ik op de n of andere manier het mysterie opgelost had van die diepgaande aantrekkingskracht waardoor ik tot zon begerenswaardig centrum was aangetrokken. Eerbied, dankbaarheid, aanbidding en ontzag leken de portiers te zijn die als wachters stonden bij de vier torens, welke oprezen als eindpunten van de statige zuilenrijen.
Het deel van het gebouw dat we vanaf het punt hier konden zien en waarvan ik de pracht zo kon bewonderen, was een zaal van enorme afmetingen en had de vorm van een amfitheater. Drie zijden werden geflankeerd door ruime stadspleinen van gelijke lengte, waardoor het geheel een volmaakt vierkant vormde. De hoeken waren bezet door vier torens, die dienden als ingangen naar deze zaal. De stijl van de architectuur was gemengd: de zuilen die het dak van de portieken ondersteunden, waren Korintisch, en hun materiaal leek meer op ivoor dan op marmer. De voetstukken waarop zij rustten waren van een roze-achtige albast en massief genoeg om de hoekstenen van piramides te vormen, maar waar de Egyptenaren een sfinxachtige wezenloze uitdrukking op hun gezicht zouden hebben gemaakt, waren deze zuilen gelambriseerd met verfijnde bas-relifs zoals de Grieken graag uitsneden. De frontons[25] vormden galerijen van groepen standbeelden. De herstellende patinten konden bij het overdenken hiervan voortschrijdende lessen leren over het leven waar zij toe geroepen waren. In die zichzelf verlichtende sfeer die schaduwen geen gelegenheid bood te ontstaan, leek het vanaf mijn plek of de muren waren gemaakt van steen, met een delicate en variabele groene tint. Naderhand ontdekte ik dat dit effect werd veroorzaakt door een groot scherm van in detail uitgesneden en geperforeerd marmer, dat als het ware rondom de zaal in plooien gedrapeerd was als verfijnde en zachte kant en waardoorheen het bladgroen van een edele wijnrank zichtbaar was. De torens rezen tot een aanzienlijke hoogte, eindigend in minaretten als van gepoetst zilver, waarvan de klokken hun muziek deden voort klinken. En als bekroning op de zaal steeg een majestueuze koepel op, die de tweeledige functie had van vervolmaking van het ontwerp en verlichting van het interieur.
Het was weer indrukwekkend hoe prachtig alle aspecten van het tafereel bij elkaar pasten: kunst en natuur werden op een dusdanige manier met elkaar verenigd, dat dit de harmonie verrijkte. Die tuinachtige vlakte waar de bloemen en struiken zo kunstzinnig over verdeeld stonden, zou nog niet half zo fraai zijn geweest als dat imposante gebouw er niet was geweest. En de entree had het gazon, dat gelijk een met bloemen bezaaide mantel was, nodig als gepaste achtergrond waartegen hij zijn weergaloze perfectie kon tentoonspreiden. Met elkaar harmonirend werd de schoonheid van elk onderdeel benadrukt, terwijl de stromende menigte de harmonie ritmisch in balans hield.
Cushna ging verder en ik volgde automatisch, verrukt door het tafereel en me afvragend wat de volgende fase zou zijn, tot ik me ervan bewust werd dat hij niet van plan was om naar binnen te gaan via een van de voor mij zichtbare ingangen. Ik aarzelde een moment, aangezien ik met hart en ziel dat gebouw in wilde en ik twijfelde of hij me niet ergens anders heen leidde. Meteen raadde hij mijn aarzeling en leek er totaal niet misnoegd over. Hij verzekerde me dat hij echt naar binnen zou gaan en leidde me naar het hoofdgedeelte van het gebouw, dat tot dusver voor mij verborgen was, en dat de tijdelijke verblijfplaats vormde van degenen die vertoefden in dit tehuis voor rust en herstel. Op dat moment hielden de klokken op te luiden, en ik was blij dat hij me wenkte hem een gang in te volgen die naar de zaal leidde, zonder die talloze appartementsopeningen aan weerszijden te tonen. Aan het eind van de gang trok hij een rijk geborduurd gordijn opzij, en leidde me naar wat met recht een arena genoemd mag worden.
Zal ik het tafereel beschrijven dat ik mocht aanschouwen? Er was een grote hoeveelheid gezichten aan alle kanten, en over en rondom ons hing een sfeer van volledige vrede. Ik besefte dat ik een doel bereikt had: een periode van onzekerheid lag achter me. Ik voelde me tevreden en haalde opgelucht diep adem bij het bereiken van iets waarvan ik niet wist wat het was, maar mijn hart was blij.
De met bloemen beklede vloer van die ruime arena bevatte een aantal lounges die bestonden uit verschillende aromatische mossen, zacht als lucht, en elk ontworpen om zijn eigen specifieke effect magnetisch te produceren. Cushna vestigde mijn aandacht op de verschillende geuren die ze afgaven en nodigde me uit om er op te gaan liggen en hun geriefelijkheid uit te proberen. Toen ik hieraan gehoor gaf, legde hij kort uit dat magnetisme de kracht en voeding is van het geestelijke lichaam. Hij leidde me naar een lege stoel, en liet me onder de hoede van een vriend die me, zoals Cushna zei, de betekenis van het gezang zou uitleggen.
Al snel werden de stoelen van dat ruime auditorium gevuld. Boven elkaar uitstijgend droeg rij na rij bij aan die zee van gezichten, waarop geluk haar naam in levende letters had geschreven. Vanuit elk van de vier ingangen stroomde een gestage stroom naar binnen tot de zaal vol was. De stroom hield op toen er nog net n stoel over was voor de laatste persoon die binnenkwam.
De gewaden die men droeg hadden vele verschillende kleuren, maar alleen van de lichtere tinten; al die kleuren leidden ertoe dat de mensengroepen heel schilderachtig en gevarieerd waren. De lagere stoelen werden bezet door kinderen met kleding van een vlekkeloos wit en in de meest verfijnde tinten. Sommigen waren zo jong dat ik me afvroeg hoe ze overal zo rustig en ordelijk gehouden werden.
Achter hen waren duizenden jongens en meisjes gearrangeerd volgens een methodiek die ik niet begreep. Daarboven weer waren vrouwen in nog grotere aantallen, en tot slot rij na rij mannen tot aan de buitenste rand van die wijde kring. Elk volk op aarde had een evenredige vertegenwoordiging in die massa, en allen waren zo opgesteld dat elke huidskleur zijn eigen invloed toevoegde aan het evenwicht van het plaatje. Maar de meest aangename gedachte van al was dat elke stem Onze Vader zei tegen dezelfde God en dat allen in hun hart voelden dat zij leden waren van n familie. De jood was zich niet meer bewust van uitverkoren te zijn, de niet-jood was zijn haat kwijt, de kastenbeperking van de Brahmaan was verbroken, en de hand van de Arabier was niet langer opgeheven tegen zijn medemens. De Hindoestaanse vrouw had haar sluier afgedaan, de moslim had zijn fanatisme verloren, Grieken en Romeinen dachten niet aan dodelijke vetes, de hand van de Zoeloe hield geen speer vast, de Indiaan had geen tomahawk, terwijl de christen zijn zwaard in de schede had gestoken. Katholiek en protestant waren elkaar toegenegen, het lid van de episcopale kerk pochte niet over de apostolische opvolging, en de bekrompen sektarir zat naast de voormalige athest, die hij voordien naar het eeuwige hellevuur zou hebben verwezen. In een dergelijke menigte, met zon band die hen verenigde, kon ik me voorstellen dat ik niet ver verwijderd was van de binnenste tabernakel van de hemel.
Was het het gezelschap waarin ik me bevond dat deze reflectiestroom in mijn hoofd veroorzaakte? Ik weet het niet, en zal het misschien nooit weten. Maar daarna loste alles op in een gemproviseerde symfonie, als inleiding tot een onvergetelijk gezang. Ik had mijn reflectie nog maar net beindigd, toen de basistoon weerklonk.
Net als degenen die om me heen stonden keek ik op naar de koepel, waar een duif van doorschijnende bezielende schittering balanceerde op uitgestrekte vleugels, als om de siddering van haar snelle vlucht te dempen. Ze hield iets in haar snavel dat flitste en vlamde met een heerlijkheid die de glans van zijn drager deed verbleken, en dat zichtbaar bijdroeg aan het geheiligde licht waarin de zaal baadde. In n beweging stonden die duizenden mensen geruisloos op en bogen hun hoofd in eerbiedige aanbidding. En toen de stilte was verstomd in een ontzagwekkende kalmte, kon het verkwikte waarnemingsvermogen van de ziel het juweel bijna horen dat fladderde in de lucht, en de duif verdween als een bliksemschicht uit ons zicht.
Gestaag, als een zeepbel door de windstille lucht, zweefde dat briljante bolletje, terwijl het langzamerhand te midden van de enorme schare van aanbidders neerdaalde. Omlaag, langzaam lager, groter wordend tijdens de daling, kreeg het een steeds grotere schittering door het uitdijen. Ik keek er naar met ingehouden adem, me afvragend wanneer we met de diepte van zelf-inspirerend ontzag zouden meetrillen, tot het tenslotte met een zacht ploffende harmonische klank een deel van zijn kristallen over elk hoofd in het publiek uit sproeide. Gedurende deze dienst bleef dit hangen als een juweel, dat gezonden was om Gods zegen over Zijn hier verzamelde kinderen uit te stralen.
De echo van die zachte klank bleef, terwijl de grote menigte weer ging zitten, het heldere merkteken dragend van de aanwezigheid van hun Vader, Die wachtte om gebeden te horen en te beantwoorden.
Zeven maten van stilte volgden. Toen weerklonk de openingsmelodie van het eerste gezang. Het thema begon met een pianissimo nummer van harmonieus mannelijk magnetisme: in dat gehele gezang kwam niet n woord voor. Ik keek, en ik zag de hoofden van de mannen karmozijnrode stralen uitzenden, die naar het centrum van de koepel schoten en aldaar met elkaar samensmolten. Ze vormden cirkels van verschillende grootte en begonnen in de ruimte rond te wentelen. De bewegingen veroorzaakten vibraties van lagere en hogere tonen, net naar gelang de grootte van de cirkel en de snelheid waarmee deze bewoog. Het effect van de vermenging van bas en tenor was als de gedempte muziek van het rollen van de golven van de oceaan zoals die van een verre heuvel landinwaarts gehoord kan worden. De melodie was te zoet om in woorden om te zetten zonder afbreuk te doen aan de compositie. En toch, terwijl ik luisterde naar haar heilige inspiratie, was haar grootste charme de perfecte harmonie van de diverse volkeren, religies en talen. Ik voelde dat de hemel een overwinning had behaald door het onsterfelijke gedicht van Israls lieflijkste zanger op zulke muziek te zetten, en dat ik luisterde naar een uitdaging aan hemel en aarde:
Zie hoe goed is het en hoe heerlijk
als broeders bijeen te wonen! [26]
De uitnodiging was verstuurd en het spectrum van hun variaties was afgelopen. De cirkels stopten met hun vlucht. Ze kwamen samen, omhelsden elkaar en verspreidden zichzelf ten slotte als een baldakijn langs de koepel.
Daarna volgde een kanaal van de blauwe en amberkleurige offeranden van de jongens en meisjes. Langzaam in crescendo wekten de blauwe stromen van de sopranen en de golven van de amberkleurige alten aangename echos op, met de verkondiging:
Het is als de
kostelijke olie op het hoofd,
die neerdruipt op
de baard, de baard van Aron,
en neerdruipt op de
zoom van zijn gewaad. [27]
Op dit punt vielen de vrouwen in met hun roze-kleurige trillende tweede sopraan om tot een trio aan te zwellen:
Het is als dauw
van de Hermon,
die nederdaalt op
de bergen van Sion. [28]
Daarop galmde het volledige koor, en duizend kinderen droegen bij met hun schitterende ongekunstelde muziek, terwijl het baldakijn van cirkels hergroepeerde en bewoog om een diepgaande begeleiding aan de melodie te geven.
Het klonk als een engelenkoor dat zong met de stemmen van verre donderslagen en de Bourdon[29] van de hemel zelf, die diende als een contrabas voor het orkest van de golven van de oceaan. Alle samenklanken boven, onder, rondom, met alle akkoorden en stemmen die de natuur kan afdwingen, werden in de universele bevestiging vertegenwoordigd:
Want daar gebiedt
de Here de zegen,
leven tot in eeuwigheid.
[30]
Het koor zwol rondom ons aan met een dusdanige majestueuze kracht en intensiteit, dat elke kleur zijn echo flitste om de heerlijkheid uit te breiden, tot de zaal baadde in het parfum van dankzegging. Toen de laatste slag van de laatste maat werd bereikt, was een wolk van kleurenharmonie over de arena gevormd die net zo lieflijk was als die van het geluid, en de wolk steeg op als dankbaarheidsuiting voor de liefde van onze Vader.
Die prismatische wolk was de koepel nog niet uit, toen een nog lieflijker akkoord van muziek onze oren zegende. Ik nam waar dat in de juwelen op onze hoofden de acceptatie en het Zo zij het van God weerklonken.
Tot nu toe had Cushna de rol van dirigent vanuit het centrum van de arena aangenomen, omgeven door een aantal jonge mannen en vrouwen die gracieus meebewogen met het ritme van de muziek, alsof ze een zekere figuur van een mystieke dans uitvoerden. Bij navraag werd mij verteld dat dit koor slechts een introductie tot de ceremonie was: de door speciale begeleiders gezongen steun, die de patinten in een gunstige magnetische toestand bracht. Gehoorzamend aan de wens van mijn instructeur keek ik aandachtig, en zag dat al dat magnetisme niet opgestegen was: het was gedistilleerd (of moet ik zeggen verdampt?) en vulde de arena met wat vagelijk leek op een soort wolk. Het was eigenlijk geen wolk, want die aanduiding wekt de indruk van een ijle damp die weggedragen kon worden als er beweging optrad. Dit had gewicht en massa, waar de begeleiders door heen en weer bewogen zoals badgasten door ondiep water bewegen, behalve dan dat dit bijna onzichtbare iets geen weerstand leek te bieden. Even een metafoor die het idee zal overbrengen van wat het leek te zijn: het was als de illusie van een meer dat in zijn rusteloze omzwervingen werd opgeroepen om een tijdje te pauzeren, zodat de geesten van sterfelijke kinderen erin zouden kunnen baden om de laatste sporen van de aarde weg te spoelen.
Mijn aandacht werd op dit moment getrokken door een man die de zaal binnenkwam vanuit dezelfde passage als waar ik vandaan was gekomen. Zijn lange en stevige gedaante was bekleed met een kleed van staalgrijs, waaroverheen hij een golvende mantel droeg: blauw met amberkleurige strepen en prachtig geborduurd vanaf de lendenen naar beneden. Zijn gezicht, uiterlijk en algehele voorkomen deed me denken aan een Arabische sjeik, behalve dan dat hooghartigheid hier vervangen was door kalme nederigheid. Om zijn hoofd, taille, polsen en enkels droeg hij kettingen van een vreemde legering, bezet met juwelen die licht uitstraalden, daarbij zes stralenkransen vormend, die hem een mysterieuze uitstraling verleenden.
Toen hij de arena instapte, begroette die immense menigte hem met een welkomstschittering. Hij keek vluchtig de zaal rond, als een ervaren dirigent die zijn orkest overziet om te zien of allen gereed zijn voor de zwaai met zijn dirigeerstok. Bij het punt aangekomen waar Cushna hem opwachtte, boog hij zijn hoofd slechts, waarop de begeleiders zich omdraaiden en de zaal verlieten via dezelfde passage waar hij door was binnengekomen.
Hier nam ik de gelegenheid om te vragen: Wie is dit?
– Siamedes, de magnetiserende expert die het koor zal leiden.
Een oosterling, neem ik aan?
– Een Assyrir.
We hadden geen tijd voor verder gesprek. Nauwelijks was dat ene woord uitgesproken, of de Assyrir hief zijn hand op als om de aandacht van zijn publiek te trekken. Even bleef zijn hand in de lucht hangen, en, terwijl een lichtgevende zeegroene wolk deze omringde, sloeg hij met een majestueuze zwaai een cirkel, waarmee hij de stralenkrans de lucht boven zich inwierp. Een pauze, en dan nog een zwaai, keer op keer herhaald, waarbij elke beweging een volgende cirkel toevoegde om zijn voorganger uit te breiden en te volgen. Slechts een pulseren markeerde het interval tussen elke slag, dat lang genoeg duurde om de kleur te veranderen, alsof hij de noot wenste te veranderen in de roep van een signaalhoorn, waarmee hij zijn leger aanspoorde naar de overwinning te marcheren.
De uitdaging was nog niet verstomd, of een jubelend respons zweefde al in de lucht. Het was een krijgshaftige muzieksectie, en men kon zich bijna voorstellen het gestage en afgemeten stampen van de naderende bataljons te horen, die kwamen met de kracht en het vertrouwen in hun zaak van een zekere overwinning. Het zachtaardige crescendo nam toe aan kracht en volume terwijl elke volgende magnetische golf de uitgestrektheid boven ons inrolde. Ze waren niet langer cirkelvormig, rond en flitsend, zoals in het openingsgezang, maar het voorbeeld van de Assyrir volgend kwam elke bijdrage in nevelige maten om de nieuwe harmonie van dat thema te vormen.
Lichtgele en blauwe golven ontmoetten en kusten elkaar in het levensakkoord waarvoor zij geboren waren, en vermengden in hun volgende formatie tot het glorieuze groen van hoop. Wolken van karmozijnrode kracht van de mannen omhelsden de witte zuiverheid van de liefde van de kinderen, en koesterden haar in tinten van genegenheid. Dan, elk zich aan de ander overgevend, verenigden ze zich in het roze van barmhartigheid. Bruine en roze, lila en kersenrode, kastanjebruine en grijze, groene en gouden golven spoelden over elkaar heen, omarmden elkaar en kolkten rond terwijl elk de verlangde toon produceerde. Aldus hadden zij het voornaamste doel van hun bestaan bereikt en zij voegden aan hun muziek de geur van getrouw vervulde plicht toe, tot de lucht bezwangerd was met welriekende geluiden, afwisselend van volume en stijl met elk akkoord en elke combinatie.
Uiteindelijk was de zaal zelf vol. Geuren vermaalden kleur, en kleur verdrong geluid, maar die grootse levensmars leek nog maar half compleet. Opnieuw hief de meester zijn hand op en zwaaide ermee, daarmee dit keer bonte vonken, die helder gloeiden met een elektrische gloed als juwelen die schitteren in de zon, in de doorzichtige wolken rondom ons werpend.
Een onderbreking van een tel, gedurende welke het magnetisme van die heerschaar veranderde van vorm, en toen werden geur, geluid en kleur aangevuld met talloze edelstenen die het feerieke toneel een nog grotere schoonheid verleenden. Tenslotte flitste er uit het hoofd van Siamedes een regenboogsignaal, en de muziek stierf langzaam uit, terwijl geur, licht en kleur achterbleven.
Terwijl dit plaatsvond, droegen de begeleiders de patinten naar binnen. Deze dienst werd heel zorgzaam verleend: Cushna was zorgvuldig bij het toewijzen en opstellen van elk rustbed, waarop ze werden neergelegd alsof ze ondraaglijke pijnen ondergingen in plaats van bewusteloos te zijn. Hij deed zorgvuldig zijn uiterste best om hun lijden te verzachten. Zodra het laatste rustbed bezet was, werd een signaal gegeven en stopte de muziek.
Inmiddels was de zaal als een zee van bonte kleuren – een magische, onvergelijkelijke zee, met een miljoen feerieke lampen die zijn nu roerloze diepten verlichtten. Een zee waarin een machtig leger overspoeld lag, overweldigd door vreugde en kalme tevredenheid. Goed dat dit zo was, want oh, wat voor leven, wat voor groeiend leven vond hierin zijn geboorte! Zijn wateren mochten rusten, opdat ze zachtjes de slapenden mochten baden met de volheid van het leven en het bestaan opnieuw inprenten, dat leek te flakkeren in de rampen en catastrofes waar hun verleden hen doorheen had geleid. Het geoefende oog van de Assyrir sloeg aandachtig de vooruitgang van elke patint gade, terwijl de stimulerende krachten om hen heen werden geabsorbeerd en opgenomen, tot hun kracht terugkeerde en de inenting de benodigde verandering had teweeggebracht.
Toen hij tevreden was, wierp hij zijn mantel met een koninklijk gebaar terug over zijn schouders. Hij hief zijn armen en zwaaide ermee zoals een vorst zijn scepter zou zwaaien met het vertrouwen dat een commando dat vooraf was gegeven zou worden gehoorzaamd. Het effect was betoverend. Die mysterieuze krachten namen onmiddellijk intelligentie aan, begrepen zijn teken en haastten zich om te gehoorzamen.
Door de werking van een mystieke wet werd elke kleur gescheiden van de andere. Sommige werden veranderd in fruitvormen of bloemen. Andere, verweven in een zweem van brokaat van zijde, pluche en satijn, werden in gracieuze plooien gedrapeerd als decoratieve wandtapijten, verder versierd en overdadig belegd met een grote hoeveelheid edelstenen, die hun glans vanaf de randen uitstraalden. Weer andere werden geweven tot overwinningsspandoeken of emblemen, waarmee de koepel, de arena en de zetels werden bekleed. De offerande van de kinderen, verwerkt tot kant van vlekkeloze zuiverheid, werd verzameld tot feestelijke slingers en gordijnvallen om de versieringen af te maken. Zodoende, door de eenvoudige uitvoering van de wil van de Assyrir, werd de zaal getransformeerd en gearrangeerd als voor een dankbetuiging en Welkom Thuis, zoals een land bijeenkomt om de terugkeer van een verbannen leider of koning te vieren.
Terwijl hij zijn handen naar de hemel uitspreidde, boog elke knie rondom hem in aanbidding. Ik wist dit, hoewel mijn ogen waren gefixeerd op hem tegenover mij, die leek op een gladiator die zich voorbereidde op het gevecht, zeker van de overwinning, ook al kon de dood zelf zijn tegenstander zijn. Toch was hij niet trots of arrogant. Hij leek zich niet bewust van al het majestueuze van zijn voorkomen, de heerlijkheid van zijn kracht, de perfectie van zijn gedaante, en hij was zo zuiver als het hart van een kind bij het richten tot zijn God. Zijn gedachten vlogen naar boven, zoals sidderingen van bliksem die door de aarde zijn veroorzaakt en naar de zon opvliegen, zuiver en ongekleurd door welke kleurentint dan ook. Ze werden gericht naar het Grote Opperwezen, en niets dan onbezoedelde zuiverheid kan toegang krijgen tot die heilige aanwezigheid.
Was er een trilling in hun vroege vlucht? Ik weet het niet. Maar als dat zo was, dan kwam dat door de intense ernst van de ziel die zijn plengoffers uitstortte. Hij sprak nog steeds geen woorden, maar in de zilveren muziek dacht ik dat ik de last van zijn hart kon begrijpen: Aan U, o Heer, is de grootsheid, en de kracht, en de glorie, en de overwinning, en de majesteit. Al wat in de hemelen en op aarde is, is van U. Van U zijn alle koninkrijken, o Heer, en Gij zijt verheven als Hoofd over alles. Rijkdom en eer komen van U, en in Uw hand zijn kracht en macht, en in Uw hand is de macht om groot te maken en aan allen kracht te geven. Daarom danken we U, O Vader, en prijzen Uw glorieuze naam.
Zijn gebed was ten einde. Er was geen smeekbede. Zijn vertrouwen en geloof betuigden dat dit onnodig was. De aanwezigheid van de menigte rondom hem was een meer welsprekende en acceptabele smeekbede dan hij kon uitdrukken. God verlangt geen overvloedigheid. Hij was slechts de vertegenwoordiger van al diegenen die wensten een tot dan toe triomferend kwaad te overwinnen, en hij was enkel de uitverkoren voorvechter van deze strijd. Ontwapend voor de strijd pauzeerde hij om zijn wapens aan de voeten te leggen van Hem om wiens glorie hij op het punt stond te vechten, om zijn Koning te danken voor het gebruik van zulke zegenvierende wapens, en vervolgens om te wachten op het koninklijke teken om toe te slaan. Hij was hier om de banden van gevangenschap te breken, om vrijheid te geven aan de slaaf, en in zijn ogen scheen de zekerheid van triomf. Zijn overwinning was reeds beklonken in het vertrouwen dat hij bezat.
Zijn standvastige blik rustte nog steeds op de gewelfde koepel. Hij wist dat het antwoord niet uit zou blijven, en als het kwam zou het hem gereed vinden om het te ontvangen. Een diepere stilte viel over ons heen, en een wolk van glorie, als een mantel van zonnestralen, daalde af en deed hem stralen met de kracht en aanwezigheid van God.
Aldus gekleed met een dergelijke autoriteit en heiligheid, was het niet nodig langer te wachten. Hij naderde een rustbed waarop een jonge vrouw lag, die zo misvormd was dat ze haast niet meer herkenbaar was als menselijke vorm. Ze had apparaten op bijna elk deel van haar lichaam, die geen hulp of ondersteuning boden, maar haar juist martelden en haar in dwergachtige en onnatuurlijke vormen dwongen. De ogen waren opzettelijk weggedraaid om haar zicht onzeker te maken, en haar ledematen waren zo geperst en misvormd dat ze zich niet zonder hulp kon bewegen.
Bedenkt u hier vooral dat deze misvorming geestelijk was. Maar tot mijn stomme verbazing ervoer ik in de personen die net waren aangekomen van de aarde – voor wiens welzijn en hulp deze koorzangen speciaal worden gehouden – dat geestelijke beperkingen die willekeurig worden opgelegd aan een onderzoekende geest met het oogmerk om te voorkomen dat deze dogmatische grenzen overschrijdt, op de ziel een wanstaltige vergroeiing produceren die net zo tastbaar en reel is als operatief aangebrachte apparaten, die met opzet ontworpen zijn om dergelijke afschuwelijke misvormingen tot gevolg te hebben. Dit werd door latere en aanzienlijk uitgebreidere ervaring bevestigd. De Grote Vader in zijn alomvattende voorzienigheid heeft dit herstelproces ontworpen, opdat deze onderdrukte en worstelende zielen in n keer tot hun normale toestand kunnen herstellen en het onsterfelijke leven vrij van de handicaps waarmee ze tot dan toe hebben gezwoegd, ingaan. Denkt u vooral niet dat ik hier probeer potische fantasie te creren, waarbij ik mijn verbeelding vrij laat dwalen op zoek naar nieuwigheidjes of situaties. De waarheid is veel vreemder dan elk ideaal dat de geest zich zou kunnen verbeelden, en in dit verslag ben ik tevreden met het vermelden van de eenvoudige feiten van Gods eeuwige wet zoals ik die heb ervaren, en die u vroeg of laat ook zult ervaren.
Mijn beschrijvingen zijn misschien door hun schijnbaar platvloerse stoffelijkheid ontnuchterend voor u. Ze zouden zelfs een schok kunnen veroorzaken met wat kan lijken op een grove beschrijving van de opvatting die u koestert over de aard van dit leven, en hiermee strijdig zijn. Daarvoor voel ik mezelf niet verantwoordelijk. Ik probeer – voor zover de omstandigheden en middelen dat toelaten – enigszins een idee te geven over de werkelijkheden en waarheden, die te vinden zijn in de dichtkunst en de muziek van dit leven na de dood, en deze te vertalen naar de prozasche woordenschat van de aarde. Geeft u mij niet de schuld als het resultaat slechts een ongevoelig jargon is vol keelklanken, ontdaan van melodie en voor u teleurstellend. Mijn verlangen is dat ik op zn minst een kleine schets geef van wat het beeld zou kunnen zijn, indien ik de beschikking had over die mogelijkheden. Maar dat overzicht is slechts op schaal, zoals u ook op een dag zult ervaren. Zou u proberen om mijn verslag terug te vertalen vanuit het fysieke naar het spirituele, om de waarheid te zien zoals ik die zie, laat me dan n suggestie doen die, als u erover nadenkt, tenminste de helft van uw moeilijkheden hiermee uit de weg zal ruimen. De dood bewerkstelligt n verandering, en dat is deze:
In het proces van ontbinding verandert alles, behalve uzelf. Oude dingen gaan voorbij, en alles wordt nieuw, maar u zult onbewogen, onveranderd zijn, terwijl de ene wereld plaatsmaakt voor de andere in het theater van uw leven. Deze transformatie wordt in een oogwenk voltrokken als de Magische Dood met zijn toverstaf zwaait. Het materile zal vervagen als de stof van een visie zonder ondergrond[31], om voor altijd een vage en schimmige substantie te lijken, waarnaar gezocht moet worden en die slechts vaag zichtbaar is in de nieuw verworven toestand. Anderzijds zal de wereld op wiens eeuwige kusten uw voeten zullen rusten vanuit het rijk van visioenen tevoorschijn springen als een solide en verrassende realiteit, met fundamenten die nooit meer kunnen worden verwijderd omdat ze diep in de schoot van de oneindigheid zijn geworteld, en de bewoners van deze wereld hebben de geboorteween van onsterfelijkheid overwonnen.
Houd dit in het achterhoofd, en lees de volgende paginas in het licht van deze suggestie, dan zult u begrijpen waarom ik niet geaarzeld heb die taal te gebruiken – hoe onwaardig deze ook is om andere redenen – om op u het idee over te brengen dat de taferelen waartussen ik me beweeg, voor mij althans, net zo reel en solide zijn als de aarde momenteel voor u lijkt.
Nog een andere gedachte die voer voor meditatie en reflectie biedt, en die kan helpen de indruk weg te nemen dat mijn uitspraak over spirituele misvorming foutief en fantasierijk is. Ouderlijke losbandigheid, immoraliteit, onwetendheid, ongelukken en zon honderd andere prenatale invloeden veroorzaken fysieke en mentale verstoringen in een kind. Waarom zou het dan niet logisch zijn om te stellen dat op dezelfde manier spirituele fouten, onnatuurlijke ideen en bekrompen beperkingen vergelijkbare overeenkomstige misvormingen in de ziel genereren, wanneer deze wordt losgemaakt van het vlees waarin deze vorm en kenmerken zijn gevormd?
Of u nu in staat bent om uzelf van de redelijkheid van dit punt te vergewissen of niet, het feit blijft en het zal niet lang duren voor u deze waarheid zult erkennen en de rechtvaardigheid van de wet waardoor deze wordt geleid zult waarderen. Weest u niet misleid, de ziekten van de ziel die voortkomen uit persoonlijke zonden worden alleen verwijderd en geheeld door middel van langzame en pijnlijke processen. Maar de onvermijdelijke defecten die worden veroorzaakt door de zonden van een ander of door overmacht worden snel rechtgezet in koorzangen als waarop ik nu uw aandacht vestig.
Maar om nu even terug te keren van mijn uitweiding.
Ik keek zeer nauwlettend naar de Assyrir terwijl hij zich toelegde op de verwijdering van deze martelende beperkingen. In eerste instantie moet ik toegeven dat het leek dat het zinloos liefdeswerk was waar hij mee bezig was, omdat er haast geen aanwijzing was dat er nog leven was in de lijdende. Plotseling gaf ze echter duidelijke tekenen dat ze nog steeds gevoelig was voor de pijn die ze veroorzaakten, maar zelfs toen dacht ik nog dat het barmhartiger zou zijn haar te laten sterven in vrede dan haar te verstoren als het eigenlijk te laat was om haar te redden – want ik was op dat moment van medeleven vergeten dat het onmogelijk was voor haar om nog meer te sterven, aangezien de dood zelf dood was. Met nog meer tederheid dan een moeder aan haar zieke kind kon hebben getoond, maakten de zachte en tedere handen van die dokter elke boei los en wierpen deze terzijde, tot de laatste tenslotte weggenomen was en ze daar in volmaakte vrijheid lag. Ze voelde de vrijheid, en blij om zich in te kunnen spannen om deze te gebruiken, probeerde ze zich om te draaien, wat goed lukte. Ze geeuwde, strekte haar armen uit, en bemerkend dat alle beperkingen verdwenen waren, strekte ze zich uiteindelijk uit op het rustbed, en terwijl ze zich omdraaide viel ze meteen in een makkelijke en verkwikkende slaap. De hele beweging was als een spontane handeling van een persoon die wakker werd uit een onrustige droom voordat voldoende rust was verkregen, en, voelend dat de verschrikking van de nachtmerrie is verbroken, meteen weer in slaap valt zonder volledig wakker te zijn geworden.
Het is gemakkelijker in te denken dan te beschrijven met welke interesse en medeleven Siamedes haar vooruitgang gadesloeg, tot ze in die rustige en comfortabele slaaphouding lag die voor haar tot dan toe vreemd was geweest. Toen was hij tevreden en richtte zijn aandacht op de volgende ziel.
Ik richtte al mijn aandacht op die ene persoon. Het volgende bevrijdingswerk zou min of meer een herhaling zijn van wat reeds was bereikt, en aangezien ik zoveel dingen niet kon begrijpen, oordeelde ik dat dit nu een geschikte gelegenheid was om enige uitleg te verkrijgen. Me tot mijn metgezel wendend, vroeg ik:
Wil je me uitleggen wat deze boeien zijn, en hoe dergelijke misvormingen hier mogelijk zijn?
– Ik twijfel er niet aan, antwoordde hij, dat deze dienst voor jou heel wonderlijk en verbazingwekkend is. Dat is onvermijdelijk zo, tot je vertrouwd bent met onze wet en de wijze van bestaan – tot je leert hoe dit leven een nauwgezet uitvloeisel is van het leven dat je achterlaat. Hypocrisie, veinzerij en schijnheilige praat zijn maskers die worden verwijderd zodra je door de nevelen komt, en de echte mens – armoedig of edel – staat onverhuld, in staat om te lezen en gelezen te worden door alle mensen. Bij ons is er geen uitvlucht beschikbaar voor het verbergen van een onprettige misvorming, ongeacht of dit nu door je eigen zonde is ontstaan of door nalatigheid en criminaliteit van iemand anders. Alles is bekend.
Voor de geoefende ogen van Siamedes, Cushna en duizenden van dergelijke dienaren die dit nobele werk doen, kan de ware oorzaak en bron van elke misvorming in een oogopslag worden onderscheiden, en door een onverbiddelijke wet die onmogelijk kan worden ontweken, vallen de boete en straf van elk onrecht op het bord van de dader. Hiermee zul je zien dat de rekeningen vereffend worden en dat er een rechtvaardige vergelding is voor de daden die gedaan zijn in het lichaam. Het is een droevige misvatting te zeggen dat de dood alle mensen gelijk maakt, en dat dit leven een nieuw leven is terwijl de vastlegging van het oude is uitgewist met de spons van de dood. Al het leven is een voortzetting van dat wat voorheen is geweest. Bij het ingaan hier heb je slechts een bladzijde omgeslagen om een ander hoofdstuk te beginnen. Het is hetzelfde verhaal en dezelfde plot .
Zodoende zul je zien dat de vergissingen uit het verleden rechtgezet worden, en achterstallige rekeningen moeten vereffend worden. Compensatie wordt toegekend aan hen die ten onrechte hebben geleden. Mensen worden gewogen met de weegschalen van God, en beoordeeld door een taxateur wiens oordeel rechtvaardig is en tegen wiens uitspraak geen ander hoger beroep bestaat dan dat van berouw. Je zult geen omkoping of corruptie aantreffen. Alles is harde werkelijkheid. Alle mensen en dingen zijn precies wat ze lijken te zijn.
De beperkingen die deze vrienden beknotten, waren in strijd met hun gezonde verstand. Omdat hun de kracht ontbrak om de vijandige krachten te overwinnen, zijn ze slachtoffer van de omstandigheden geworden en hebben ze hun leven geleefd in hinderlijke slavernij – overheerst door de wil en gebruiken die ze niet met succes konden weerstaan. Als ze vrijwillig goedkeuring zouden hebben gegeven aan gebruik en dogma, anderen die leiding gaven hadden gevolgd met een onvoorwaardelijk geloof en tevreden waren dat hun recht om te denken ontnomen was, dan zouden ze de vereiste bekrompenheid van ziel ontwikkeld hebben, zonder zich nog eens te hoeven beperken. Maar dze mensen herkenden de God van binnen en weigerden de stem te smoren die hun riep naar nieuwere, edelere en hogere plichten voor het welzijn van hun soort.
Hun profetische uitingen waren gevaarlijk voor het ambacht, dus moest hun de mond gesnoerd worden. Hun ogen zagen visioenen van veelbelovende heerlijkheid voor de vermoeiden en onderdrukten, dus moest hun zicht worden vervormd, opdat de belangen van de hogere klasse niet in gevaar kwamen. De intelligente vitaliteit van het kind beloofde een leider in de volwassene, maar de kerk en dogma verzonnen brieven om zijn kracht te verlammen, en dwongen de edele gestalte van de reus zich te wringen in een dwerg. Je kunt zien dat het een doodsstrijd was: nobele levens zijn belemmerd om te werken, verspild, ja erger nog. Want ze waren bestemd om te bouwen en af te leveren, maar er is met geweld met hen geknoeid. Ze zijn misbruikt door groepsfanatisme en gedwongen om te strijden voor hun bestaan in plaats van de zegeningen rond te strooien, zoals ze naar hun medemensen hadden moeten uitdragen. Het resultaat is te zien in de wrakken die voor ons liggen. Verspilde kansen, verspild intellect, verspilde levens! Voor al deze dingen moeten diegenen die verantwoordelijk zijn voor het godsgericht gebracht worden.
Schuld moet rechtvaardig bestraft worden, en de overmaat aan pijn die het slachtoffer heeft doorstaan, moet zijn rechtmatige compensatie ontvangen. Met de straf hebben we niets te maken, want de natuurlijke wet van dit leven is hiervoor toereikend. Elke schuldige ziel zal alleen maar de rechtvaardige oogst ontvangen van het zaad dat hij gezaaid heeft. We zijn hier nu om deel te nemen aan de compensatie. Gerechtigheid eist dat deze mensen onmiddellijk bevrijd worden van die boeien, en leven moet overdadig over deze lijdenden worden uitgestort, tot we geholpen hebben hun zielen op te bouwen en te versterken. Een ieder zal daarna de volledige ontwikkeling bereiken waarvoor deze was bestemd en waar hij om geweend en gestreden heeft, maar waartoe hij was verhinderd door toedoen van onderdrukkers.
Maar waar vinden we genade en vergeving in een dergelijke onverbiddelijke rechtspraak? vroeg ik.
– Elke eigenschap van God heeft zijn eigen rechtmatige invloedssfeer, antwoordde hij, en de ongeschonden handhaving van elk in zijn eigen aangewezen gebied is essentieel voor het voortbestaan van de almachtige en alwijze perfectie van onze Vader. Maar het is voor elke eigenschap onmogelijk om onrechtmatig het werkterrein van een andere eigenschap te betreden. Stel bijvoorbeeld even dat genade werd toegestaan om gerechtigheid te weerstaan en ook maar in een enkel geval de overhand mocht hebben: het onmiddellijke resultaat zou een onrecht zijn. Genade tonen aan een overtreder zou een onrecht zijn voor de gekwetste, tenzij je die op zijn beurt genade zou tonen. Voer dit logisch door, en je zou al snel gedwongen worden om rechtvaardigheid af te schaffen ten gunste van genade. En dan zouden straf en vergelding onmogelijk worden. De wet zou een dode letter zijn, en zonde, doordat deze bevrijd is van angst of terughoudendheid, zou genieten van deze toestemming. Als we echter de werking van de eigenschappen van God zien volgens Zijn Goddelijke plan, dan zullen we ontdekken hoe oneindig wijs deze aanpassing is aan de behoeften van de menselijke familie in haar ontwikkeling.
Neem die attributen waar je naar verwees: genade, gerechtigheid en vergeving. Genade werkt op aarde, waar geduld, verdraagzaamheid en lankmoedigheid zo hard nodig zijn gedurende de vroege stadia van het bewuste bestaan van de ziel.
Stel je de catastrofe voor die zou ontstaan als onfeilbare justitie op de troon zou komen tijdens een dergelijke crisis in de geschiedenis van het leven – zou hierop onsterfelijkheid kunnen volgen? Daar is de mens, praktisch onbewust van zijn herkomst en doel, ongeschoold in zijn bevoegdheden en mogelijkheden, mislukkingen en vergissingen. Hij moet proefondervindelijk de wet ontdekken volgens welke hij zich zal ontwikkelen en leren zichzelf te begrijpen. Hij is onzeker of het wel goed zou zijn om ook maar de meest vurige van zijn verlangens te bevredigen, vervuld van angst, bevend voor de krachten om hem heen: een boek van de natuur, welks hirogliefen hij van nature niet kent – hijzelf is nog het diepste mysterie onder de miljoenen andere problemen – en toch wordt van hem verwacht deze te lezen. Hoe vaak zou de mensheid onder zulke omstandigheden van de aardbodem worden weggevaagd als gerechtigheid zou worden toegepast bij elke overtreding van de wet; die gerechtigheid die net zo perfect is als zijn Opsteller?
Nee! Deze eigenschap kan niet worden toegepast op zon onontwikkelde situatie. Wie kan zich voorstellen dat dat wl mogelijk is? Wordt niet juist de zo duidelijke afwezigheid van rechtspleging gebruikt als bewijs tegen het bestaan van God, terwijl het is uitgegroeid tot een spreekwoord onder de volkeren: Schofterigheid is de erfgenaam van het Fortuin, maar Eerlijkheid is getrouwd met ongeluk. Onderdrukking, tirannie en vervolging tieren welig. Macht is Recht is praktisch het universele motto van zowel politiek als religie. De welvarenden en de rijken worden vereerd in de landen, maar de armen en behoeftigen worden beschouwd als een vloek en vergif. Is dit gerechtigheid? zul je me vragen, en ik antwoord: duizendmaal nee! Maar zelfs de onrechtvaardigheid van de mensen is niet sterk genoeg om God de werking van Zijn eigenschappen te laten veranderen, en op aarde genade door gerechtigheid te laten vervangen.
Dit universele idee is verkeerd, en de mens heeft voldoende kennis verworven om te weten dat dit zo is. Maar God is lankmoedig, opdat de onderdrukker in staat is zichzelf te verlossen voordat hij voor het gerecht wordt gebracht. Genade pleit, terwijl de hoop op compensatie wel blijft. Maar zodra de wet de overtreder te pakken krijgt, gaat de kwestie over van het hof van genade naar gerechtigheid. De nevelen die de grens markeren tussen die staat en deze, vormen tevens de vestibule voor de zaal van het oordeel. Elke ziel moet er doorheen en zijn rechtspraak ontvangen voor hij hier binnentreedt. Genade heeft geen macht om over die drempel te stappen. De ziel geldt als zijn eigen getuige en eigen rechter voor dat ondoorgrondelijke tribunaal. Dientengevolge vellen de daden van zijn eigen leven het oordeel waartegen geen beroep mogelijk is.
Maar hoe zit het dan met vergeving? vroeg ik.
– Die volgt later, antwoordde hij. De straffen die worden opgelegd door de Rechtspraak zijn voor het onrecht dat je je medemens hebt aangedaan. Dergelijke zonden moeten worden ingelost en worden nooit vergeven, want niemand, zelfs God niet, heeft de macht een overtreding tegenover iemand anders dan Hemzelf te vergeven, omdat dit tegen Zijn eigen wet in gaat. Als de straf voor de zonden tegen zijn medemens rechtvaardig is ingelost, dan heeft de berouwvolle ziel de macht om vergeving voor zijn zonde tegen God te vragen, welke altijd gul wordt verleend. Maar het is nodig dat hij zich eerst verzoent met zijn broeder, want alleen wie reine handen heeft en een zuiver hart[32] kan de tegenwoordigheid van God bereiken, waar Christus zijn volledige vergeving zal veiligstellen.
Ik zweeg na deze onverwachte opheldering van een moeilijkheid waarover ik altijd van slag was geweest, want ik wist dat mijn instructeur niet zomaar zijn opvattingen uiteen zette, maar dat dit werkelijke feiten waren, die behoorlijk tegenstrijdig waren met alle ideen en leringen die ik ooit op aarde gehoord had. Toch zijn deze feiten beladen met het meest gewichtige belang voor elke ziel die de nevelen moet passeren. Uit het diepst van mijn wezen verlangde ik er wederom naar een manier te ontdekken waardoor ik de aarde zou kunnen bereiken en dit te openbaren ten behoeve van de blinden en onwetenden. Mijn vriend liet me hier echter niet lang over denken, en richtte mijn aandacht op wat er gebeurde in de arena.
Elk verband en elke beperking was verwijderd, en alle patinten lagen vrij van de boeien waarmee de aarde hen had gebonden. Het ergste geval werd het eerst behandeld, dan de volgende, en zo door tot de laatste, zodat de opwekking van allen ongeveer gelijktijdig kon worden bewerkstelligd. Ik bestudeerde hun geleidelijke opname in dat mysterieuze spookmeer waar ze in waren gedragen: de verdorde ledematen en de verwrongen gestalten herstelden zich en groeiden doordat ze gevoed werden met die vreemde voeding, totdat elk spoor van kleur uit de atmosfeer rondom de rustbedden waarop ze lagen, was opgenomen. Toen kwamen er magnetische stralen vanuit aangewezen personen. De Assyrir selecteerde hen om een speciale combinatie te vormen, aangepast voor iedere patint. Deze stralen werden op hun beurt verbroken op het moment dat het eerste eigen aura rondom de slapenden leek te ontwikkelen. Dit, zo werd mij verteld, gaf een natuurlijke aanwijzing over de toestand van elke ziel.
Met dezelfde mystieke kracht uit te oefenen als waarmee hij de unieke versieringen van de zaal had geweven, nam Siamedes de bloemen, het fruit en de vlaggetjes die rond de arena en de stoelen waren, en gebruikte dit alles om de slapenden te baden met de milde invloeden die werden voortgebracht door de combinaties die ze vormden. Het magnetisme dat zich uit elk mens ontwikkelde, had een prettige aantrekkingskracht voor iedere overeenkomstige kleur die was opgeroepen. Het werd in golvende wolken rond de rustbanken getrokken, waarover ze heen en weer rolden op de ritmische maat van de muziek die was ontstaan uit de terugkerende beweging. Lieflijk en kalmerend was het slaaplied dat het zong, en de stilte van de begeleidende duizenden aanwezigen was een passende aanvulling op de dankbare psalm.
Zonder een teken of beweging van de dirigent, die rustig de scne gadesloeg, eindigde de melodie, had iedere dorstige ziel zich vol gedronken, en stegen de levensgolven die waren overgebleven op boven onze hoofden, daarmee de slapenden mooi in de volgroeide ziel[33] latend, en op niets wachtend behalve een ontwakingskus om hen tot het leven te wekken, waarvan ze tot dan toe onbewust waren geweest.
Het werk was volbracht, de victorie behaald. Maar de overwinnaar verried met zijn diepe nederigheid geen trots op deze overwinning. Ze hoefden me niet te vertellen dat het laatste gedeelte van dat levengevende gezang zou aanbreken. Maar welke nieuwe krachten zou dit ontwikkelen? Zouden er nog meer magnetiserende wonderen worden geopenbaard? Zouden andere mysteries worden vertoond? De gedachte aan het wonder dat in de toestand van deze slapenden was voltrokken, vervulde mij met de hoop dat ik mijn leraar verkeerd had begrepen met betrekking tot het uitsluiten van genade in dit leven. Me tot hem wendend wees ik naar de ligbanken en vroeg: Is het geen genade wat nu aan hen gegeven wordt, door hen te bevrijden uit hun lijdende toestand?
– In geen geval, antwoordde hij.
Hoe noemt u dit dan?
– Gerechtigheid. Tot nu toe zijn zij slachtoffers geweest van een onrechtvaardigheid waar ze niets aan konden doen. Wij zijn alleen maar de instrumenten geweest bij het beindigen van de effecten van dat onrecht, en ze een evenredige compensatie te geven. Jij oordeelt over rechtvaardigheid in het licht van je aardse voorstellingen. Laat me je aanraden om je te ontdoen van die opvattingen. Terecht uitgevoerde rechtspraak is rechtvaardigheid, en zo zal je dit hier altijd bij ons aantreffen. Het is de eigenschap rechtvaardig zijn die tot in de perfectie is uitgevoerd, elke bijkomende omstandigheid meegerekend. Als je er zo over denkt, dan zul je houden van de gerechtigheid, waarin geen greintje wispelturigheid, vriendjespolitiek of partijdigheid voorkomt.
Zou u dit geen gerechtigheid getemperd door barmhartigheid noemen?
– Nee! Strikte rechtvaardigheid hoeft niet getemperd te worden. Je bent gewend te denken aan rechtvaardigheid als noodzakelijkerwijs samenhangend met onderdrukking. Zo is het op aarde, maar hier zal je dat zo niet aantreffen. Daarom moet je leren dat rechtvaardigheid bij ons strikte gerechtigheid betekent, en als je daar enige barmhartigheid aan toevoegt, naar welke partij ook, dan brengt deze vervalsing onrecht voort.
Ik zag in dat het mijn vergissing was, door de misvatting en verkeerde interpretatie van het Woord volgens de aardse voorstellingen. De schaduw die een tijdje langs het firmament van mijn hemel had gezweefd, werd opgelost door zijn uitleg, en mijn hart was weer blij.
Het werk was voltooid. Siamedes spreidde zijn handen uit om dank te zeggen aan God, terwijl elke knie weer gebogen werd en de vreugdevolle flitsen opstegen. Dan, eerbiedig de stralenkrans van zijn schouders afhalend, spreidde hij deze uit in de lucht en liet er golven van lof en aanbidding in komen, die galmden als een groots Amen, waarmee de krans opsteeg naar de Vader.
Het publiek bleef stil. Het stille moment werd dieper. Maar ik wist dat ze wachtten op de zegen die de slapenden op zou wekken tot bewustzijn van het leven waar ze zonder het te weten waren ingetreden, en tot de realisatie dat de dood hen had aangeraakt – tot de herkenning van het herstel dat had plaats gevonden – en dat in die aanraking hun ketenen, waarvan het gewicht hun energie voorheen had uitgeput in een pijnlijke en mislukte strijd, waren afgevallen.
Wat een openbaring! Het zou een grotere verrassing zijn dan ik zelf ervaren had. Hoe was hun omgeving toen het getij van bewustzijn weggebd was en de wolk van vergetelheid over hen viel. Wat een kloof lag er tussen dat slapen en het wakker worden! Hoe zouden ze zich de zekerheid realiseren – hoe zouden ze overtuigd worden van deze werkelijkheid? Zou het wakker worden niet als een droom zijn – een sprookjesdroom – betoverender dan de verbeelding voorheen ooit had opgeroepen? Ik wachtte in opperste spanning de komst van die kennis en het besef van onsterfelijkheid af, met al mijn zintuigen gespitst op het volgen van die ontwikkeling.
Het duurde niet lang. De muren voor me openden zich, en uit die boog van licht, die het toppunt bekroonde van het pad waarop ik het hemelse landschap beschouwde, viel een vloed van glorie de zaal in, als een voorbode en voorloper van een nog luisterrijker aanwezigheid.
Ik keek, en zag langs het stralende viaduct een rijtuig als van gepolijst zilver. Het vloog, getrokken door vier transparante roomwitte rossen, begiftigd met de snelheid van een orkaanwind.
In een oogwenk stond het rijtuig in ons midden. Een korte pauze, waarbij een van de inzittenden de zaal in stapte, toen draaide het om en verdween. De glorie-weg werd vervolgens weer teruggetrokken, de muren sloten zich, en ik keek geboeid naar de vreemdeling.
Hij was een jonge man, nauwelijks ouder dan een tiener, gracieus en edel. Mijn eerste indruk was de vreemde combinatie van de onschuld van een kind met de wijsheid van een wijsgeer, welke een bijzonder opvallend kenmerk van zijn persoon vormde. Ik hield van hem zodra ik hem zag. Zijn aanwezigheid inspireerde mijn vertrouwen en sloot alle angst uit, maar fluisterde tevens een waarschuwing voor aanmatigende veronderstellingen. In hem waren kracht en zachtheid gemengd als een bed van dons op een granieten rots, terwijl hij iedere kwaliteit accentueerde die een mens in een dierbare vriend wenst te vinden. Uit zijn ogen stroomden liefde en geduld in een gestage stroom zonder getijden. Zijn mond straalde trouw en genegenheid uit, op zijn schouders rustte de mantel van waardigheid en zijn middel was omgord met de gordel van bestendigheid. Hij was een vorst, maar zijn koningschap was dienstbaarheid, en zijn bekwaamheid het opbeuren van de gevallenen.
Hij pauzeerde even om de welkomstgroet te ontvangen en te beantwoorden, en voerde toen zijn opdracht uit door het verlenen van de kus die het zegel van de laatste slaap zou verbreken, en de slapenden zou wekken tot de dag die geen avond kent. Hij boog zich met zijn stralende gestalte zorgvuldig over de een na de ander, daarbij de invloed van de verfrissende betovering losmakend die hen nog steeds streelde, en terwijl hun ogen zich openden voor de verbijsterende scne rondom hen, ving hij iedere pasgeboren ziel op in zijn sterke omhelzing, tilde hem op diens voeten en verwelkomde hem tot een leven van sympathie en compensatie. Het was tegelijkertijd een openbaring en een herkennen van de waarheid. Er was eenvoudig een blik van onderzoekende verwondering, gevolgd door een glimlach van onuitsprekelijke vreugde, en alles was voorbij.
In n beweging stond het publiek op en zong een ander gezang. Dit keer was het een welkom-thuis lied, beantwoord met een ontroerende lofprijzing uit dankbare harten – ik heb tevergeefs geprobeerd om het stuk en de woorden te leren – en toen was de Magnetiserende Koorzang voltooid.
Terwijl de menigte uiteenging, bleef de nieuwkomer in de zaal met de Assyrir, en ik vroeg mijn metgezel: Wie is hij?
– Myhanene! antwoordde hij.
De menigte was vertrokken, de zaal was bijna leeg. De nog steeds verbijsterde ingewijden hadden de felicitaties van de persoonlijke vrienden ontvangen, en trokken zich terug naar het huis waaruit ze net waren weggedragen. De drie leiders Myhanene, Siamedes en Cushna, waren de enigen die in de arena over bleven. Ik bleef in mijn stoel zitten, een hoop koesterend die ik niet tegen mijn metgezel durfde te uiten, omdat die hoop zo gewaagd was, en toch dacht ik enthousiast dat die hoop door een of andere toevallige omstandigheid of onvoorstelbaar toeval uit zou kunnen komen. Ik kon er niets aan doen dat die hoop me overviel, want zij overkwam me ongevraagd, onverwacht en onvoorbereid: n van die plotselinge invallen van verlangen die als een vloedstroom opkomt en het hart wegdraagt op zijn stortvloed voordat weerstand bieden mogelijk is, als dat al raadzaam is. Maar toen die hoop me overviel en ik besefte hoe blij ik was bij het vooruitzicht, wilde ik me er al niet meer tegen verzetten. Ik klampte me hardnekkig vast aan het idee alsof het de sleutel en het geheim en van het leven was. Het leek ook op een andere manier op een vloedgolf: De kracht zat vooral in de eerste wilde stortvloed, maar naarmate de momenten voorbij vlogen werd de stroming steeds rustiger en kalmer, totdat het kleine beekje trilde op het punt van stilstand, en de wervelende reactie fluisterde dat alles voorbij was.
Ik stond met tegenzin op om weg te gaan, toen een lichtstraal naar ons toe schoot vanuit de kleine groep, en mijn metgezel zei:
– Myhanene zou graag met je praten.
Mijn hoop die net weg zakte – mijn wilde verlangen – werd toch nog verhoord!
Ik was blij dat ik al stond toen het bericht kwam: des te sneller kon ik reageren. Hij was meteen bij me, sloeg zijn armen om me heen, en sprak slechts twee woorden: Mijn broeder!. En daarmee was alles gezegd. Het betekende meer voor mij dan duizend woorden, en meer kon ik niet bevatten. Liefdevol, zij aan zij, zijn ene arm om me heen en zijn hand liefdevol op mijn schouder gelegd, naderden we Cushna en de Assyrir.
Had ik onenigheid ervaren in het verleden? Als dat zo was, dan was deze uit mijn geheugen gewist door de muziek van zijn stem. Mocht ik hartzeer hebben geleden, dan was dit nu uitgeroeid, en de wond genas onder invloed van deze begroetingsbalsem. Mochten mijn verlangens een verwelkende vrieskou van teleurstelling hebben gevoeld, er ontsprong nu een rijke oogst van bloei bij de warmte van deze omhelzing. De woorden waren niet nieuw voor de aarde, maar mensen spreken ze uit met een scherpe metaalachtige klank. De weergalmende volheid kan alleen worden ingeschat als ze zou worden gecombineerd met de perfecte weergave van muziek die ik nu beluisterde. Het was een akkoord dat, eenmaal aangeslagen, nooit meer kan uitsterven. Het viel in mijn ziel als een peillood in de oceaan, in zijn eerste onderdompeling een diepe en aanhoudende eentonige klank opwekkend, maar terwijl deze wegzonk steeg een melodieus klokkenspel op, waarvan het maagdelijke lied weerklonk en echode tot die oeverloze levenszee tot in de diepste diepten was vervuld met de harmonie die uit sympathie is geboren.
Myhanene zweeg, alsof hij luisterde naar de nagalmende golven die om ons heen rolden. Ik was overweldigd door de ontzagwekkende vergezichten van gevoelsmogelijkheden, waarvoor hij de sluizen wijd opende door het uitspreken van deze twee woorden.
Als ik al had kunnen spreken, dan zou ik nog niet hebben durven spreken, omdat dat de melodie zou smoren die zijn stem had geproduceerd.
Ook al was het kort en bondig gezegd, het was toch de langste en meest welbespraakte verhandeling waar ik ooit naar had geluisterd. Zelfs nu ben ik nog maar net in staat om de omvang te begrijpen. Het zal een eeuwigdurende studie vereisen om het volledig op te kunnen nemen en te verteren. De echos ervan klinken nog steeds door de gangen van mijn wezen en vormen de basis voor al mijn vreugde, en dit zal zo doorgaan tot ik de nog zoetere muziek zal dragen van de stem van Hem in wiens uiting het volledige koor van de eeuwige psalm ligt. De stem van Hem, wiens lippen op aarde vorm gaven aan geluiden zoals geen ander na kan doen, en die in de hemel de vaardigheid heeft om de goddelijke melodin op te wekken.
Siamedes maakte een eind aan mijn overpeinzingen door me te vragen of ik genoten had van het Gezang.
Ik ben amper in staat om enige intelligente mening over wat dan ook uit te drukken, antwoordde ik. Ik ben de weg verloren in verbijstering, waaraan elke functie en ontwikkeling in dit leven bijdraagt, waardoor ik niet in staat ben om woorden, gedachten of emoties te vinden die mijn gevoelens adequaat kunnen uitdrukken.
– Ik begrijp je positie heel goed, antwoordde hij. Gelukkig wordt nu nog niet van je verwacht alles wat je ziet je systematisch eigen te maken. Je zult de vaardigheid hiertoe wel gaan verwerven naarmate je verder komt. Deze ceremonie geeft je de gelegenheid te zien welke methoden we gebruiken om n van de onrechtvaardigheden op aarde recht te zetten, en de compensatie te zien die hen toekomt die grootmoedig hun plicht trachtten te doen, ook al werden hun inspanningen gedwarsboomd.
Die plicht zou een eenvoudige taak zijn, zei ik, als men in de pauze van de strijd of gedurende het huilen van de teleurgestelde krijger kort een blik zou worden gegund op een dergelijke vervulling. Maar ik zou graag willen vragen of u over het algemeen dergelijke zichtbare antwoorden op uw gebeden in dit leven krijgt, als die wolk die over u heen viel na de aanroep.
– Mijn broeder! – het was Myhanene die antwoordde – Geen vurig gebed zou mogelijk moeten zijn, noch hier noch op aarde, zonder haar definitieve of zichtbare antwoord. Verwachtte je in dat andere leven, als je een verzoek deed aan je vader of een vriend, dan niet zon antwoord?
Ongetwijfeld, van onze medemens. Maar wij waren allen in dezelfde omstandigheden. God is een geest, dus hebben we gezocht naar Zijn antwoord in geestelijke zin.
– Je vergeet dat je verzoek ten behoeve van jezelf was, en dat het feit dat je in wezen materieel was ook noodzakelijk maakte dat het antwoord materieel was. Als je bijvoorbeeld bad om eten om een door hongersnood geteisterde streek te voeden, dan zou je tarwebrood nodig hebben voor het onderhoud van het lichaam, en geen geestelijk voedsel om de ziel te versterken.
Zeker! En God zou dat gebed beantwoorden door de mensen van Zijn volk te laten bijdragen aan het kopen van dit voedsel.
– Denk je dat je God vereert door hen Zijn volk te noemen die zich onthouden van het doen van een eenvoudige menselijke daad totdat Hij hen onder druk zet? Zou een medemenselijk gevoel dit niet al hebben moeten oproepen, zonder zich te beroepen op Gods hulp in deze zaak?
Daar ben ik het mee eens, maar zoals elke goede gave uit Hem voortkomt, zou zon resultaat als een antwoord op ons verzoek beschouwd worden.
– Maar je hebt geen direct bewijs dat je gebed hoger opsteeg dan het plafond van de kamer waarin dit was uitgesproken. Wat jij als een antwoord van God beschouwt, was niets meer dan een menselijke handeling van je medeschepselen. De Joden zouden zonder mondeling gezaghebbend en ondubbelzinnig antwoord niet tevreden zijn geweest.
Dat was in de dagen van het orakel, maar U weet dat dat lang geleden is opgehouden, en dat de heropleving hiervan als onnatuurlijk en tegen de huidige Goddelijke manier van werken gezien wordt.
– Dat is niet zo! Zeg eerder dat het is opgehouden als gevolg van de onnatuurlijke en onjuiste leringen die de overhand hebben gekregen. God blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid[34], en zolang Hij God is zal wat er was, er altijd weer zijn.[35] De positie die de Kerk in elk tijdperk moet innemen, is, deze waarheid te demonstreren door te laten zien dat de vastgelegde feiten uit het verleden klaarblijkelijk waar zijn, door het bewijs van de overeenkomstige machten die tegenwoordig gemanifesteerd worden. En dit omdat God leeft en onveranderlijk is, en Zijn werken niet voor een uitverkoren volk, tijd of plaats zijn, maar net als Hijzelf voor allen en voor altijd. Een tegengesteld standpunt is onjuist en onlogisch, en stelt de mens die deze opvatting huldigt, terwijl hij strijdt voor een onveranderlijk God, bloot aan de spot en minachting van zijn tegenstander.
Maar waar is de noodzaak voor dergelijke zichtbare tekenen, aangezien de volledige openbaring door Jezus was gegeven? Ik vraag dit niet om te redetwisten, maar met een verlangen om de waarheid te weten zoals u die ziet vanuit uw hogere toestand en langere ervaring.
– Vrees niet om door te zetten met je onderzoekende vragen, mijn broeder. Het is altijd een genoegen om twijfel weg te nemen, of een dwaling aan te tonen. Wat betreft de noodzaak van zichtbare tekenen op aarde: dit is niet aan ons om over te beslissen. Het is voldoende voor ons dat ze ooit zijn afgekondigd en nooit zijn herroepen. In de openbaring die door Jezus gegeven is – of deze compleet is of niet moeten we voor dit moment even laten rusten – vormden zichtbare tekenen een opvallend kenmerk dat Hij instelde ter bevestiging van Zijn missie. Hij beloofde tevens dat zij hen die geloofden moesten volgen voor een vergelijkbare getuigenis. Zijn belofte werd ingelost in de geschiedenis van de vroege Kerk. Dergelijke zichtbare tekenen werden bedoeld, en zouden heden ten dage van hetzelfde moeten getuigen.
Waarin ligt volgens uw begrip de grondslag van deze foutieve ideen en misvattingen?
– Ze hebben verschillende oorzaken, waarvan de eerste te wijten is aan de verkeerde positie waarin de Bijbel is geforceerd door te beweren dat dit het Woord van God is: een afgewerkte en volmaakte openbaring, in plaats van het op zijn eigen waarde te schatten, zijnde het Woord van God aan een specifiek volk, ontworpen als leidraad onder bepaalde omstandigheden. Het is slechts een fragment van de openbaring die begon in het begin van het bestaan van de mens en die zal worden uitgevoerd tot het einde. Jezus schreef geen wet die werd overhandigd aan Zijn discipelen met de opdracht deze te houden, noch droeg Hij op aan iemand anders om dit na Zijn vertrek te doen. Zijn gebod was om te prediken en alleen dat waartoe de Geest hen inspireerde. Die stem van de Geest was het voortbestaan van de openbaring, tot het einde der tijden, Zijn volgelingen naar alle mysteries leidend.
Een andere bron van fouten is de interpretatie en herinterpretatie van dit meest onbevredigende gezag, die telkens weer nodig was om de steeds terugkerende problemen tegemoet te komen, die optreden door wetenschappelijke en intellectuele vooruitgang. Wat in de ene eeuw als waarheid wordt beschouwd, wordt in de volgende eeuw natuurlijkerwijs verouderd en een dwaling bevonden. De worsteling om het gezag van het boek te behouden en zijn interpretaties aan de nieuwe omstandigheden aan te passen, veroorzaakte talloze splitsingen en onenigheden. Elk van deze splitsingen verdreef de fouten en vestigde zijn eigen opvatting van de waarheid, voortkomend uit een overmatige nadruk op n passage waarop deze gebaseerd was, zonder verwijzing naar de vele andere passages die anderen gebruikten om een geheel tegenovergestelde aanspraak te construeren.
Langzamerhand ontvingen deze ontelbare dogmas een bredere goedkeuring en tegelijkertijd werd onderwezen dat het noodzakelijk was te denken dat de tekenen en profetien opgehouden zijn. Uiteindelijk heeft de traditie en autoriteit van de Kerk het levende woord en de levende orakels van God zich onrechtmatig toegeigend, met als onvermijdelijk gevolg dwaling en verwarring.
Ik neem omwille van de discussie even uw standpunt in, en neem in overweging dat het waarschijnlijk is dat egostische leraren fouten verspreidden, door bepaalde aspecten van de waarheid te verbergen omwille van lage en onwaardige motieven. Kunt u er aan twijfelen dat er vele getrouwen zijn onder de volkeren – oprechte harten die zoeken en wachten op de troost van de Heer – of uitleggen waarom hen zichtbare tekenen van een Goddelijke aanwezigheid wordt onthouden?
– God is nooit zonder getuigen geweest. Getrouwe wachters in de tempel hebben altijd de lamp van openbaring brandende en het orakel in leven gehouden. De geschiedenis en biografien zijn goed gellustreerd met dergelijke voorbeelden – het zout der aarde – die de standaard hooghouden en de mogelijkheden tonen waarvan de Kerk is afgedwaald. Deze benadrukken slechts de waarheid die ik je verklaar, aangezien hun ervaringen universeel uitgebreid kunnen worden.
Maar waar vind je zulke uitzonderingen op de algemene regel? Het zijn mannen en vrouwen die voor zichzelf denken; die, een glimp opvangend van de hemelse visioenen, niet de mening van een willekeurige leraar raadplegen of het wettig is of niet om te luisteren naar de stem die hen oproept vanaf de wolk van heerlijkheid. Zij antwoorden, het commando van hun eigen zielen volgend: Spreek, Heer, uw dienaar luistert,[36] en worden zodoende opgenomen in die gemeenschap van heiligen die geen bemiddelaar nodig hebben. Zij zoeken geen hulp van priesters, maar worden beloond met een blik op de zetel van de aanwezigheid van God zelf, waarvan de versleten sluier van twijfel is weggescheurd, hen tot de geheiligde aanwezigheid voerend van de Heer.
Onder de grote massa van gelovigen worden zulke heiligen beschouwd als fantasierijk, bijgelovig, slachtoffers van duivelse wanen of geestelijk lichtelijk gebrekkig. Een paar van de meer menslievende geesten in de Kerk hebben goedmoedig medelijden vanwege hun goedgelovigheid, en proberen hen vriendelijk te overtuigen hun dwaasheid op te geven, maar de meerderheid van het volk en de leraren houdt zich afzijdig van de godslastering die zij spreken, en donderen met de waarschuwingskanonnen vanuit de vestingen van traditie tegen allen die luisteren naar het evangelie dat door dergelijke orakels verkondigd wordt. Het geloof van de Kerk is gelegen in de tradities van mensen, niet in de levende altijd-sprekende God, dus het is geen wonder dat de dagen van wonderen voorbij zijn, en dat mensen lachen om het idee van het verwijderen van heuvels, laat staan van bergen.
U gelooft toch zeker niet in de letterlijke vervulling van die belofte?
– Er zijn fysieke, geestelijke en spirituele bergen, antwoordde hij, en de laatste zijn net zo moeilijk te verwijderen als de eerste, misschien zelfs nog moeilijker, en vereisen net zo hard de macht van God, maar het is mogelijk. Ben je net niet juist getuige geweest van het verwijderen van bergen van misvorming?
Dat ben ik inderdaad.
– En hoe is dat bewerkstelligd? vroeg hij. Niet door het verzamelen van een grote menigte en zingen We kunnen niets, niets! zoals aan onze broeders op aarde geleerd wordt te doen. Ze kwamen en werkten, en dat iedere ziel zijn uiterste best deed, werd bewezen door het resultaat. Voordat Siamedes zijn gebed aanhief, waarop hij dat zichtbare antwoord ontving, had hij zichzelf ervan verzekerd dat de krachten van hemzelf en van hen volledig waren benut en uit henzelf kwamen. Ervan overtuigd dat hij zelf verder niets kon doen, riep hij de kracht aan die verder ging en daarboven uitsteeg; en God zou Zijn trouw hebben verbroken als hij een dergelijk geloof geen eer aan deed. Hij hoefde zijn verlangens niet te specificeren, zijn wens niet uit te werken, noch een verhandeling te geven over de baten en heerlijkheid die verworven zouden worden. Zijn roep was een profetische dankzegging voor de kracht waarvan iedereen wist dat deze hem gegeven zou worden en hij was zich bewust van het feit dat zijn behoeften al bekend waren.
Alles wat in deze zaal gedaan kon worden, was voltooid, en er was een pauze in de dienst – een interval dat alleen beindigd kon worden door een Goddelijke actie. En het wachtende geloof van de menigte ving die actie op als storm. God kon niet aarzelen toen Hij door zon kracht werd bestormd, en daarom daalde dat teken neer, en daarmee de benodigde energie om dat werk dat zij zo vol vertrouwen hadden ondernomen, voort te zetten. Dit zou op aarde ook zo moeten en kunnen zijn, maar in plaats van te genezen richten ze de meest pijnlijke wonden aan, en sturen vervolgens de slachtoffers hierheen voor herstel.
Zij hebben de gelegenheid niet, zelfs als ze de macht al hadden te doen waar ik hier getuige van ben geweest, waagde ik op te merken.
– God is te wijs en rechtvaardig, antwoordde hij, om van welke mens ook te verlangen of te verwachten iets onmogelijks te doen. Maar werken de mensen volgens die geloofsregel waarvan je net het voorbeeld hebt gezien, bij die dingen die ruim binnen hun vermogen liggen? Neen, voorwaar! Integendeel, zij vergeten dat zij zijn opgeroepen tot het grote voorrecht om samen te werken met God, zoals je hier hebt meegemaakt, en ze zijn opgeleid om niets te doen maar van God te verlangen alles te doen. Als God werkt voor de mens, is dit altijd samen met de mens. Het is geen Goddelijke wet dat de meester al het werk zal doen, terwijl de dienaar de opdrachten geeft. Als je God vraagt om de hoeksteen te leggen, kun je ervan verzekerd zijn dat Hij zal wachten tot jij de fundamenten klaar hebt. Maar de aardse opvatting is dat een mens niets hoeft te doen, maar slechts hoeft te vertellen aan God wat hij wil en dan erop kan wachten tot dat gedaan is. De verwijzing die ik al eerder gedaan heb naar het gebed om voedsel in geval van hongersnood, zal me in staat stellen je te laten zien hoeveel obstakels de mensen plaatsen, zelfs als God zou besluiten dit allemaal te doen.
Stel je voor dat er gebeden wordt voor 10.000 euro om de plaatselijke nood te lenigen. Hoe zal worden voorzien in het geld? We hebben hier geen geld. Het is daarom duidelijk dat dit moet worden verworven door een overheersende voorzienigheid in samenhang met het commercile leven van een van de aanvragers. Goed, de Goddelijke tussenkomst vindt plaats, en een verlaten regeling of mislukte transactie wordt nieuw leven ingeblazen met verbeterde vooruitzichten, en 10.000 euro meer dan oorspronkelijk werd verwacht, wordt bereikt. Wat is het gevolg? In zijn commercile omgeving wordt de verkozen bemiddelaar gefeliciteerd als een geluksvogel, een opmerkelijk schrandere kerel, of iets dergelijks. Het geld wordt op de bank gezet, de ontvanger klopt zichzelf op de schouder, en als hij dan toevallig denkt aan dat hongersnoodfonds, zal hij mogelijk na enig overdenken 20 euro bijdragen. Het is zeer duidelijk dat zowel God als de arme worden beroofd door elk systeem van antwoord in die richting.
Laat me een ander voorbeeld geven. Stel dat onze Vader besluit dat het geld de arme direct moet toekomen, en voor dat doel een boodschapper uit dit leven opdraagt het goud naar de kassier in eigen persoon te brengen. Als hij dan gevraagd wordt om de naam van de donor en hij zou de waarheid spreken, dan zou het niet lang duren voordat ze klaar zouden staan om de tragedie van Golgotha[37] te herhalen vanwege zijn godslastering. Zodoende zie je dat God machteloos staat om in te grijpen en Zichzelf aan de menigten te openbaren, vanwege de onjuiste ideen die worden gecultiveerd en bekendgemaakt door de leraren wiens autoriteit afhangt van de beindiging van zichtbare tekenen.
Ik moet tot mijn spijt toegeven dat uw argument maar al te waar is. Maar als deze fout komt door een geleidelijke opeenstapeling in de loop der tijden, in hoeverre worden mensen dan individueel verantwoordelijk gehouden?
– Elke omstandigheid die een mens benvloedt, hoe dan ook, wordt rechtvaardig in ogenschouw genomen in de beoordeling in de nevelen. Maar elke persoon wordt verantwoordelijk gehouden voor het volledige en juiste gebruik van de intelligentie waarmee hij is uitgerust. Als iemand zijn geloof verklaart in een onveranderlijke God die elke mens beloont naar de daden die hij heeft gedaan in het lichaam, dan wordt van hem verwacht dat hij zijn gedrag naar die regel richt, en dat hij niet zegt dat vertrouwen of geloof alles is, en dat de werken geen invloed hebben op de redding, en ook niet dat hij bevestigt dat God weliswaar ooit eens met mensen communiceerde door zichtbare en hoorbare tekenen, maar dat Hij daar nu mee is opgehouden omdat Hij Zijn openbaringen voltooid heeft. Zulke tegenspraken in woord en daad zijn niet vleiend voor de intelligentie van zo iemand, en helpen geenszins ten tijde van het oordeel.
Spirituele volwassenheid kan alleen bereikt worden door werk dat gelijktijdig God eert en weldadig is voor je medemens, en alleen die religie wordt erkend die de eervolle vermelding verdient: Zij heeft gedaan wat zij kon.[38]
Alle overtuigingen en vormen van geloof worden achtergelaten voordat je beoordeeld wordt, en aan geen mens zal daarover ooit een vraag gesteld worden. Het verslag van je leven hoeft alleen te laten zien dat je liefde voor God zich heeft uitgedrukt in je liefde en toewijding aan je medemens, voordat je het recht of het vermogen hebt de rust in te gaan die resteert. Siamedes en Cushna zullen je een paar voorbeelden van oogst tonen die hier moet worden verzameld. Daarna zal ik je graag vergezellen naar een aantal woningen van vrede. Mogen de rijke zegeningen van onze Vader op je rusten in je inspanningen om de waarheid te verwerven. Tot we elkaar weer ontmoeten. God zij met je.
We hadden inmiddels de buitenkant van de zaal bereikt, waar deze edele boodschapper aan ieder van ons zijn zegening gaf en vertrok om zijn missie in andere streken voort te zetten. De Assyrir nam toen ook afscheid, na ons uitgenodigd te hebben zijn huis te bezoeken zodra Cushna hiertoe een passende gelegenheid zou vinden.
Myhanene had aanzienlijk bijgedragen aan mijn informatieverzameling. Zijn aanklacht was zwaar maar waar met betrekking tot de aarde. De nadruk die hij erop legde, maakte me verdrietig op n feit na: het ingenomen standpunt in zijn betoog opende een deur van hoop voor me, en nu hij weg was, kon ik zien dat de deur nog steeds op een kier stond.
Ik was verbaasd dat Cushna net zo snel gereed was om te vertrekken als zijn twee metgezellen, want het was volkomen in strijd met mijn vroegere ervaringen dat zon enorme ceremonie of dienst zomaar gehouden kon worden zonder allerlei zaken die achteraf nog geregeld moesten worden. Het publiek vertrok zonder enige ophef, net zo geordend als de orde die elk onderdeel van de Koorzang kenmerkte, en contrasteerde in alle opzichten zeer positief met de situaties waaraan we op aarde zo gewend zijn. Op aarde zou er veel gedrang zijn geweest. Mensen die ongepast met stem of gebaar de aandacht van een vriend probeerden te trekken, anderen onbeleefd onderbraken vanwege een terloops gesprekje. Mensen die haastig heen en weer liepen in de menigte om iemand te zoeken die was kwijt geraakt. Mensen die elkaar ruw duwden in een vergeefse poging om een trein te halen.
Hier ontmoetten vrienden elkaar zonder die talrijke vragen over de gezondheid van een afwezige, of met die rusteloze bezorgde blik in de ogen, alsof ze bang waren dat het antwoord onwelkom zou kunnen zijn. Geen afscheid of handdrukken, die elkaar vasthielden alsof dit de laatste keer zou kunnen zijn. Maar de vreemdste ervaring van dit alles was dat ik zon lang gesprek kon voeren met de drie leiders van die dienst, zonder een enkele onderbreking of poging om zich met ons samenzijn te bemoeien. Met die uitbarsting van welkom-thuis waarmee de Koorzang afsloot, was alles tot een einde gekomen. Er was niets anders te doen dan te vertrekken. Vrienden vergezelden degenen die wonderbaarlijke weldaden hadden ondergaan, en leidden hen weg. De gehele menigte vertrok, volkomen zeker en bewust dat ze elkaar, wanneer ze ook maar zouden wensen, weer afzonderlijk of massaal konden ontmoeten.
We waren de laatsten die de zaal verlieten, en terwijl ik luisterde naar de openbaringen die Myhanene aan me gaf, was ik me bewust – door dat tweevoudige vermogen van waarnemen dat wij allen bezitten – dat ik die onverstoorde rust van die plaats bewonderde. Er was geen enkele aanwijzing dat er zojuist zon grote menigte aanwezig was geweest.
Net zo opvallend was eenzelfde gebrek aan commotie toen we de open lucht bereikten, waar Myhanene en Siamedes afscheid namen. Alles om me heen bevond zich in dezelfde rustige ontspannen toestand als toen ik me voor het eerst afvroeg wat dit voor gebouw was, voordat ik in slaap viel, of toen ik het aantrekkelijke luiden van die zilveren klokken hoorde.
– Nu zou ik je graag meenemen naar een zuster in wiens welzijn ik heel erg genteresseerd ben, zei Cushna, en wiens verhaal je heel waardevol en leerzaam zult vinden.
Is dit dan niet jouw huis? vroeg ik, terwijl hij me in tegengestelde richting wegleidde van die waarin we in de zaal waren aangekomen.
– Nee, helemaal niet, antwoordde hij. Mijn huis is gevuld met kinderen, bij wie ik mijn voornaamste plezierige dienstbetrekking heb. Dit is slechts een tijdelijk rustoord voor mensen als die we zojuist hebben geholpen; een soort van pleisterplaats voor genezing en herstel.
Gaan we nu naar je huis?
– Nee, mijn vriend. Je hebt nog veel te zien en te leren voordat je in staat zult zijn het karakter en de opstelling ervan te begrijpen. Maar je zult straks, als je dat kunt, je kennismaking met de kleine jongen die je door de nevelen heen droeg toen je hier kwam, hernieuwen.
Is hij bij jou? – Hoe gaat het met hem? vroeg ik gretig, met mijn herinnering aan de jongen.
– Voorzichtig nu, rustig! viel mijn metgezel me in de rede, hetgeen voorkwam dat ik nog een half dozijn andere vragen stelde die elkaar op het puntje van mijn tong verdrongen. En vraag tegelijkertijd is, vooral hier, een veel betere methode, aangezien een heel simpele vraag heel vaak een boekdeel van informatie opent, die we altijd zo duidelijk en helder mogelijk willen overbrengen. Ik zeg je, hij is bij mij, en dientengevolge gaat het hem ook goed.
Ik vraag me af wat zijn vrienden vonden van zijn dood – Het is vreemd dat ik daar nog niet eerder aan had gedacht, maar –
– Rustig nu, anders kan ik je niet beantwoorden. Probeer te onthouden dat het niet nodig is om je vragen aaneen te rijgen: er is ruim voldoende tijd om elke vraag apart te stellen, en de volledige antwoorden erop te ontvangen. Zijn vrienden waren niet erg verontrust na de eerste melding hiervan. Hij was slechts n van een groot gezin dat niet al te royaal bemiddeld was. Alle energie werd gebruikt om een eerlijk minimaal bestaan te verkrijgen, en er was weinig tijd om de hogere kwaliteiten van de ziel te ontwikkelen. Het was daarom eerder een opluchting dan iets anders na de eerste schok, want er was er weer n minder om voor te zorgen.
Hoe weet je dit allemaal? vroeg ik.
– Hier ligt weer een nieuw studieterrein voor je. Nu zie je hoe verstandig het is om maar n vraag tegelijk te stellen. Het is helemaal niet moeilijk voor ons om ons te verzekeren van alle informatie die we in een bepaald geval nodig hebben, omdat, zoals je bij een passende gelegenheid nog uitgelegd zal worden, er een delicate draad is die een verbinding vormt tussen een kind en zijn lichaam. Door deze draad te volgen, kunnen we alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen.
Hoe, Cushna! Hoe? riep ik, en mijn hart sloeg met koortsachtige opwinding die werd opgewekt door zijn woorden. Een gedurfde, impulsieve gedachte dat het mogelijk was om die deur van mijn hoop wijd open te gooien en dat mijn gebed op de helling letterlijk beantwoord zou worden! Het volgende moment was ik ontzet over mijn eigen durf, en het vermogen te bewegen liet me in de steek. Ik wachtte op zijn antwoord met een gevoel dat verwant was aan dat wat een misdadiger voelt wanneer het gevreesde moment van het vonnis komt, en zijn leven op de weegschaal trilt. Cushna leek niet met me mee te leven in de situatie. In tegendeel: met kalme geamuseerdheid glimlachte hij. Rustig antwoordde hij:
– Wel, hoe denk je anders dat we het zouden kunnen doen dan door iemand voor dit doel te sturen?
Wat! Iemand van hier sturen? riep ik.
– Natuurlijk! Denk je dat iemand op aarde dit zou doen en correct zou rapporteren?
Maar is zoiets echt mogelijk? De verwerkelijking van mijn droom werd nog tastbaarder.
– Waarom niet? gaf hij plagend ten antwoord, in plaats van me direct gerust te stellen.
Ik weet het niet, Cushna, riep ik. Mijn hart wordt verscheurd door hoop en vrees. Vertel me nou ronduit of het zo is of niet.
– Het is zeker zo, mijn vriend, antwoordde hij, hoe moeilijk het voor jou ook kan zijn om dit feit te bevatten. Myhanene heeft het met je gehad over een onveranderlijke God. Dat impliceert een onveranderlijk samenzijn. De mensen van vroeger genoten de omgang tussen de twee werelden, dus zo is het nu nog steeds.
Ik twijfel niet aan je woorden. Maar wat je me vertelt is zo veel meer dan wat ik had gedroomd dat mogelijk was. Hoewel ik vele keren de hoop gekoesterd heb sinds ik van toestand veranderde, twijfel ik aan mijn zintuigen als ze dit soort informatie aan mij overbrengen. Help me om mijn moeilijkheid te overwinnen: weet je dit uit de praktijk?
– Ja! Het was gedurende n van mijn missies met Myhanene naar de aarde dat ik de zuster die we nu gaan bezoeken voor het eerst zag.
Vertel me over haar, en misschien zal je verhaal me helpen om dit glorieuze nieuws, dat mijn bevattingsvermogen zo sterk overstijgt, te begrijpen.
– Een vriend en medewerker, die nog steeds leeft, had een verzoek gedaan aan Myhanene en ik werd gestuurd met het antwoord.
Gedurende ons interview waarover je straks meer zal worden uitgelegd, zag ik een jonge vrouw die achter een van de mensen uit het gezelschap stond. Ik kon zien dat ze heel hard hulp en medeleven nodig had. Ik sprak, maar ze kon me niet horen, en allerlei andere manieren waarmee ik probeerde haar aandacht te trekken mislukten. Ik kon haar niet achterlaten zonder iets te doen om haar verschrikkelijke lijdensweg te verzachten, maar ik was niet in staat om haar te helpen zonder de oorzaak van haar lijden te kennen. Om die te achterhalen beschreef ik haar en haar toestand zoals ik die waarnam aan het gezelschap – gebruikmakend van een methode die je binnenkort ook zult leren. Ze werd herkend door iemand die haar goed kende. Ik begreep dat dit allemaal nodig was en ik beloofde mijn uiterste best te doen om haar te helpen. Je zult je straks een mening kunnen vormen over het resultaat daarvan, als je haar verhaal hoort en haar huidige toestand ziet.
Cushna, waarom liet je me geloven dat de dood geen hindernis in de weg legt van voortgezette uitwisseling tussen de twee werelden?
– O, dt zeker niet, want zon idee zou heel verkeerd zijn, maar ik wil dat je tevens begrijpt dat de moeilijkheden niet onoverkomelijk zijn. Zoals je al hebt ontdekt, wordt de scheidslijn gemarkeerd door een gordijn van mist, en de obstakels die we ervaren zijn volledig toe te schrijven aan die stand van zaken; voortdurend veranderend naar gelang de bepalende invloeden die aan de kant van de aarde heersen, en die de staat van de wolk reguleren. Je kunt dit momenteel nog niet begrijpen, maar als zich een gelegenheid aan je voordoet om het fenomeen te bestuderen, dan zul je naar waarde kunnen schatten wat ik zeg. Ondertussen is het voor jou voldoende te weten dat alle hindernissen overwonnen kunnen worden, en dat uitwisseling tussen ons en de aarde niet volledig onmogelijk is.
Jij hebt dus deel uit mogen maken van die uitwisseling. Dat ik dat ook zou mogen doen – als zoiets mogelijk zou zijn – was mijn eerste bewuste verlangen nadat ik was binnengetreden in dit leven. Vertel me, zal ik ooit dat verlangen kunnen bevredigen?
– Zeker, dat kun je, als je zou willen. En ik kan me geen glorieuzer werk voorstellen dan betrokken te zijn bij het helpen verwijderen van de twijfels en angsten waaronder onze broeders ploeteren op aarde. Ik dank de Vader voor Zijn gunst mij toe te staan om deel te nemen aan dit grootse werk van het heropenen van deze uitwisseling die is toevertrouwd aan de meer krachtige leraren van Zijn liefde. Het werk vordert traag en is moeilijk uit te voeren, maar het weinige dat reeds tot stand is gebracht, werkt als een wonderlijk zuurdesem. Aangezien de waarheid bij machte is de forten van dwaling neer te halen, moet dit zo doorgaan tot we hier waarnemen dat de somberheid van onwetendheid is verdreven en het vreedzame en harmonieuze koninkrijk van God met een stevig fundament op aarde is gevestigd.
Hoe snel kan ik beginnen? Zon roeping zou de droom van mijn leven veranderen in een heerlijke werkelijkheid. Ik was overtuigd van de aanwezigheid van fouten, maar hoewel ik zocht, kon ik de waarheid waarnaar mijn hart smachtte – waar ook vele anderen naar zoeken, vermoeid en vol van hartzeer – niet vinden. Nu ik haar heb gevonden, kan er geen grotere vreugde zijn dan de kennis terug te brengen om hen te troosten en te instrueren.
– De gelegenheid zal zich pas aan je voordoen als je er klaar voor bent, en tot die tijd moet je geduldig zijn. Een zeer beperkte ervaring zal je ervan overtuigen dat grote vaardigheid vereist is om succesvol fouten uit te roeien en er waarheid voor in de plaats te zetten. De vaardigheden voor dergelijk werk kunnen alleen verworven worden door zorgvuldige training, ijverige studie en een uitgebreide kennismaking met de wetten en eisen van het geestelijke leven zoals je hier zich zult zien ontvouwen. Het is veel beter om de oude fout te laten bestaan, dan om hem te ontwortelen om er vervolgens een nieuwe voor in de plaats te zetten.
Helaas moet ik zeggen dat dit tegenwoordig erg veel gedaan wordt door incompetente lieden die zich te snel haasten naar zon verbinding, voordat ze gekwalificeerd zijn om meer te doen dan eenvoudig de onsterfelijkheid van de ziel aan te tonen.
Is het mogelijk, vroeg ik verbaasd, dat vrienden terug kunnen keren naar de aarde en fouten onderwijzen?
– Het is niet alleen mogelijk, antwoordde hij, maar ik moet helaas zeggen dat het een reel feit is. Het is echter rechtvaardig om toe te voegen dat de fout te wijten is aan onwetendheid en niet aan opzet, behalve in het geval van opzettelijk onwaarachtige boodschappers, slechte aarde-gebonden mannen en vrouwen.
Laat me uitleggen hoe dit ontstaat. Elke ziel die dit leven binnen komt, wordt gegrepen door het verlangen dat je hebt genoemd – terug te keren naar de aarde en bekend te maken hoe enorm verschillend dit is van wat hen geleerd werd te geloven. Tegelijkertijd hebben maar weinigen het verlangen om de aard en omstandigheden van ons leven te leren kennen, zoals jij dit bestudeert. De grote meerderheid is aanzienlijk lange tijd tevreden met de dingen zoals ze deze aantreffen, en doet geen poging hun kennis te vergroten. Met hun verstand voor een groot deel ongebruikt, leren ze terstond hoe ze de aarde kunnen bereiken. Vol van verlangen om hun voortbestaan bekend te maken, verbreken ze de stilte van de dood, en komen in de situatie dat ze duizenden vragen moeten beantwoorden, over onderwerpen waarover zij hebben nagelaten om informatie te verzamelen, met als resultaat de fouten die ik heb genoemd.
Denk je even in in welke positie je zou worden geplaatst, als je nu, op dit moment zon verbinding was aangegaan, en je de vraag werd gesteld: Groeien kinderen in de geesteswereld? of Wat zijn manieren waarop kinderen in het volgende leven worden onderwezen?, of ten derde Hoe ga je te werk als je een geest wilt verheffen als deze in een lagere toestand dan jezelf is?
De eerste vraag zou je beantwoorden in het licht van je ervaring – je hebt kinderen gezien in het Koor – en zeggen Nee, wat fout zou zijn. Op de tweede vraag zou je geen antwoord kunnen geven, en op de derde zou je tevreden zijn met een eenvoudige meningsuiting. Dit zouden je vrienden direct aannemen als een besliste verklaring, omdat hen is geleerd te geloven vanuit hun aardse opvoeding, dat een soort alwetendheid wordt verkregen in het proces van sterven.
Ik kan dit nog verder illustreren en benadrukken door je te vragen om je voor te stellen dat je verlangen terug te keren naar de aarde was vervuld op het moment dat dit ontstond, of voordat je was onderwezen in de dingen die je nu inmiddels weet. En stel dat je gedurende dat interview vragen werden gesteld over deze zaken: zou je met je kennis van toen net zon adequate voorstelling van de waarheid hebben overgebracht als je met je huidige kennis zou overbrengen?
Natuurlijk niet, moest ik toegeven.
– Net zo min is het mogelijk voor anderen om in een vergelijkbare situatie recht te doen aan de vragen die hen gesteld worden. Daarom zeg ik dat het beter is om de oude fout te laten zitten, dan hem te ontwortelen en er een nieuwe voor in de plaats te zetten.
Het noodzakelijke uitvloeisel van deze onwetendheid is tegenstrijdigheid, wat weer sterke aanwijzingen levert voor de onbetrouwbaarheid van deze uitwisseling voor hen die zich er het sterkst tegen verzetten. Die worden dan bevestigd in hun dogma en zij onderwijzen dat deze communicatie een middel is voor slechte en kwaadaardige geesten, om de onbehoedzamen te misleiden.
Ik zie nu volledig de wijsheid in van je advies om te wachten, en ik beloof je dat als de gelegenheid zich voordoet om mijn stilte te doorbreken, ik geen mening zal geven over iets waar ik niet werkelijk van weet. Maar is het niet mogelijk voor jou, die deze zaken kent, om op zulke onwetende uitspraken te anticiperen en daarmee hun onheil te voorkomen?
– Soms, maar niet erg vaak. Desalniettemin laten we in deze situaties toch zaden van waarheid vallen, die opkomen en reeds goede vruchten voortbrengen. Maar in de grote meerderheid van de gevallen worden we verhinderd om te doen wat we zouden willen, door de werking van een zeer krachtige geestelijke wet.
Welke is dat? vroeg ik.
– Je hebt al gezien dat we tot elkaar worden aangetrokken door de wet van spirituele harmonie en gezondheid. Verwante zielen hebben wederzijdse gevoelens, en de volledige wederkerigheid hiervan maakt ons geluk completer.
Ja! Dat begrijp ik.
– Diezelfde wet van aantrekking en afstoting bestaat en reguleert de omgang tussen de twee werelden. Laat me je vertellen over mijn eigen ervaring toen ik probeerde om deze communicatieweg te openen. Over het algemeen merkte ik dat de personen waar ik mee wilde spreken, onverdraagzaam en dogmatisch waren, met een voorkeur voor een of ander geaccepteerd geloof dat hen verhinderde eerlijk en vrij onderzoek te doen naar nieuwe geestelijke waarheden. Een dergelijke instelling kwam geenszins met de mijne overeen, en mijn aanwezigheid stuitte hen net zozeer tegen de borst. Hierdoor ontstond achterdocht waar ik machteloos tegenover stond, en ik had toen geen andere keuze dan mij terug te trekken en deze onderzoekers aan de genade over te laten van hen die, in hun onwetendheid, de onfeilbare waarheid van het geaccepteerde geloof wilden bevestigen.
Kon je de onwetendheid van die leraren dan niet aantonen, en op die manier hun gezag ondermijnen?
– Niet erg gemakkelijk, om de eenvoudige reden dat hun lage geestelijke toestand beter paste bij de onwetendheid die de voorkeur genoot van hun geloof. Mijn leringen, die spiritueler zijn, ontvingen geen sympathie en werden verklaard vals en bedrieglijk te zijn. Ik kreeg de opdracht me terug te trekken, zonder verder te proberen hun geloof te verstoren, en het werk aan degenen over te laten die waren getest en waarvan gedacht werd dat ze waarachtig waren, omdat ze de ideen bevestigden die voorheen werden onderwezen en verkondigd.
En, verliet je hen?
– Jazeker! Ik had het recht niet om mijn aanwezigheid op te dringen aan wie dan ook die daar bezwaar tegen had. Zij waren zoekend, en ze hadden precies gevonden waar ze naar zochten – niet de waarheid, maar een bevestiging van hun geloof. Ze waren tevreden. En hoewel we ervan op de hoogte zijn dat hun omgang dient om hun fout dieper te verankeren, terwijl het geloof juist ontworpen is om de waarheid te verkondigen, moeten we ons tevreden stellen met te wachten in de hoop dat er zich een gunstige gelegenheid zal voordoen om de vergissing te corrigeren, en als dit gebeurt, moeten we onze uiterste best doen om de fout te herstellen.
Welk vooruitzicht heb je om die hoop te verwerkelijken? vroeg ik met enige schroom, aangezien de boog van belofte steeds meer leek te vervagen uit mijn hemel tijdens het luisteren naar zijn opsomming van de moeilijkheden die in de weg stonden.
– Ik ben er zeker van, antwoordde hij, met een kalm vertrouwen dat mijn verwelkende hoop meteen weer herstelde. Mensen ontdekken nu dat de waarheid oneindig is, terwijl dogmas eindig zijn. Ze ontdekken, dat net zoals het onmogelijk is om het onbeperkte tot een geografische atlas terug te brengen, het evenzo nutteloos is om te streven de gehele waarheid te omvatten in de meest rekbare geloofsgetuigenis. Geestelijke broodkruimels vallen op de aarde, en omdat deze de hongerige zielen volledig bevredigen, beginnen de mensen het natuurlijke voedsel dat in de hemel wordt gemaakt, te waarderen. Zij zoeken overal, vinden, nemen op, en groeien naar een zichtbare spirituele gestalte. Zij zijn beter dan ooit te voren in staat te begrijpen, heffen hun ogen biddend op naar de heuvels, en smeken om een overvloedigere toevoer van dit levende brood. En het manna valt op zon dag, ondanks het verbod van de Kerk, of de banvloek van de priesters. De ochtend van onze hoop breekt aan, de wolken trekken weg. En als we roepen naar de wachters op de torens van Sion, zijn hun reacties vol van bemoedigende troost, ons gebiedend ons voor te bereiden op de overwinning die op handen is.
De Waarheid moet zegevieren, want God gaf haar de achternaam Almachtig. Maar de moederlijke vermaningen van de Natuur raden aan de overwinning met geduld te perfectioneren. Het aantal volgelingen vermenigvuldigt zich gestaag met tientallen, en ze zullen snel verzameld worden tot honderden, en de honderden tot duizenden. En zo zullen de legers groeien en bestuurd worden vanuit de hemelse heerscharen. Dan zullen de twee werelden verenigd worden in een laatste inspanning, die het tijdperk van de vestiging van het koninkrijk van onze Heer en Zijn Christus in een praktische vorm zal inluiden, waarin de waarheid in alle eeuwigheid zal heersen.
Ik heb geen flauw idee hoe ver we hebben gereisd tijdens ons gesprek, maar als het veranderde landschap een criterium was voor de afstand, dan was deze niet gering. Toen ik gelegenheid had onze omgeving op te merken, ontdekte ik dat we door een gebied kwamen dat als voornaamste kenmerk een veelheid van afgezonderde plekken en rustige schuilplaatsen had, zonder dat er enige aanwijzing was om vreemden de weg te wijzen. Daardoor was het een eindeloos labyrint voor iedereen die niet perfect wist hoe het liep. Maar tegelijkertijd was het een zekere opvang voor de vermoeiden en opgejaagden die zon grote behoefte hadden aan een dergelijk toevluchtsoord. De atmosfeer was zwaar vergeleken met die waar ik net aan gewend was geraakt. De wind, hoewel niet koud, had een kilte die ik nog niet eerder had meegemaakt. De bomen waren een somberdere verschijning, met donkere schaduwen die onder hen hingen. De bloemen hadden de schittering en geur verloren waar ik zo van onder de indruk was geweest bij het Rusthuis, en de inwerking van deze plaats leek te fluisteren dat het onverbiddelijke verdriet net was vertrokken, hoewel het nog steeds twijfelachtig was of de Vrede er toe kon worden gebracht om de leegte die aldus ontstond te accepteren.
Cushna wendde zich tot me en zei me hem te volgen, zich een weg banend door de laag hangende takken van de bomen. Deze takken dreigden hem volledig voor mijn zicht te verbergen, tenzij ik mijn pas versnelde en goed oplette welke richting hij op ging.
Een tiental stappen achter ons was ons pad uitgewist, en ik vroeg me voortdurend af volgens welke aanwijzingen of vermogen mijn metgezel zo vol vertrouwen zijn weg vond. Mijn aandacht werd tevens getrokken door een bepaald vocht dat kennelijk van de bladeren kwam, waardoor ik overtuigd was dat we snel doorweekt zouden raken als we onder deze omstandigheden ver zouden moeten reizen. Verder was ik meer dan nieuwsgierig, eerder enigszins verontrust. Eerst vervaagden de kleuren van de kleding van mijn leider en toen van mijn eigen kleding, terwijl we verder gingen. Omdat ik het echter te druk had met mijn weg vrij te maken, was ik gedwongen af te zien van het stellen van vragen.
Toen we vanuit het bos tevoorschijn kwamen, bezat onze kleding niet langer de zachte blauwe en roze tinten, maar was het veranderd in donkergrijs. Wat me minstens zo zeer verbaasde was dat onze kleding volkomen droog was, ondanks de buien van dauw die zo overvloedig op ons waren gevallen.
Cushna wachtte op me zodat ik hem in kon halen, en glimlachte om mijn verbazing. Zonder op mijn vragen te wachten, legde hij dit verbazingwekkende fenomeen uit:
– Dit, zei hij, is misschien een van de meest tedere en genadige voorzieningen van onze Vader. Allen die hier komen om een van de vrienden die hier wonen te bezoeken of te verzorgen, ondergaan deze transformatie tegen het einde van hun reis. Het doel hiervan is ons in staat te stellen om elkaar te ontmoeten in een schijnbaar gelijkwaardige relatie, door te voorkomen dat onze vrienden kunnen merken dat ze in een andere gesteldheid zijn dan de bezoekers. Zodoende kunnen we hen beter helpen. Zoals je straks zult ontdekken in het geval van Marie, en dit geldt voor allen die in deze fase van ontwikkeling zijn, vereist hun toestand de meest voorzichtige en meelevende behandeling. De vrienden die op deze missie worden ingezet, zijn speciaal aangesteld door Myhanene, en geselecteerd uit degenen die het nauwst verbonden zijn met hem.
Allen die je hier zult tegenkomen bevinden zich in de toestand van rust die volgt op een periode van onbeschrijfelijke kwelling – de stilte van onzekerheid, in het kielzog van de storm van de hel. Hun ziel is niet in staat zich te verheffen uit de dromerige gevoelloosheid waarin zij hun huidige verlichting van het lijden vinden, dat nog maar net voorbij is en dat zo levendig in hun geheugen is geprent. Hun hoop is nog niet sterk genoeg, zodat ze nog bang zijn dat elke inspanning misschien wel leidt tot het terugkeren van het gevreesde verleden. Hun vertrouwen is niet in staat wantrouwen te verdringen, en de enige manier waarop zij uit deze lethargische staat kunnen worden gewekt, is door om te gaan met de boodschappers van de Heuvels van Wijsheid. Die boodschappers stimuleren het zwakke vertrouwen van deze behoeftigen, door hen te verzekeren van de verwerkelijking van de hoop die ze hebben gekregen.
Is deze verandering in ons uiterlijk dan wr een andere variatie op die grootse wet van de liefde? vroeg ik.
– Precies, antwoordde hij. Niets dan liefde.
Onze weg liep nu langs een lichte glooiing tussen de heuvels, maar voordat we het niveau van de vallei bereikten, liepen we om een groepje bomen heen, met een opmerkelijke rijkdom aan gebladerte en takken die over de grond streken. Toen we de andere kant bereikten, ontdekte ik dat ze daar stonden om de ingang naar een gezellig dalletje te verbergen, waarin een enkel huis stond – het eerste huis dat ik in dit hele gebied had gezien. Het kleine domein was een welkom toevluchtsoord voor iemand die een leven in eenzaamheid wenste te leven. Een honderdtal voorzorgsmaatregelen tegen indringing waren natuurlijk en onopvallend getroffen. En zonder een spoor van een pad of aanwijzing van enige aanwezigheid in de buurt, was het haast onmogelijk voor een bezoeker om in dat vredige dalletje te komen. Alleen zij konden er komen, die door hun kennis van de hofstede blijk gaven genteresseerd te zijn in het welzijn van haar eenzame bewoner. De tuin, het terrein en de algemene inrichting boden alle stimulans voor het oefenen en de ontwikkeling van de geest, met een overvloed aan ruimte om het hart te bevrijden van verdriet, met aangenaam en steeds wisselend werk.
Het huis was geen groot gebouw – dat zou niet hebben gepast in deze omgeving – maar het was buitengewoon gezellig en pittoresk. Het was een berghuis, gebouwd met het oog op rust en herstel, met alle voorzieningen om iemand te helpen het verleden te vergeten en geen zorgen te hebben voor de toekomst. Het was in geen geval een permanente woning die verstoken is van het gezelschap waar de gezonde geest naar zoekt en zich dan ergert omdat het onbereikbaar zou zijn.
Toen we uit de smalle doorgang kwamen waardoor we binnen waren gekomen, liepen twee dames over het terrein ontspannen de andere kant op, met hun armen liefdevol om elkaar heen. Ze zagen eruit als geestverwanten wiens gedachten, te diep voor woorden, teugen van verfrissende sympathie dronken uit de bron van stilte.
Doordat ze zo volledig in elkaar op gingen, had ik de gelegenheid hen te observeren voordat ze bewust werden gemaakt van onze aanwezigheid. Vanaf het moment dat ik hen waarnam, wist ik dat de kleinere van de twee de verzorgende was – of misschien moet ik de bekendere benaming, namelijk engel, gebruiken. Ze deed afstand van de toestand die haar toekwam, naar het voorbeeld van de Grote Leraar, opdat ze met haar offer des te krachtiger in staat zou zijn om haar ongelukkige zuster te helpen. De langste van de twee was duidelijk zwak en vermoeid, en was maar al te blij om zich te beroepen op de kracht van haar metgezel, welke zo pretentieloos tot haar beschikking was gesteld.
– Azena is hier bijna voortdurend sinds Marie hier is gekomen, zei Cushna, terwijl we naar hen stonden te kijken.
Ik gaf geen antwoord. Ik had liever dat hij niet praatte. Mijn vriend onderkende dit al snel, en ik kon ongestoord getuige zijn van een praktische les in verpleging en medeleven. De engelachtige tederheid en ongeremde toewijding boezemde me ontzag in. Een dergelijke demonstratie van redding had geen tolk nodig. Mijn hart stond stil in zijn heilige aanwezigheid, terwijl ik me bewust werd van een intiemere band met God dan ik ooit had gevoeld. Mijn ziel beefde onder al die heilige spanning. Mijn voeten bleven steken in een directe weigering om over de drempel van de tempel te stappen, terwijl de geurige wierook van deze aanbidding opsteeg. Als Cushna niet had ingegrepen, zou ik waarschijnlijk hebben toegegeven aan mijn sterke verlangen om die heilige plek te verlaten. Op deze manier staande, loste ik een probleem in de spirituele wiskunde op, want ik zag de tegenstellingen van het leven – hemel en hel – zich naar elkaar toe buigen door de kracht van liefde, totdat ze elkaar aanraakten, overlapten en samensmolten om de cirkel van goddelijkheid te vormen. In dit voorbeeld kreeg ik de immense zekerheid dat het onmogelijk zal zijn voor welke enkele ziel dan ook om uiteindelijk die aantrekkingskracht te weerstaan die in het hogere leven in werking is, en die als doel heeft de gevallenen op te beuren en de verlorenen te redden. En de woorden van Jezus tot hij hen vindt[39] kwamen op dat moment tot me met een kracht en betekenis die ik nooit eerder had gezien.
Er waren geen uiterlijke tekenen die de uitersten aangaven die met elkaar verbonden waren door de verstrengelde armen van die twee vrouwen, maar ik kreeg dit inzicht doordat Cushna me hielp. Ik nam waar dat een legioen van fantomen uit elk van de twee toestanden op die plek waren en met een verschrikkelijke felheid met elkaar om de overwinning worstelden. De wind pauzeerde bij het passeren om het conflict gade te slaan. De bloemen beefden afwisselend met hoop en vrees. De bomen vouwden hun armen met statige onaandoenlijkheid en zelfs het gras stopte met pulseren, opdat tijdens het opnemen van voedsel de beweging van groei geen voordeel zou kunnen geven aan de vijand van het leven. Toch twijfelde noch vreesde ik voor de uitkomst in deze hoorbare stilte. Waarom ik niet twijfelde, kan ik niet zeggen, behalve dat Cushna mij begiftigde met zijn vertrouwen, waardoor ik besefte dat waarheid en liefde zelf inherent onsterfelijk zijn. Dood, pijn en hel zijn sterfelijk, en zodra deze eens zijn geveld, kunnen ze nooit meer opstaan. De almacht van het recht omringde en omgaf ons. Haar mystieke invloed verblijdde me met haar kracht, en gebood me stil te staan – zoals de Profeet van de Sina ooit de Isralieten gebood stil te staan in een dergelijke aanwezigheid[40] – en de verlossing door onze God te zien.
Nog steeds niet bewust van ons naderen, vervolgde hun samenzijn zijn ononderbroken stroom, totdat ze een punt op het terrein bereikten waar een ver object in hun gezichtsveld kwam. De aanblik hiervan wekte Marie uit haar mijmering en riep een mate van levendigheid en belangstelling bij haar op die sterk in contrast was met haar voorafgaande kalmte. Ik was aangenaam getroffen door de verandering, aangezien het de langdurige betovering verbrak die mij had geboeid, en ik stond weer te popelen om in nauwer contact te worden gebracht en haar verhaal te leren kennen, waarvoor mijn begeleider zon diepgaande belangstelling had. Ik was echter nieuwsgierig wat zon verandering in haar manier van doen teweeg had gebracht, en vroeg hem om uitleg.
– Vanaf dat punt krijgen ze een prachtig uitzicht over het landschap, antwoordde hij, dat reikt tot aan het perceel waar we vandaan komen. Dit roept in Marie een vage herinnering op aan het tehuis waarin ze haar eerste uitputting weg sliep, nadat ze werd bewogen tot het verlaten van de plek van haar kwelling. Azena gebruikt haar herinnering aan die korte periode tussen het moment dat ze wakker werd en haar komst hierheen, om haar hoop en verlangen te stimuleren om hier weg te gaan en zich opnieuw in die taferelen te begeven. Voor dat doel blijven ze daar zo lang als mogelijk is. Wij kunnen echter op een andere manier net zoveel steun geven, dus ik denk dat het goed is om hen nu bewust te maken van onze aanwezigheid.
Met deze woorden schoot een kleine maar schitterende flits weg, die meteen hun aandacht opeiste. Maries gezicht straalde werkelijk van plezier toen ze herkende wie haar riep, en uit haar omarming met Azena loskomend, rende ze naar ons toe en begroette Cushna met alle genegenheid van een dochter. Mijn aanwezigheid werd even vergeten in die eerste momenten van hereniging. Ik was absoluut niet nodig voor hun geluk, en aangezien er in dit leven geen noodzaak is tot formele introducties, vergezelde ik Azena en liet het aan Cushna over alle noodzakelijke uitleg te geven en me te roepen als hij mijn gezelschap weer wenste. Ik was verbaasd te bemerken hoe vrij en ongeremd onze omgang was vanaf het moment dat Azena en ik elkaar ontmoetten. Weglopend van onze vrienden liepen we eensgezind naar het punt waar zij stonden toen Cushna hen riep.
Terwijl we liepen, vroeg ik:
Schijnt deze plaats jou saai en somber toe in vergelijking met je eigen huis?
– Saai! riep ze uit, haar gezicht verlicht met de helderheid van haar glimlach. Nee, nee, alles behalve dat! De hemel is eerder een toestand dan een plaats, en om deel te mogen uitmaken van het wegjagen van de wolken uit het leven van arme Marie, is ruim voldoende om van elke plaats een hemel te maken.
Dit deed mij zwijgen, want het was allerminst moeilijk om voor te stellen dat de hemel altijd dicht bij zon metgezel gevonden zou kunnen worden, en ik kon genieten van het fijne van de stille communicatie zoals waar Marie zich aan overgaf toen we hen voor het eerst ontmoetten. De muziek van haar lach zou al snel fataal worden voor melancholie, en voor haar heldere ogen zouden de wolken van verdriet gedwongen worden te verdwijnen. Met de weinige kennis die ik bezat over de wetmatige werkwijze hier, kon ik de begeleiding en verzorging die ze Marie gaf heel goed begrijpen. Het was weer een ander voorbeeld van hoe elk detail van dit leven volmaakt past bij de behoefte eraan en de noodzaak ervan. Wat was gepaster dan dat deze arme, gewonde en gebroken ziel – dat het veroorzaakt was door haar eigen zonde verandert hier niets aan – zou worden toevertrouwd aan de tedere en geduldige zorg van een verpleegster, waarvan een schilder van de galerij van dromen zou verlangen als model van liefdadigheid te gaan zitten. Als in alle eeuwigheid de hemel niets meer zou doen dan zulke harten samen te voegen in de verknochte genegenheid waarvan ik getuige was geweest, dan – nou, ja – dat zou dan de hemel maken.
Ik ben benieuwd naar het uitzicht vanaf het einde van het terrein, waarover Cushna het had, merkte ik nu op.
– Ja! Dat moet je zien, antwoordde ze. Het is echt iets voor onze lieve oude dokter opa om deze plaats voor Marie te vinden.
Ik vind niet echt dat hij eruit ziet als een grootvader, zei ik. Hoewel elke centimeter van hem een dokter is. Toch was er iets aan hem, ondanks zijn jeugdige uiterlijk, dat me zei dat die dubbele en minder vleiende benaming toch de meest complete en correcte was die op hem kon worden toegepast. Hij was een onopgelost raadsel vanaf het moment dat ik hem voor het eerst ontmoette, en ik was heel blij meer inzicht te krijgen in dit karakter dat mij zo verblufte.
– Nee, antwoordde ze. Hij lijkt amper oud genoeg, niet waar? Dat ligt echt niet aan het gebrek aan jaren, maar dit moet eerder worden toegeschreven aan de eeuwige jeugd die we genieten. Toen hij in dit leven kwam, was hij zowel opa als dokter, en hoewel hij zo enorm jeugdig in uiterlijk en gedrag is geworden, moeten we hem deze dubbele tweede naam wel geven, omdat we anders maar zouden verwijzen naar de helft van wat hij nu is.
Is hij hier al lang?
– Ja! Hij leefde in de tijd dat Egypte nog maar net bestond. Ik denk dat het nog voor het bouwen van de piramiden was.
En herinnert hij zich zijn aardse leven?
– Ik denk dat hij geen enkel voorval is vergeten, noch op aarde noch in zijn huidige leven, als hij er even over nadenkt. En van de dingen die hem tot een soort opa maken, is de vreugde die hij ervaart door een aantal van ons te verzamelen en episoden uit zijn eigen leven te vertellen, ter onzer lering en vermaak. Hij is denk ik de meest onzelfzuchtige man die ik ooit ben tegengekomen. Hij denkt niet aan zichzelf, maar heeft als enige doel het geluk te vergroten van een ieder met wie hij in contact komt. Altijd nieuwe genoegens en verrassingen plannend, en als hij ze voorstelt, doet hij dat op een soort verontschuldigende toon, alsof hij een of ander strafbaar feit heeft begaan en op het punt staat om vergeving te vragen. En als hij het toegevoegde geluk ziet dat steevast uit zijn werk resulteert, wordt hij zelf heel gelukkig; ten eerste uit meeleven met degenen die hij zo blij heeft gemaakt, en daarbij dan nog eens omdat hij het middel was voor een dergelijk genoegen.
– Laat me je vertellen waarom Marie hier is. Hij heeft haar eerst ontmoet aan de andere kant van de nevelen. Heeft hij je dit al verteld?
Ja, hij vertelde me hoe en waar hij haar ontmoette.
– Maar hij heeft je niet verteld hoe langdurig en moeilijk zijn werk was voordat hij haar kon bewegen naar hem te luisteren. Of over de strijd die hij had met de kwaadwillende geesten die genoten van haar marteling, en die probeerden al zijn pogingen te verijdelen. Je weet niets van zijn veelvoudige mislukte pogingen om haar weg te krijgen uit die gruwelijke omgeving, al was het maar voor even, om te bewijzen dat niemand anders dan zijzelf in de weg stond naar haar vrede, aangezien de rechtmatige straf voor haar zonde was betaald. Niemand dan Cushna zelf kent de omvang hiervan, en niemand zal dit ooit weten, want deze ligt begraven bij de duizenden soortgelijke geheimen in de vergetelheid van zijn eigen hart, om nooit meer herinnerd of aan gedacht te worden. Ik heb hierover iets gehoord van Marie, maar, arm kind, haar herinnering aan die periode is gelukkig verduisterd, hoewel ze me voldoende verteld heeft om te laten zien dat het een heftige strijd was. De beloning hiervan zal binnenkort niet de minste van de heldere juwelen zijn die zullen schitteren in zijn diadeem. Toen hij eindelijk zijn doel bereikte, mocht hij haar naar zijn eigen huis dragen, waar hij over haar kon waken terwijl ze sliep door de uitputting die volgde op haar lijden. Terwijl ze sliep, kon hij nauwelijks worden overgehaald om van haar zijde te wijken, voor het geval dat ze zelfs in haar slaap zou voelen dat hij afwezig was en ze zich eenzaam zou voelen. Zon toewijding had zijn beloning, en was heel krachtig bij het verwijderen van veel van het gewicht van haar problemen. Zijn vastberadenheid om haar gelukkig te maken won eerst haar vertrouwen, toen haar liefde en was uiteindelijk het middel om hem in staat te stellen te helpen bij haar redding.
Het is erg zielig als je hoort hoe Marie spreekt over haar wakker worden en over Cushnas tedere maar dwingende aankondiging dat hij haar naar haar eigen huis zou brengen, alwaar ze het nog beter zou hebben dan waar ze nu was. Ze was vol angst dat als hij haar zou verlaten, ze weer teruggetrokken zou worden naar de ellende van het verleden, en ze smeekte lang en huilend om te mogen blijven. Dat mocht echter niet zo zijn, en hij deed het daaropvolgende beste: wetend dat ze hier een tijdje moest blijven, doorzocht hij het gebied tot hij dit huis vond, wat vanaf dit punt het uitzicht biedt waarover hij sprak. Deze lieflijke vallei is een onophoudelijk onderwerp van bewondering voor haar, en op die heuvel staat Cushnas huis. Ondanks dat het zo ver ligt, is het duidelijk zichtbaar in het heerlijke licht dat erop speelt. Ze noemt het altijd haar andere huis. Ze verheugt zich hier te praten over hem en naar zijn komst te kijken, als hij rechtstreeks daar vandaan komt.
Het prachtige panorama dat zich voor me uitstrekte, de omstandigheden die we bespraken en de nabijheid van de twee belangrijkste deelnemers aan dit spannende drama vervulden mij te zeer om te kunnen spreken. Ik kon alleen maar overdenken hoe elk opvolgend voorval in mijn levensloop steeds sterker getuigde van die wet van liefde die de drijfveer van dit leven is.
Ze vervolgde, na een korte onderbreking:
– Toen Cushna ons riep, keken we naar zijn huis, wat Marie het belangrijkste kenmerk van het landschap vindt, en ze vroeg zich af
– Hoe lang ben je van plan haar nog te laten wachten?
We draaiden ons om en merkten dat Cushna ons stilletjes genaderd was, zonder dat we hem opmerkten. We hadden geen idee hoeveel hij van onze conversatie had gehoord, maar zijn volgende zin vertelde ons dat hij heel goed wist waar het over ging.
– Azena, zei hij, Ik ben helaas bang dat je een kleine verklikster bent, en ik ben gedwongen om je te corrigeren.
– Je bent een goede lieve oude opa, en verdient te worden gekust voor het luisteren – hier, hier! riep ze, terwijl ze haar armen om hem heen sloeg en hem kuste op beide wangen.
– Oh, die kinderen! antwoordde hij, zijn hoofd om haar schuddend in voorgewende ernst. Toen, zich tot mij wendend, zei hij: Ik denk dat je maar beter Marie gezelschap kunt gaan houden terwijl ik dit kind een uitbrander geef.
– Nou, jij lieve oude schat, je zou niet weten hoe te beginnen als je het al zou proberen, waren de laatste woorden die ik hoorde terwijl ik wegging.
Ik was blij het verhaal van Marie van haar eigen lippen te kunnen horen, maar toen ik haar naderde en zag dat haar gezicht betrok met de schaduw van een naderende doodsstrijd – zo heel anders dan die helderheid waarmee ze Cushna begroette – zou ik graag het verhaal gemist hebben, als ik op die manier getuige kon zijn van de terugkeer van haar eerdere geluk. Maar wederom werd ik gedreven door die mysterieuze invloed die hier werkzaam is, die ons over de moeilijke punten van onzekerheid heen draagt, altijd in de juiste richting, zelfs als dit tegengesteld is aan onze neiging en begrip op dat moment. Ondanks de gevolgen wist ik dat het het beste was om verder te gaan en alle onbegrijpelijke dingen die zouden gebeuren aan Cushnas toekomstige uitleg over te laten.
Ik had inmiddels al zoveel geleerd over de ontwikkeling van zegeningen van de meest duidelijke onmogelijkheden, dat ik er zeker van was dat alles samenwerkte voor het goede, en ik begon al uit te kijken naar de manifestatie van allerlei soorten verrassingen in elk nieuwe aspect van dit leven zoals het aan mij werd aangeboden. Terwijl Marie naar me toe kwam, was ik me bewust van de moeite die ze moest doen om het voorgevoel te overwinnen, dat haar zo zichtbaar omringde, en van de mislukte poging die ze deed om me te begroeten met een glimlach, die in de kiem werd gesmoord. Maar ik wist dat mijn eigen gezicht ook maar al te getrouw mijn gevoelens op dat moment weergaf, dus ons gesprek begon met een begroeting die duidelijk een tragisch einde voorspelde.
Cushna had alle nodige uitleg met betrekking tot het doel van mijn bezoek al gegeven, en dus vertelde Marie met heel weinig voorbereiding haar ervaringen als volgt:
Ik ben Amerikaanse, het enige kind van een Zuidelijke miljonair, en verafgood door mijn ouders. Verwend, trots en eigenzinnig vanaf mijn kindertijd. Als ik iets wilde, hoefde ik maar te kikken, en het was van mij. Mijn opvoeding, zowel door de praktijk als door richtlijnen, leerde mij dat geld almachtig was. Aangezien het geld vrijwel onbeperkt naar ons toe stroomde, groeide ik op met het idee dat ik gehoorzaamd moest worden, en geen wens die ik koesterde of uitdrukte kon ooit worden weerstaan. Natuurlijk werd ik hierdoor erg veeleisend – zelfs aanmatigend – maar ik was geenszins wreed of slecht in het oordeel van de wereld. Geld bezittend had ik recht op al het plezier dat het zou brengen, en als mijn genot toevallig de oorzaak van pijn was voor een ander, was dat niet mijn schuld: het was hun pech, en ze hadden geen recht om van mij te verwachten dat ik zou afzien van mijn wens om rekening te houden met hun gevoelens. Dat was mijn filosofie, en ik handelde ernaar.
We waren mensen van de kerk, en mijn vader droeg altijd royaal bij aan de verschillende instanties die hierdoor werden geholpen. Nauwgezet in onze deelname aan de diensten, werd mijn naam naar behoren ingeschreven als lid bij het bereiken van de aangewezen leeftijd. Wanneer ik de neiging voelde of een excuus wenste voor het ontlopen van een lastige opdracht, nam ik deel aan de zondagschoolklas, of vond ik het nodig om een liefdadigheidsbezoek te brengen. Het was niet vaak, geef ik toe, maar aangezien ik het beschouwde als een daad van minzaamheid van mijn kant dat ik zulk werk al deed, kon men niet van mij verwachten dat ik ook nog regelmatig aandacht schonk aan die verplichtingen.
Er was maar n meisje dat ik echt mijn vriendin kon noemen, en dat was Sadie Norton. Onze sociale stand was vrijwel gelijk, maar omdat ik een klein beetje ouder was dan zij, had ik recht op de voornaamste positie. Sadie was niet echt een meisje dat commandeerde of leiding gaf, dus werd ik op geen enkele manier tegengehouden de leiding op me te nemen. Daardoor werd onze vriendschap heel hecht. Een vriendelijke rivaliteit die tussen onze ouders bestond, werd in enige mate door ons weerspiegeld, echter zonder dat dit het zusterlijke gevoel verminderde dat was ontstaan: dat werd in de loop der jaren juist versterkt. We waren altijd samen, en elk feest of festival, of het thuis gehouden werd, een sociaal evenement of een verrassingspartij was, werd pas als compleet beschouwd als wij er bij waren. Voor elk plan dat aan de kerk werd voorgelegd, werden wij geraadpleegd. Voor elk filantropisch goede doel werd onze bescherming gezocht, en voordat we uit onze tienerjaren waren, probeerde elke hiervoor mogelijk in aanmerking komende jongen in stad en land ons aan de haak te slaan. Dit laatste feit opende de weg naar een grote toename van ons plezier. Niet dat we er ook maar een moment aan dachten te trouwen, maar we verstoorden de vele anderen die dat wel wilden ernstig, en gedurende een jaar of twee waren we helemaal verrukt over het aantal paartjes dat we konden opbreken. Op een bepaald moment kwam er een mooie jongeman langs die zeer geschikt leek in de ogen van mijn vader en anderen, en alle meisjes in de stad wilde hem hebben. Sadie en ik besloten eveneens om voor hem te gaan, door hem afwisselend te bespelen, hem van alle anderen af te houden, en hem wat te plagen. Maar hij vatte de zaak vreselijk serieus op, en voordat er een maand voorbij was had hij mij een formeel aanzoek gedaan. Ik moet toegeven dat ik ook heel serieus dacht over deze zaak, en ik zou hem geaccepteerd hebben als dat niet de romantiek zou hebben beindigd, waarvan we hadden besloten te zullen genieten. Dus ik lachte hem uit, en toen hij mijn moeders hulp inriep, deed ik heel waardig en vertelde hem zeer nonchalant dat ik geen type was dat trouwde. Hij ging weg, zeer terneergeslagen, maar ik lachte.
Ik had nog niet zoveel ervaring met mannen, maar ik dacht dat zijn teleurstelling slechts zou duren tot zonsopgang. Iedere man treedt het seizoen van april binnen in zijn leven als hij verliefd wordt, en de manier waarop hij wordt behandeld en getraind door de vrouw die hij aanbidt op zon moment heeft veel te maken met de vorming van zijn permanente karakter. Aldus dacht ik, en daarom was ik vastbesloten om hem een les te geven die hem tot de held zou maken aan wiens hoede ik mezelf zou toevertrouwen, voor zover ik dat durfde. Ik vergiste me. De ochtend kwam, maar bracht geen Charlie. Ik was gepikeerd. Hij ging voor de heerschappij, maar hij zou zijn gelijke vinden. Een week ging voorbij, en ik zag hem niet. Sadie ook niet, want ik had haar voorbereid voor het geval hij zou proberen te flirten. Een maand ging voorbij zonder enig teken van hem, en door omstandigheden had ik ook mijn vriendin niet veel gezien. Toen ontmoetten we elkaar. Het was op Sadies verjaardagspartijtje. Het eerste wat ze me vertelde, was dat Charlie haar een aanzoek had gedaan. Mijn gezicht lichtte op bij de anticipatie van het plezier dat we zouden hebben. Ze vervolgde met dat ze ja had gezegd. Ik verbleekte. Ik stond sprakeloos als een standbeeld. In een ogenblik ziedde en stormde mijn bloed door mijn aderen in stortvloeden van razende woede. Jaloezie en teleurgestelde liefde verteerden me. Mijn brein wankelde onder de druk. Ik viel en wist niets meer.
Op de dag dat zij trouwden, balanceerde ik op het randje tussen leven en dood, met hersenkoorts. Gedurende mijn hele delirium waren hun namen vrijwel voortdurend op mijn tong: pleitend, smekend of hen verlokkend, afhankelijk van de razernij die mij dreef, maar toen mijn verstand terugkeerde had ik de geesteskracht hen nooit meer te noemen.
De magische potentie van rijkdom werd op alle denkbare manieren gebruikt en misbruikt om mijn verdriet te lenigen. Ik speelde deze rol die ik had gearrangeerd in de vroege dagen van mijn herstel zo vakkundig, dat iedereen zichzelf gelukwenste dat de zaken niet zo ernstig waren als ze eerst hadden gedacht. Ze hadden niet kunnen dromen dat mijn kalmte maar een masker was, en dat ik met hart en ziel plannen aan het smeden was hoe ik het beste wraak kon nemen. Alleen als ik zou sterven in mijn poging tot wraakneming zou ik geen vergelding krijgen. Sadie was vals geweest. Ze had misbruik gemaakt van onze tijdelijke vervreemding om haar basisontwerp succesvol te maken, en ze was geslaagd met fatale gevolgen. Ze had Charlie net zo goddeloos bedrogen als dat ze mij had verwond, want het was onmogelijk dat zij de vrouw kon zijn die ik voor hem zou zijn geweest. Hij kon het niet helpen, want hij was slechts het gereedschap van haar sluwe dubbelhartigheid. Maar ze zou het gewicht van mijn wraak voelen. Ik zou hen vinden, ook al moest ik de hele wereld over reizen in mijn zoektocht. Ik zou haar trouweloosheid viervoudig terugbetalen en hem van haar afnemen, ook al zou ik sterven in het uur van mijn triomf.
Vijf jaar lang vervolgde ik mijn geheime maar mislukte zoektochten, maar ik aarzelde geen moment, noch vergat ik mijn gelofte. Ik verborg mijn jaloezie zo perfect, dat mijn kennissen begonnen te denken dat ik echt weer gelukkig was. Hoe weinig weten we van de mens, terwijl we verrukt de acteur toejuichen. Tussen het toneel en thuis ligt niet zelden een kloof die zo onoverkoombaar is als de scheiding tussen de rijke man[41] en Lazarus. En wij arme onnozele stervelingen lachen om de onthouden zinnen, maar hebben geen ogen of oren voor het levensbloed dat ondertussen uit het hart borrelt. Ik was voor alles doof en blind, behalve voor dat ene doel in mijn leven. Ze dachten dat ik gelukkig was, maar er was niets in de hemel of op aarde dat me gelukkig kon maken, behalve de man die ik had verloren en die van mij was gestolen door de lage ondankbaarheid van mijn schijnbare vriendin.
Toevallig ontdekte ik zijn verblijfplaats. Een klein stukje in een oude krant, waar ik een patroon uit knipte. Ik zag zijn naam, ontdekte alles wat ik moest weten, en begon meteen een plan te maken om hem te bereiken. Het leven kreeg vanaf dat moment een hoopvolle tint, maar mijn opwinding verpestte bijna alles. Ik zou bij God wensen dat het echt mislukt was. Toen ik hem eenmaal gevonden had, was het makkelijk om naar hem toe te gaan. Een oude schoolvriendin woonde in dezelfde plaats en om een afspraak met haar te maken was slechts een kwestie van een paar dagen. Mijn volgende stap was wat moeilijker, aangezien alles afhing van ons eerste gesprek.
En overhaaste of verkeerde beweging, en alles zou verloren zijn. Maar zelfs hier was het geluk – of zoals ik nu weet, ongeluk – op mijn hand. Ik kwam hem toevallig tegen, en alleen. Hij herkende me, en sprak voordat ik me bewust was van zijn aanwezigheid. Ik zag zijn opwinding en wist dat zijn oude liefde niet dood was, maar met een bijna bovenmenselijke inspanning bewaarde ik een schijnbaar onverschillige kalmte, zelfs toen ik vroeg naar zijn vrouw. Ik las boekdelen in zijn antwoord. Hij had zijn vergissing ontdekt en was niet gelukkig, en deze zekerheid maakte me dol van verrukking. Hij was van mij – ik wist het – als ik maar voorzichtig genoeg handelde, mijn speelkaarten verborgen hield en een geschikte gelegenheid afwachtte. We ontmoetten elkaar nog een paar keer op dezelfde manier, maar hij bezocht mij nooit, noch nodigde hij me uit naar zijn huis te komen. Hij vroeg me om een geheime relatie te onderhouden. Ik weigerde. Hij drong aan omwille van de goeie ouwe tijd. Tenslotte gaf ik toe. Ik was verloren, maar dat was de prijs die ik had berekend te moeten betalen als ik hem voor me zou kunnen winnen, en ik heb het gedaan. In minder dan een maand waren zijn vrouw en kinderen verlaten en vlogen we naar het oosten.
Ik was gelukkig, nu ik Sadies bedrog met gelijke munt had terugbetaald. Ik zou nooit Charlies vrouw kunnen worden, maar dat gaf niet. Ik was van hem en hij was van mij, en mijn rekening met mijn rivale was vereffend. We waren samen en alleen. Dat was alles waar ik naar had verlangd, en mijn wraakzuchtige gebed was beantwoord.
In mijn rebellie stond God aan de zijlijn, en liet mij alle benodigdheden verzamelen voor een hemel naar mijn eigen ontwerp, en toen het werk voltooid was, liet Hij me binnengaan. Toen, zie! Ik vond mijn hemel, die Gods prachtige en perfecte hel was.
Na de verwerkelijking van mijn verlangen en toen de spanning waarmee ik zo lang had geleefd over was, volgde een snelle ineenstorting. Ik was nooit echt hersteld van mijn eerste klap, maar mijn verlangen naar wraak had me de kracht gegeven, die alleen kon worden verkregen door een zware wissel op mijn gestel te trekken. Amper had ik mijn wens bereikt en was de noodzaak voor dubbelhartigheid voorbij, of ik moest de tol betalen met mijn gezondheid en het was duidelijk dat ik nog maar kort te leven zou hebben. In minder dan twee jaar was ik volledig invalide, niet in staat om te bewegen, en waren we gedwongen het vreselijke feit onder ogen te zien dat ik stervende was. Op dat moment vond mijn vader me, en verweet me dat ik zijn naam zo te schande had gemaakt. Hij zwoer dat als Charlie ooit zijn pad zou kruisen, hij hem als een hond neer zou schieten. Ik smeekte hem, maar hij was onverbiddelijk. Hij vertelde me, dat Charlie mij had verlaten zoals hij zijn vrouw had verlaten. Dat hij de stad had verlaten. Dat niemand wist waar hij heen was gegaan, en dat het onmogelijk was dat ik hem ooit nog kon zien. Alle oude jaloerse woede kwam terug, gevolgd door hersenkoorts, een delirium en uiteindelijk leegte.
Toen ik wakker werd, was het donker – afschuwelijk donker. Ik kon de zwartheid bijna aanraken, en ik lag op een kale vloer, koud als een ijsblok. Ik riep Charlie, mijn vader, mijn verpleegster! Maar er was geen antwoord behalve de echo van mijn eigen stem, die me leek te bespotten en zich leek te verheugen over de paniek die ik over me heen voelde kruipen. Waar was ik? Grote God! Zou het mogelijk zijn dat ik gek was geworden, of dat ik was opgesloten om me tegen te houden Charlie te volgen? Ik stond op om, voor zover de omstandigheden toelieten, mijn omgeving te inspecteren, maar in de koude rillingen van mijn angst viel ik. Ik viel, zonder de kracht weer op te staan. Al mijn zintuigen verlegden zich naar het gevoelsvermogen: geprikkeld en honderdvoudig gentensiveerd, zodat ik met afschuw het proces van mijn eigen versteendheid kon overdenken – stemloos, blind en slapeloos.
Hoe bad ik om de terugkeer van de koorts en het delirium, om de ijzige angst te overwinnen die zo langzaam, zo tergend over me heen kroop. Het was voor niets! Ik was een gevangene in het starre domein van wanhoop, buiten het bereik van hulp, rust of medelijden. Het sportieve speeltje van alle meedogenloze intriges die passen bij een dergelijke toestand. Ik werd langzaam omgezet in een blok bevroren maar nog levend vlees, en mijn abnormale waarneming van gevoel werd versterkt bij het voortgaan van deze helse transformatie. Waarom was dit? Waar was ik? Wie waren mijn meedogenloze achtervolgers? Hoe lang zou het duren voor het ochtendgloren? Zou de dag mij verlichting brengen, of me wekken uit een pijnlijke droom? Deze en zon duizend andere vragen opperden hun oneindige raadsels als extra bestraffing, tot ik me heel graag in de armen van waanzin zou werpen, maar helaas! Ik was zelfs van zon troost verstoken. Uiteindelijk waren mijn voeten, mijn handen, mijn hoofd, mijn ogen, mijn tong, mijn hart en mijn hersenen bevroren. Toen kookte de woede in mijn bloed, en het opzwepend tot een woest schuim door de overmatige hitte, stuurde het razende stortvloeden door mijn aderen om het intense lijden te beindigen, wat ik stilliggend moest dragen.
Ik weet niets meer van de beindiging van die periode. Het blijft een mysterie of ik leed totdat de pijn zichzelf uitputte in de roes van zijn eigen buitensporigheid, of dat de intensiteit van mijn marteling een verdoving werd en me in de slaap van kwelling suste. Ik weet alleen dat een tijd lang mijn bestaan in de vergetelheid lag. Over de duur en de aard kan ik niets zeggen.
Toen mijn geheugen de draad van het leven weer oppakte, was ik nog steeds in dezelfde staat van half-tastbare duisternis te midden van een stilte die me angst aanjoeg om naar te luisteren. Maar de scherpe pijn van mijn lijden was voorbij of er was uitstel aan verleend, terwijl mijn kwelling een zo mogelijk nog grotere marteling werd. Ik wist nog steeds niet waar ik was, of wat het karakter was van de grote verandering die werkelijk had plaatsgevonden in mijn levensloop, hoewel ik me heel bewust was dat ik aan kracht had gewonnen, geen echte pijn meer had, en de kracht had verworven me te bewegen als ik dat wenste. Ik erkende ook al snel hoe onmetelijk mijn conditie was verbeterd ten opzichte van die, vlak voor de periode dat ik bewusteloos was, maar ik verlangde naar een zekere mate van licht, hetzij natuurlijk dan wel kunstmatig, opdat ik mijn omgeving kon ontdekken en kon raden naar wat er had plaatsgevonden, alsmede inschatten met welke moeilijkheden ik te kampen had.
De duur van deze spanning, waarin mijn enige metgezellen de denkbeeldige schaduwen van deze onderaardse duisternis waren, was te lang voor mij om te kunnen schatten. Het leken wel eeuwen, maar ik weet nu dat dat niet zo kan zijn. Maar op den duur – o! Wat een lange duur! – werd mijn wens deels bevredigd. Ik zag een licht, maar het was zo klein en ver weg, dat het nutteloos was voor mijn doel. Amper had ik het gezien, of ik bemerkte een onwillekeurige beweging alsof ik onweerstaanbaar werd aangetrokken in die richting. In het begin ervoer ik een haast onmerkbare sensatie van glijden, geleidelijk toenemend in snelheid, totdat ik van mijn voeten werd opgetild en vliegensvlug gedragen werd door de ruimte als op de vleugels van een orkaan. Verder en verder, niveau na niveau, met een alsmaar toenemende snelheid, in de richting van dat magnetische baken, dat leek te groeien naarmate ik naderde, maar dat toch verder weg leek dan ooit.
O, de angst en de spanning waarmee deze luchtreis mij vervulde! Het was niet dezelfde pijn als tijdens mijn vorige straf, maar de angst voor de gevolgen die zouden kunnen resulteren en waartegen ik machteloos was om ze af te wenden was bijna net zo verschrikkelijk. Plotseling leek de macht waardoor ik was aangetrokken of gedreven, te zijn uitgewerkt, en ik viel, bang maar ongedeerd, op de drempel van dat licht. Ik merkte dat het licht rond de enige persoon heen straalde om wiens aanwezigheid ik zuchtte, weende, en kreunde. Het was Charlie! Ik had hem gevonden en was weer bij hem! Iets vertelde me dat de kracht waarmee ik hierheen was gedragen – met tegenzin in mijn onwetendheid – op een bepaalde manier was verbonden met zijn intense verlangen mij te zien. In mijn pasgevonden geluk over onze hereniging huilde ik. Ik verweet mezelf dat ik me met zulke hardvochtige gedachten had bezig gehouden ten opzichte van de onbekende weldoener die was gekomen voor mijn verlichting, mij loslatend uit mijn gevangenis. Hij had ons zodoende weer samen gebracht, ondanks de strategie en tegenwerking van mijn vader.
Toen sloeg iets anders mijn hoop de bodem in. Misschien was wat ik zag slechts een hallucinatie – de wrede grillen van een droom, en werd ik straks wakker om mijn vader onverbiddelijk als altijd te vinden, en Charlie verdwenen, ik-weet-niet-waarheen. De gedachte dat zon ontwikkeling mogelijk zou zijn, was ondraaglijk. Hier moest ik geen moment langer aan denken. Ik zou maatregelen treffen om de twijfel meteen weg te nemen.
Ik stapte de cirkel van licht binnen die om hem heen hing. Wat was hij veranderd sinds we uit elkaar gingen! Zijn gitzwarte haar was veelvuldig doortrokken met zilveren lijnen, en het eens zo gladde gezicht was gegroefd. De helderheid van zijn ogen was verduisterd, en zijn stoere vorm was gebogen. Op dit moment dacht hij aan mij, en ik was me er van bewust dat hij een bijna net zo heftige beproeving had doorstaan als ik gedwongen was te dragen. Toen ik dichter bij hem kwam, fluisterde hij mijn naam terwijl zijn hand bewoog alsof hij de mijne probeerde te pakken, maar verloren in de diepte van zijn mijmering, misschien niet vermoedend dat ik zo dichtbij was, keek hij niet op om mijn hongerige blik te ontmoeten die zich vergastte op de aanblik van zijn aanwezigheid. O, hoe gelukkig voelde ik mij! Zijn stemming en manier van doen vertelden mij dat hij nog net zoveel van me hield als altijd, en ik was bang om mijn plannen uit te voeren, voor als het resultaat ongunstig zou blijken te zijn.
Hij was niet teruggekeerd naar Sadie, maar weggedreven van mijn zijde had hij dit toevluchtsoord gevonden – ik maakte me niet druk over waar dit was, noch was ik er nieuwsgierig naar – waar hij een plan had uitgewerkt voor mijn verlossing. Hij was nu zo verstrooid, omdat hij zenuwachtig het resultaat afwachtte – zo verloren, dat hij helemaal niet besefte welk succes al was bereikt. Ik tilde mijn hoofd op, en zag dat de verre blik niet weg was uit zijn ogen, waarin een vreemd en verdacht licht straalde. Ik sprong op in afschuw, en schudde hem uit angst dat de vreugde van onze hereniging hem teveel zou zijn geworden en dat zijn verstand hem in de steek gelaten had. Hij rilde alleen maar alsof het koud was geworden in de kamer. Toen twijfelde ik aan mijn eigen geestelijke gezondheid. Kon het mogelijk zijn dat mijn mysterieuze reis het delirium was geweest van een malende krankzinnige vrouw? O God! riep ik, openbaar mij dit mysterie, of ik sterf! Charlie, Charlie! Ken je me niet? Zeg maar n woord, en vertel het me. Ik ben ziek geweest, maar ik ben nooit afgedwaald van mijn liefde voor jou. Als je vindt dat ik iets verkeerd heb gedaan, o mijn geliefde, vergeef het me, en laat me je verzorgen tot je weer gezond bent! We zullen nog gelukkig zijn. Kom, laat ons weggaan. Zeg dat je me kent, en ik zal tevreden zijn. Charlie! Slechts n woord, liefste, zeg dat je me kent!
Hij stond abrupt op, pakte een boek en begon te lezen zonder ook maar een woord, een blik of een teken dat hij mijn aanwezigheid erkende. Ik deinsde terug in verbazing, met stomheid geslagen. Hij was niet boos – maar hoe kon ik deze onrechtvaardige behandeling verdedigen? Waarom sprak hij niet? Hij zou het me natuurlijk zeggen als mijn aanwezigheid onwelkom was. Als hij bang was voor ontdekking, zou hij alles doen om mij te verbergen. Als ik voor hem nog hetzelfde was als voorheen, dan zou hij me in zijn armen sluiten en me begroeten. Hoe dan ook, ik kon de manier waarop hij mij ontving niet verklaren, behalve dan op basis van de wrede suggestie dat ik slechts het slachtoffer was van een droom. God weet dat mijn lijden echt was. Of er iets anders was, zou spoedig blijken, want ik zou kijken en wachten. Toen verweet ik hem zijn gedrag steeds meer, om te zien of dat een reactie uit kon lokken. Maar hij glimlachte alleen maar en legde zijn boek vermoeid terzijde. Hij wendde zich tot iemand die ik niet kon zien, en zei: Wil je mamma vertellen dat ik met haar wil praten?
Wat bedoelde hij? Wat was een andere vrouw nog voor hem als ik aanwezig was? Was het mogelijk dat hij toch nog teruggekeerd was naar Sadie, en haar er bij wilde laten zijn om getuige te zijn van mijn vernedering? Al mijn oude jaloezie werd weer opgewekt bij de gedachte, en een plotselinge razernij voerde me voorbij alle terughoudendheid, in afwachting van de komende scne. Ik voelde dat een vreemdeling binnen kwam, maar ik kon niet zien noch horen wie het was. Dit feit maakte het mysterie en de angst waardoor ik bezeten was nog veel groter. Was ik net zo onzichtbaar en onhoorbaar voor haar? Het leek er wel op, want hoewel ik elk woord hoorde dat Charlie uitte, en elke beweging zag die hij maakte, begreep ik volledig dat het gesprek niet de minste verwijzing naar mijzelf had. Ik werd nog steeds volledig genegeerd, alsof ik niet bestond.
Was het mogelijk dat ze een ingestudeerd toneelstuk speelden om mij af te leiden? Wie was deze vrouw? O God! Ik wou dat ik net zo doof en blind was voor Charlies gedrag als zij was voor mij. Het was niet Sadie, maar ik hoorde hem haar een naam geven die hij nooit aan mij had kunnen geven. Op dat moment meende ik zijn laagheid en verraad te kennen en vond een volledige verklaring voor de behandeling die mij ten deel was gevallen. Hij hield me gewoon voor de gek. Of zij zich nu bewust was van mijn nabijheid of niet, hij wist het wel. Hij had mijn aanwezigheid gearrangeerd zodat ik getuige kon zijn van zijn geluk met een rivale die mij had verdrongen, zoals ik hem van Sadie had weggenomen, en hij zou lachen als hij zag hoe die wetenschap mij zou martelen.
Dit was me teveel. De zekerheid dat hij me had verlaten maakte me gek. Maar om getuige te zijn van zijn liefdesuitwisselingen met mijn rivale prikkelde me tot een duivelse razernij, en ik was vastbesloten om hem voor haar ogen te doden. Helaas! Eer ik me kon bewegen, doofde het licht dat om hem heen was en was ik weer in de Egyptische duisternis terug, bang om me te verroeren vanwege de angst die terugkeerde met mijn blindheid.
Ik kon hem nog steeds horen – erger nog, ik kon haar horen. Ik hoorde, zonder het vermogen om mijn oren af te sluiten, of te voorkomen dat ik wist wat ze zei en hoe ze hem noemde. Woede en jaloezie martelden en bespotten mijn hulpeloosheid, tot ik bereid was het geluid te volgen en mijn wraak te nemen door hen dood naast elkaar te leggen. Verschrikkelijk! Toen ik hen wilde vermoorden, merkte ik dat ik net zo machteloos was om te bewegen als om te zien, en ik werd gedwongen te staan en naar zijn trouweloosheid te luisteren, niet in staat om een geluid te maken om de echos van zijn liefkozingen te verdrinken.
Duizend maal liever zou ik gekozen hebben voor de geleidelijke verstening van mijn vorige toestand. De helse martelingen werden steeds erger. Was het mogelijk dat de hel iets voor me in petto had dat nog ondraaglijker was dan mijn huidige straf? Ik bad erom krankzinnig te worden, zodat ik in mijn waanzin misschien verlichting kon vinden van een dergelijke schrijnende pijn, maar mijn gebed viel terug op mijn hoofd als een stroom gesmolten lood, en brandde vurige kanalen in mijn hersenen, wat mijn lijdensweg nog honderdvoudig verergerde. Het deed me beseffen dat mijn werkelijke vergelding nog maar net begonnen was. Dat deze zou blijven toenemen en dat ik zou worden gedwongen het te dragen omdat er geen uitvlucht mogelijk was. Ik was aan hem geketend, en voor geruime tijd, het leek wel een eeuwigheid, moest ik deze onbeschrijfelijke ontwikkeling van ondraaglijke kastijding verdragen. Elke zenuw was geprikkeld tot in elk gevoel tartende mate, terwijl het geheugen zelf niet sterk genoeg is om de intensiteit te bevatten. Waanzin kon mij niet verlichten, de dood kon niet naar mijn smeekbeden luisteren, ongevoeligheid was verlamd en kon mij niet benaderen, medelijden was buiten het bereik van mijn gejammer, en barmhartigheid had de macht niet om het domein waarin ik een gevangene was, binnen te komen.
Wat kon ik doen? Niets dan lijden! Waarom maakte niemand me wakker uit deze vreselijke nachtmerrie? Ik riep, maar er was niemand om te antwoorden. Ik doorstond alle kwellingen van de hel, zonder zelfs maar de schrale troost dat ik leed in gezelschap. Ik kon het niet verdragen. Toch kon ik niet ontsnappen. Was er dan geen beperking aan het menselijke uithoudingsvermogen – geen vloedlijn voor de wraak, waardoor, als deze wordt bereikt, ik weet dat ik mijn zonden had goedgemaakt? Ik moest ergens hulp vandaan krijgen – waar vandaan dan ook – als het maar de helse monotonie onderbrak van mijn steeds toenemende pijn.
Zo prikkelend en levendig voelde ik de geraffineerde folteringen die zich rond mij opstapelden, dat ik graag met slaafse gehoorzaamheid zou hebben gediend aan elke macht die zich zou manifesteren om mijn toestand te veranderen, of alleen al om de straf te veranderen. Als stoppen onmogelijk was, zou ik tevreden zijn met elke verandering. Hiervoor deed ik een laatste smeekbede, zelfs al keerde mijn gebed terug, net als toen dat gebeurde waardoor mijn toestand van razernij ontstond – en ik riep O God, of duivel! Elk wezen van medelijden of meedogenloze wreedheid, hoor mij, en beindig mijn kwellingen! Neem me, verscheur me, of vernietig me; verdrink mijn verstand zodat er geen hoop meer is op herstel, of maak een einde aan mijn gevoel door een tornado-achtige explosie van marteling. Hel! Hel! Heb medelijden en genade met mijn conditie, open uw poorten en laat me mijn lijden baden in uw vurige meer. Hel, hel! Ik zeg, in genade, open u en laat me binnen!
Naarmate ze verder ging met haar verhaal, nam ik waar dat het heden uit haar geest vervaagde, en dat ze zolang weer terug was en de herinnering van dat vreselijke verleden opnieuw voelde en doorleefde. Geleidelijk aan veranderde ze terug in de vrouw die ze ooit eens was, tot grote parels van zweet op haar gezicht stonden. Haar ogen stonden wijd open met een maniakale glans, en ze kronkelde van het lijden dat zon verschrikkelijke realiteit was. Toen haar krachten het begaven door de intensiteit van haar laatste poging, viel ze uitgeput aan mijn voeten. Ook ik was zo meegesleept door deze dramatische voordracht, dat ik me niet meer bewust was van waar we waren, en toen ze viel keek ik zenuwachtig rond, bijna verwachtend dat die mythische hellepoorten zich voor me zouden openen in antwoord op haar smeekbede. Met een lange zucht van verlichting herkende ik Cushna en Azena die zich naar ons toe haastten.
– Sst! zei Cushna kalm, alsof de aanblik hem intense voldoening gaf, laat haar slapen, ze zal snel beter zijn.
Cushna! riep ik, kan dit allemaal waar zijn?
– Ja, het arme kind. Het is waar, en nog veel meer, waartoe ze de kracht niet heeft om je te vertellen. Ze was deze oogst van haar jaloezie al meer dan 20 jaar aan het binnenhalen, toen ik haar voor het eerst zag.
En je hebt haar gered. Ik kan goed begrijpen waarom haar voornaamste plezier is te wachten op je komst.
Maar hij was te druk bezig met Marie om antwoord te geven.
Ik heb een levendige herinnering aan het angstige genot en de nerveuze moed waarmee ik als kind joeg op schatten die aanspoelden met het opkomende tij, met mijn blote voeten trappelend in het heen en weer bewegende water aan het zeestrand. Ik twijfel er niet aan dat ik het hele gamma van kinderlijke heldendaden in mijn avonturen volbracht, en ik weet zeker dat er onderbrekingen waren door me verbazingwekkend snel terug te trekken als mijn wakend oog een aankomende golf zag die zijn armen een paar centimeter verder dan zijn voorganger uit wilde strekken. Hoop en vrees, succes en mislukking, plezier en teleurstelling wisselden elkaar onregelmatig af, tot ik, doorweekt van de spetters en de kou, werd weggevoerd van het toneel van mijn heldendaden, met nauwelijks voldoende schatten in mijn bezit om me te veroordelen voor kruimeldiefstal.
Ik doorleefde een vergelijkbare ervaring gedurende dit stadium van mijn nieuwe leven. Ik was wederom bij de zee – de oneindige zee van geestelijk leven. Openbaringsgolf na openbaringsgolf rolde voort, brekend op de rotsen van mijn onwetendheid, en ze doordrenkten me met verblindende spetters van kennis. De machtige kracht, de snelle opeenvolging en de verbijsterende ontwikkeling lieten me geen tijd om de schatten eigen te maken, die voortdurend en slechts voor een ogenblik voor mij werden uitgestald. Vreemde en onverwachte objecten werden bijna onophoudelijk voor me gebracht – openbaringen van zien, voelen en horen kwamen als een vloed over me heen, en ik kon alleen maar verward, beschaamd en perplex staan voor de machtige kracht die me omringde – omhulde.
Mij was verteld dat het liefde was, alleen maar liefde, en dat ik snel in staat zou zijn het te begrijpen en te waarderen. Maar nu was ik als een jongen die in het water gegooid was, en niet in staat om te zwemmen. De kracht van de golven en het getij waren tegen me. Ik probeerde te profiteren van de lessen die ik had ontvangen, maar in mijn onervarenheid en gebrek aan kracht om me de dingen onmiddellijk eigen te maken, vond ik het meer voor de hand liggend om spartelend en doelloos te vechten tegen de storm die me dreigde te overspoelen, afwisselend hopend en bijna twijfelend aan de uitkomst.
Dit was openhartig gezegd even mijn houding op het moment waar ik over spreek. Zonder gelegenheid tot overdenking ontvouwden de gebeurtenissen van een dergelijk onverwacht en voorheen als onmogelijk beschouwd karakter zich dusdanig snel voor me, dat het met mijn persoonlijkheid – geneigd te twijfelen en vol sombere voorgevoelens – teveel voor me was om zo dicht bij het perfecte ideaal te komen en de ontwikkelingen van mijn lessen te kunnen waarnemen met gevoelens van gelijkmoedigheid en kalm vertrouwen.
Onder de mensen heerst de algemene verwachting dat we door het eenvoudige proces van sterven in een toestand van alwetendheid worden gebracht en dat we dan elk probleem in een oogwenk[42] op kunnen lossen. Het was met een gevoel van innige dankbaarheid dat ik de onjuistheid van dergelijke leringen ontdekte, en hoe meer ik hier leer, des te meer verbaasd ik ben dat deze belachelijke aanname ooit kon zijn ontstaan of goedkeuring kon krijgen in de hoofden van intelligente mensen. Elke vraag die ik stelde, elk tafereel dat ik zag, elk geluid dat ik hoorde, had zijn eigen bijzondere openbaring te geven, en de snelheid waarmee elke volgende golf van informatie over me heen rolde, liet me geen tijd voor herstel van de grootsheid van hun macht en omvang, waarvoor ik wankelde in verwondering en verbazing. Hetzelfde is net zo waar in het heden als het was in het verleden.
Laat me u verzekeren dat ik nog maar net het kleinste beetje weet van wat ik nog moet leren. Wat zou er dan van me geworden zijn, als de volledige vloed van kennis die ik heb opgedaan in n klap over me heen was gestort op het moment dat ik mijn verbijsterde ogen opende op de helling waar ik zo zonder succes had geprobeerd om de eenvoudige vraag te beantwoorden: waar ben ik? Vergis u niet: God tempert altijd de wind voor het geschoren lammetje. Hij kent ons gestel, en heeft verordend dat de ontwikkeling van onze ziel zal plaatsvinden onder de voorwaarden die het meest geschikt zijn voor onze toestand, en die tevens Zijn grootheid en liefde vergroten.
Kennis kan alleen worden verkregen als we het vermogen hebben om elke volgende fase van de waarheid in ons op te nemen. Kennis heeft geen kracht, geen leven, geen energie, tenzij zij wordt toegepast. De mens die probeert haar te verwerven zonder het overeenkomstige noodzakelijke vermogen om haar te gebruiken, zal, als het hem lukt, alleen maar ontdekken dat hij een gebouw heeft verzameld en gebouwd dat vanwege het gebrek aan ondersteuning zal instorten en hem verpletteren in zijn ondergang. Deze kracht om het gewicht van kennis te hanteren, kan alleen ontstaan door gestage groei. Als het ogenblikkelijke, explosieve principe – in een oogwenk – getest zou kunnen worden in haar volle ontwikkeling, dan zou het eindige nooit voldoende kracht kunnen hebben om het oneindige te bevatten. Dit moet worden bereikt door de geleidelijke transformatie van onze levens naar het Christus-leven, welke op zijn beurt moet worden omgezet naar het oneindige, naarmate we verder ontwikkelen naar de gelijkenis en de eigenschappen van God.
Als we net een overweldigende verrassing hebben meegemaakt, komt het volgens mij door de verwarring die dat veroorzaakt en het feit dat we er nog niet de tijd voor hebben gehad om hiervan te herstellen, dat we veronderstellen dat deze laatste gebeurtenis de meest gedenkwaardige is in onze levensloop. Iets dergelijks overkwam mij terwijl ik naar de levenloze vorm staarde die aan mijn voeten lag, en Cushna en Azena wilden haar voorlopig niet storen. Ik probeerde tevergeefs de pijnlijke episode waar ik getuige van was geweest in overeenstemming te brengen met die ene wet van liefde waarvan mij was verzekerd dat deze in dit leven universeel heerste. Het probleem was te diep, te complex voor mij om op te lossen, en tenslotte was ik met tegenzin gedwongen het opzij te leggen tot ik een wat bredere ervaring dan die van mijzelf kon raadplegen om het mysterie te ontrafelen.
Terwijl ik aldus verstoord en verbijsterd was, stonden mijn twee metgezellen rustig te kijken naar de bewusteloze Marie. Uiteraard konden ze wel iets doen, maar de tijd voor actie was nog niet gekomen. Nu was de tijd om te wachten, en dat deden ze geduldig. Rustig wachten en kijken, volledig gereed om te dienen zodra dit nodig was. Toen dat moment was aangebroken, vervulden zij hun diensten die zij zo goed begrepen met bijzonder tedere zorg en medeleven. Voordat de door tranen mistige ogen weer open gingen, hadden we onze reis hervat, de spirituele patint aan de unieke verantwoordelijkheid van die vriendin overlatend op wie ze had geleerd te steunen.
Ik was eerst van plan om bij mijn terugkeer aan Cushna te vragen me tijd te geven om de werking van die mysterieuze dauw, die de kleur van onze kleden veranderde, te bestuderen, om een verklaring te vinden voor zijn vermogen zijn weg zo feilloos door het ongebaande landschap te vinden, en nog heel veel andere zaken die zich aan mijn geest hadden aangeboden. Dat was nu allemaal naar de achtergrond gedrongen en ik had maar n verlangen, dat ik zo snel mogelijk aan hem voorlegde.
Cushna, vertel me! riep ik, Hoe kan je je ene wet van liefde in overeenstemming brengen met die vreselijke taferelen waar ik net getuige van was?
– Ik kan je probleem hiermee goed begrijpen, antwoordde hij, en ik zal proberen het aan je uit te leggen. Vergeet nooit dat het hele leven groei is. Een geleidelijke overgang van wat we zijn naar wat we zullen zijn, door het opnemen van de invloed van elke ervaring die we door maken. Plotselinge veranderingen lijken alleen maar plotseling te zijn. Nadere inspectie zal aantonen dat ze allemaal het gevolg zijn van oorzaken die, soms stil en ongemerkt, aan het werk waren, en die onopvallende ontwikkelingen voorbereidden, totdat ze aan onze aandacht worden opgedrongen door naar buiten te komen. Elke ontwikkeling werkt vanuit het innerlijke naar het uiterlijke leven, maar we zijn van nature niet in staat om de werkelijkheid toe te laten van wat zich buiten onze waarneming bevindt.
In de natuur vinden we vaak geen scherpe scheidslijnen. De donkerste nacht gaat met onwaarneembare stapjes over in de heerlijkheid van een wolkenloze ochtend. Het is heel moeilijk voor het ongeoefende oog om te beslissen op welk moment het getij ophoudt eb te zijn en begint vloed te worden. Je kunt de beweging waarmee een bloem zijn bloemblaadjes ontvouwt niet zien, en toch gebeurt dit onder je waakzame oog. Zo is het ook met dit spirituele leven: het ontvouwt, en springt nooit. Het vloeit als een stroom, en springt nooit als een antilope. Zijn voortgang is een gestage stille vooruitgang, die alleen voor ons bewezen wordt als bepaalde stadia worden bereikt.
Zo is het ook met de levensloop van Marie. Het is onmogelijk voor mij om te vertellen of je uit te leggen hoe of waardoor ze geleidelijk is losgekomen van de afschuwelijke lijdensweg waarop ik haar eerst vond, en je was net getuige van een overblijfsel daarvan. Je zult hiermee kennismaken in een meer praktische vorm als je je op een soortgelijke missie begeeft. Laat me voor dit moment volstaan met je aan te geven hoe het niet in strijd is met de wet van de liefde om haar te vragen haar verhaal te vertellen. Het behoud van de individualiteit verlangt dat de herinnering aan het verleden nimmer uitgewist zal worden. Het litteken van elk onrecht dat we hebben gedaan zal voor altijd blijven. Als we de straf betaald hebben, zal het ophouden een bron van pijn te zijn. De wond heelt langzaam, het ongemak sterft af, maar het litteken blijft bestaan.
Marie is nu in deze genezingsfase, en elke keer als ze het verhaal vertelt, is het als een nieuwe verzorging van de wond – nu pijnlijk, maar met een heilzaam resultaat. Elke keer dat ze haar verhaal vertelt is minder kwellend dan de vorige keer, en de uitputting die het veroorzaakt, is aanleiding tot een slaap waaruit ze extra kracht ontleent, wat heel noodzakelijk is voor haar vooruitgang. Zonder dit zou ze tevreden zijn om te blijven zoals ze is, in de stilte van de rust na een schrijnend leed, zonder voldoende energie om haar aan te zetten tot verdere vooruitgang. Daarom is wat je gezien hebt slechts een wijze voorziening om het verleden uit te wissen, voor zover het de pijn betreft, en haar naar een gelukkigere toestand te duwen dan die ze op dit moment geniet.
Maar kon dat dan niet worden bereikt door te praten over het verleden met Azena?
– Nee! Dat is niet zo effectief. Bovendien zou een dergelijk verloop een verspilling van energie zijn, en dat zul je hier nooit aantreffen. Alles heeft een nuttig doel, en zodoende heb je geleerd wat een waardevolle les zal zijn bij de huidige herhaling: het is nuttig geweest voor anderen in het verleden, en dat zal het weer zijn als haar verhaal opnieuw wordt verteld. Op deze manier wordt ze een krachtige gezant van het goede, terwijl anderen aan haar redding werken. Nogmaals, tot nu toe is ze beperkt tot haar ene metgezel en haar mag niet toegestaan worden om zich alleen aan Azena te binden, want anders zal ze nooit de behoefte voelen aan andere vriendschappen. Elke bezoeker die ze krijgt, zal nieuwe belangstelling wekken, dus als Azena haar verlaat – wat ze zal doen als het vertellen van haar verhaal niet meer een na-slaap door uitputting tot gevolg heeft – zal ze zich zo beklemd voelen door haar eenzaamheid dat ze gedwongen wordt uit haar teruggetrokkenheid te komen, en gelijkgestemd gezelschap vinden bij hen, die zich in een wat gelukkiger toestand bevinden dan haar huidige woning.
En hoe lang zal het duren voordat dit alles kan worden bereikt?
– Dat varieert heel sterk – over het algemeen ongeveer net zo lang als de vorige gevangenschap.
Heb je enig idee hoe lang dat was?
– Ja. Zoals ik je al zei, had dat ongeveer twintig jaar geduurd.
Twintig jaar! O wat een hel! Wat een ervaring! Hoe graag zou ik willen dat ze hierover kan vertellen aan de aarde! Mijn ziel is vol van verlangen om terug te keren en deze openbaringen in mijn medemensen te branden. O! Het is verschrikkelijk voor me te bedenken hoe blind ze voor deze vreselijke realiteiten zijn. Ik wil dat ze weten, dat ze beseffen, dat niets dan levens – nobele zelfopofferende levens – en daden hier binnen kunnen treden om te helpen in de bepaling van hun toekomst. Ik wil hun vertellen dat elke fout moet worden goedgemaakt, en wel door hem die hem begaat. Er is geen hulp, geen ontsnapping, maar iedere ziel moet aan zijn eigen redding werken en is daarmee van cruciaal belang bij het tot stand brengen van een hervorming waarvan het resultaat het doen van de wil van God op aarde zal zijn, zoals het gedaan wordt in de hemel.
Mijn metgezel deed geen poging mij te onderbreken, maar terwijl hij naast me liep, kon ik een half-geamuseerde, half-spijtige glimlach zien spelen over zijn gezicht, en toen ik klaar was, antwoordde hij op zijn serieuze rustige toon:
– Er zijn duizenden, miljoenen vrienden hier die werden bezield en geleid door dezelfde gevoelens die jou nu bewegen, maar toen de gelegenheid was gekomen en ze waren overgegaan tot het uitvoeren van hun nobele verlangens, ontdekten ze dat wat ook jouw eigen ervaring zal zijn. In de eerste plaats zul je niet worden geloofd met betrekking tot je identiteit, en je zult een lange strijd moeten voeren die zeker niet zonder slag of stoot zal zijn, om te bewijzen dat je een boodschapper van dit leven bent. Vervolgens, als je dit punt hebt bereikt in de aanwezigheid van een paar mensen, zullen ze beginnen talloze tekenen en wonderen van je te verlangen om het bewijs te bekrachtigen en hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Als je daarin geslaagd bent, en je hart brandt van verlangen om met het werk te beginnen, zal iemand anders er bij worden gehaald, en verlangen ze dat je het hele onwelkome proces nogmaals zult doorlopen, ter bevrediging van de nieuwkomer. In feite is dit de normale toestand waarmee ze ons werk wensen te begrenzen, en de grootste zorg is nodig om hen niet weg te jagen voordat we hebben geprobeerd om een klein zaadje van waarheid te zaaien.
Als je dan deze inspanning hebt bereikt, zul je ervaren dat ze zullen beweren nog meer te weten over dit leven dan jijzelf, en je moet voorbereid zijn op tegenspraak en correcties in alles wat je zegt. Velen van hen zullen veelvuldig en vaak vertellen dat de fout die je probeert te onderrichten erg smaakt naar de rijken der duisternis, omdat het tegengesteld is aan wat zij zelf leren en geloven. Ik raad je aan om niet al te enthousiast te worden over je verwachte missie naar de aarde. De grote meerderheid van de mensheid geeft op dit moment de voorkeur aan het uitstellen van alle duidelijke kennis over dit leven, tot ze hier aankomen. Maar nu ik wil je aandacht vestigen op andere ervaringen.
De opmerkingen van mijn vriend wierpen een schaduw van moedeloosheid over mijn pasgeboren enthousiasme, en ik begon in gedachten met het herzien van de mogelijkheden, waardoor ik even niet open stond voor zijn poging van onderwerp te veranderen. Maar zijn tweede poging maakte me bewust van het panorama dat voor me lag, en slaagde erin, voor het moment althans, een einde te maken aan elk gevoel van droefgeestigheid.
Ik zei dat mijn eerste indruk van het huis van Marie was, dat het alle voorwaarden bood door de steeds wisselende activiteiten om een hart vol verdriet te troosten. Dat idee was echter slechts abstract bedoeld, want de omgeving en het nog mooiere terrein waar ik Cushna had ontmoet bij het Rusthuis, hadden niet echt bewust handmatige arbeid voor mijn geestesoog opgeroepen in dit nieuwe leven. De tijd hiervoor was nu echter wel gekomen, en een nieuwe verrassing leidde mijn geest en mijn vragen in een andere richting.
We stonden op een bergtop. Deze maakte deel uit van een bergketen die rond een vallei gebogen was die voldoende pittoresk was om een dichter of kunstenaar met een droom over het paradijs te inspireren. Vanaf de andere kant, tussen de heuvels, viel een reeks van hoge watervallen als een zilveren stroom op de vlakte, die daardoor in bijna gelijke delen werd verdeeld. De schoonheid hiervan werd versterkt door de kristallen aanwezigheid van de majestueuze rivier. En kenmerk dat hier in het oog sprong trok in het bijzonder mijn aandacht, en ik vroeg me af of de Natuur misschien Kunst te hulp had geroepen om dit aangename resultaat voort te brengen. Vlakbij het centrum van de vallei werd de loop van de rivier plotseling naar links en naar rechts geleid, waardoor een eiland werd gevormd met een oppervlakte van ongeveer anderhalve vierkante kilometer, dat een prachtig platform of fundament vormde voor het omvangrijke paleis of herenhuis dat het voornaamste voorwerp van aantrekkingskracht was.
– Je hebt helemaal gelijk, zei Cushna, in antwoord op mijn vragen. De rivier is op een bepaald moment afgebogen met als doel dit eiland te vormen.
Maar je wilt toch niet zeggen dat er zoiets is als handmatige arbeid in de hemel! Is dat dan niet een perfecte plaats wat dergelijke dingen betreft?
– Om je laatste vraag als eerste beantwoorden, zei hij, de hemel is momenteel niet een perfecte plaats. Ik weet dat men op de aarde dit idee heeft, maar dat is niet volgens de Schrift, en het vindt geen enkele rechtvaardiging in de leringen van Jezus, die zijn discipelen vertelde: Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.[43] Deze waarheid zelf impliceert imperfectie, want het is dus nog niet gereed. Aan de andere kant wordt in dit leven elk vermogen volledig benut; De dichter is in staat hogere inspiraties te ontvangen, maar wat is het nut daarvan, als hij ze niet mag opschrijven? Zijn de talenten van Raphal, Fra Angelico of Turner alleen ontplooid voor de kortstondige tijdspanne van een onaangename dag op aarde? Denk je dat de dromen van schoonheid en gratie die hier verkregen zijn van de genien Phidias en Michelangelo, veroordeeld zijn om in het heiligdom van hun eigen conceptie opgesloten te liggen?
Waar zijn de machtige architecten die Thebes en Babylon, Jerusalem, Athene en Rome hebben gebouwd? Hebben dergelijke geesten geen inspiraties als ze de gebieden, mogelijkheden en bronnen van onsterfelijkheid aanschouwen? Zijn Hndel, Mozart en Beethoven de harmonie zat geworden, of hebben ze de fontein van muziek drooggelegd? Ik deins terug bij de gedachte aan wat de hemel zou zijn zonder de actieve dienst van grote geesten als zij.
Laat me je ook vragen: heeft de tuinier niet eveneens een ideaal om te voltooien, en zou hij moeten worden afgehouden van het geven van ruimte aan zijn genie, waar het vrij kan worden tentoongesteld, zonder de ongepaste invloeden waar hij mee kampte op aarde? Muziek, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur hebben alle hun ploeteraars en zwoegers. Ze hebben geleefd en zijn zonder succes en ongewaardeerd gestorven, net zo goed als de arbeiders met het pikhouweel en de spade. Ze hielden van hun kunst, en de compensatie van de hemel kan worden gevonden in het realiseren van hun hoop. Ja, mijn vriend, er is hier ruimte voor werk. Maar wat al het verschil uitmaakt, is dat het geen gezwoeg of zware arbeid is. Onze enige prikkeling om te werken is liefde, niet om een bestaan te verdienen, maar om een uiterlijke vorm te geven aan dat wat van binnen is geboren, wat inspireert en de drijfveer is voor onze activiteiten.
Ik was stil, maar mijn hoofd werd zwaar van alle gedachten.
Het paleis of herenhuis dat op het eiland stond trok mijn aandacht meer dan al het andere. Hierover was mij verteld dat dit het huis was van de Assyrir. In eerste instantie amuseerde deze aankondiging me enigszins, want het idee dat dit een residentie van welke aard dan ook zou zijn, was wel het laatste dat in mij opkwam.
Mijn eerste en instinctieve indruk was dat het een enorme bloemenpiramide was, gebouwd en ingericht als centrale afronding van een bekoorlijke vallei.
Het grondvlak van het gebouw had een oppervlakte van ongeveer 650 vierkante meter, maar de geleidelijke verhoging vanaf de grond tot aan de rand van het water gaf vanaf mijn eerste gezichtspunt de indruk van aanzienlijk grotere afmetingen te zijn dan het in werkelijkheid was. Pas toen we over n van de pittoreske bruggen waren gekomen, kon ik me aan die oorspronkelijke indruk onttrekken, door het aantal mensen dat zichtbaar was.
En pas toen we naar boven liepen vanaf de rivier, kon ik door het gebladerte kijken. Ik kon toen de architecturale opzet onderscheiden waardoor dat aangename en nieuwe effect werd geproduceerd. Elk van de tien etages was gebouwd met een stuk terras van ongeveer tien meter breed rondom het hele gebouw. Op de buitenste randen waren bloembedden, struiken, palmen en andere bomen geplant, waarvan de takken een statige promenade vormden.
Ik kon alleen niet mijn onverdeelde aandacht richten op het gebouw, want Cushna had al aan Siamedes laten weten dat we naderden. Hij kwam ons verwelkomen toen we de brug over kwamen.
We waren het voorwerp van de nieuwsgierigheid van velen die, zo werd mij verteld, heel graag wilden weten wie de nieuwkomer zou kunnen zijn, en of het mogelijk zou zijn dat ik nieuws bracht van vrienden die nog op aarde waren. Ik ontdekte dat dit n van de vele huizen was waar de zielen rustten van hen, die vermoeid waren van het goede te doen[44], die hadden gestreden en glansrijk zegevierend[45] uit de strijd waren gekomen. Hier konden zij even rusten en worden verpleegd. Als eenmaal al hun energie aangesterkt was en nieuw leven was ingeblazen, konden ze genieten van de vreugden van de hemel, en de heerlijkheden die hen daarna te wachten stonden naar waarde schatten. Hier werden ze krachtig, terwijl de trillingen van conflicten verdwenen. Hier konden ze de vrede ervaren van de eeuwige stilte na de storm, de opluchting genieten van het afgooien van het harnas, en de vrijheid van rust ingaan, die nooit meer zal worden verbroken. Mij werd verteld dat de toestand per persoon op zulke momenten behoorlijk uiteen loopt, maar dat hun kennis over het algemeen beperkt is aangaande wat er op aarde gebeurt. Daarom waren ze zeer benieuwd of nieuwkomers informatie konden geven.
Siamedes was niet gekleed zoals ik hem zag tijdens de Koorzang, maar droeg een losjes golvend staalgrijs gewaad, waarover afwisselend een gloed van roze en blauw leek te pulseren, maar hij was beslist niet minder vorstelijk in voorkomen. De eerste keer dat ik hem ontmoette was hij gekleed in staatsgewaden, maar nu was hij als de monarch die thuis was. Maar o, wat een ander begrip van koningschap kreeg ik hier, bij het gadeslaan van deze ondergeschikte van de Koning der koningen! Hij droeg een diadeem van dienstverlening, zwaaide een scepter die invloed uitstraalde, in welks aanwezigheid opstand en verraad vernietigd zouden worden. De edelstenen waarmee deze was bezet, wekten geen hebzucht of begeerte op, en hij werd gedragen, niet met de volmacht van vernietiging, maar met de opdracht om te leven. De hand van de tiran of de onderdrukker kon deze scepter niet vasthouden, en bloedvlekken konden hem nooit aantasten, want het embleem van Goddelijke heerschappij kwam van de handen van God, die Zelf de naam van Liefde erop had gegraveerd.
Terwijl ik naar hem keek, werd ik onwillekeurig naar hem toe getrokken, en hij sloeg zijn armen teder om me heen. We wandelden verder, en ik was, zacht gezegd, volmaakt gelukkig en tevreden. Hoe kon ik me anders voelen? Ik raakte gewend aan de grote voordelen die ik had verworven in dit leven dat was ontdaan van alle beperkingen van tijd. Terwijl pagina na pagina werd omgeslagen, kon ik zien waarmee mijn ziel zich zou kunnen bezighouden, gedurende de lange eeuwigheid die voor me lag.
De oude ingebeelde en zinloze hemel was verdwenen, en in haar plaats was een rust ontdekt die werk betekende, een eredienst die ontplooiing was, een verheerlijking die alleen kon worden bereikt door de ontwikkeling van het goddelijke, dat, hoewel het onbekend was, altijd al in me was verborgen.
We wandelden langzaam verder. Waarom ook niet? Ik stond aan de oevers van de eeuwige zee, en iedere stap leverde talloze zaden op, en ieder zaadje had zijn eigen speciale openbaring te geven. Elke persoon die we ontmoetten had een ander levensverhaal te vertellen, en ik had niets anders te doen dan te leren. Nu spraken we met iemand die nog maar net ontwaakt was om te begrijpen welke verandering had plaatsgevonden, en ik kon dezelfde verwarring ervaren bij iemand anders, die in enigszins vergelijkbare omstandigheden had geleefd als ik.
Dan weer zagen we iemand wiens proeftijd van rust over was, en die zocht in de richting waarvandaan de vrienden werden verwacht, die haar konden begeleiden naar de voor haar voorbereide plaats. Elk voorval had zijn eigen specifieke belang en charme, omdat het de manieren toonde waarop God met de mensenkinderen op aarde omgaat, en de blinden leidt via wegen die zij niet kennen.
Ons gesprek met deze vrienden, merkte ik tenslotte op tegen Siamedes, geeft me de indruk dat je hier geen Koorzangen houdt. Is dat juist?
– Ja. Mijn bezoekers zijn op aarde verdergekomen dan zij die je in het rusthuis zag, en hebben heel andere geestelijke hulpverlening nodig. Die anderen waren slachtoffers die, tegen beter weten in, bezweken door intolerantie van dogmas. Zij werden overmeesterd, terwijl zij worstelden om vrij te komen. Deze mensen hier zijn overwinnaars, die, de leringen en het voorbeeld van Jezus volgend, hun eigen redding bewerkstelligd hebben, in weerwil van dogmas.
Kun je misschien dan een vraag beantwoorden die voor mij vele malen een raadsel was in het oude leven?
– Dat zal ik, als het mogelijk is, antwoordde hij vriendelijk.
Welke van alle stromingen, of religies zo je wilt, draagt het hoogste percentage bij aan degenen die gered zijn?
– We erkennen hier slechts n religie, en die is Liefde. Al haar discipelen zijn slechts van n gezindte: liefhebbers van de mensheid. Niet n van de door mensen gemaakte religies heeft een monopolie op dit kenmerk. Serieuze en gewetensvolle volgelingen kunnen in alle religies gevonden worden. De aanbidding van de Liefde is dienst aan de mensheid. Haar litanie bestaat uit nobele daden. Haar gebeden zijn tranen van medeleven. Haar preken zijn eenvoudige levens, die gekend en gelezen zijn door alle mensen. Haar liederen zijn slaapliedjes om de diep-bedroefden te troosten. Haar geloof is zelfopoffering, en haar hoop de Hemel. Dit is de enige religie die het paspoort van de hemel uit kan geven voor de pelgrims van de aarde. Theologische systemen hebben hier voor ons niet meer charme dan ze op aarde hadden. Maar in elk hart is een latent ideaal waarnaar de gehele mensheid blindelings hunkert. Een vage en ongedefinieerde hoop waarnaar alle volkeren onwetend streven, een schikking van de politieke problemen die net buiten het bereik ligt van de staatslieden. Een methode van internationale bemiddeling waardoor vrede op aarde zal heersen. Deze groeien allemaal in de baarmoeder van de toekomst. En o! Hoe nabij is die toekomst! Hoe snel zou alles kunnen worden bewerkstelligd, als de systematische theologie maar weggeruimd zou kunnen worden en eenvoudige zielen volgens de ware standaard van het kruis konden leven, zodat de hele wereld zou kunnen zien en erkennen dat elke moeilijkheid overwonnen kan worden, elk probleem opgelost, en elk ideaal bereikt in de Manifestaties van God ofwel van de Liefde.[46]
Op dat moment liepen we door een magnifieke vestibule, die naar de binnenplaats of tuin leidde die ik in de verte kon zien. Aan beide kanten van ons liepen gangen, waar schijnbaar ontelbaar veel appartementen op uitkwamen. Hier had ik een schitterende gelegenheid om de zelfverlichtende atmosfeer op te merken waarop ik al eerder heb gezinspeeld[47]. Precies in het centrum van zon enorme vestibule zou men natuurlijk verwachten dat er een bijna middernachtelijke duisternis zou heersen. Maar hier en in de aangrenzende gangen was geen greintje schaduw te ontdekken. Trappen van statige proporties rezen met tussenruimten op naar de bovengelegen terrassen. Op al deze terrassen kon men, zodra er maar ruimte voor was, bomen, planten en bloemen vinden. Zij groeiden in meer dan oosterse weelde, afgewisseld met beelden en wandtapijten, die elke poging tot beschrijving te boven gaan.
Bij het bereiken van de binnenplaats, ontdekte ik meteen de reden waarom deze was gekozen als startpunt van mijn bezichtiging van het paleis. In het midden stond, of speelde – ik weet nauwelijks hoe dit te omschrijven – een uniek botanisch waterwonder: het was zowel een boom als een fontein.
Vanuit een koraalgetint bassin steeg het op in een enorm waterlichaam van ongeveer anderhalve meter doorsnede, alsof het door een doorzichtige buis stroomde. Op een hoogte van vijf meter spreidden zijn takken zich uit in alle richtingen, en elke tak was weelderig begroeid met zijn drievoudige dracht van steeds veranderend blad, bloesem en fruit. Ik zeg steeds veranderend, omdat zodra blad, bloesem of fruit volledig tot ontwikkeling was gekomen, ze door een of andere mysterieuze macht werden gescheiden van de boom, alsof ze werden geplukt door onzichtbare handen. Daarna werden ze ogenschijnlijk door onzichtbare handen gedragen naar een van de vele appartementen die ons volledig omringden. De machtige krachten die hier zichtbaar aan het werk waren, vormden een les in het proces van de natuur. Ik vergaapte me aan dit schouwspel in verbazing, ja ontzag, en vroeg me tegelijkertijd af waarvoor de producten van deze prachtige boom gebruikt werden.
Als om mij te antwoorden, bukte Siamedes zich en verzamelde twee of drie van de bladeren die voor onze voeten waren gevallen. Ze waren licht, helder, bijna smaragdgroen, en voelden fluweelzacht aan. Nadat ik ze grondig had onderzocht, sloot mijn metgezel zijn handen over ze heen. Terwijl ze samengedrukt werden, werd ik me bewust van een zeer zachte delicate geur, die een duidelijk stimulerend effect op me had. Toen opende hij zijn hand, waarop slechts een spoortje van vocht achterbleef, maar geen teken van de bladeren. Een glimlach gleed over zijn gelaat, toen hij mijn verbijstering bemerkte, en hij begon dit unieke fenomeen te verklaren.
– Dit, zei hij, is de boom en tevens het levenswater, dat zo hard nodig is om de vermoei-den te doen herstellen en de uitputting weg te nemen van degenen die hier komen rusten. Het is een manier van verkwikken die equivalent is aan die van de Koorzang. De stroom die deze boom voedt en bekrachtigt, net als de vele andere in vergelijkbare tehuizen, is de sterkste en rijkste waarvan we enig idee hebben. Ons wordt verteld dat hij opstijgt tot aan de nabijheid van Gods troon, want de bestendigheid van de stroom varieert nooit. Voor ons die zijn werkingen het best kennen en gadeslaan, is de meest prachtige eigenschap die het bezit, dat hij zich opmerkelijk aanpast aan de specifieke behoeften van elke ziel waarvoor hij dienst doet. Hij laat niets voor ons over om te doen, behalve kijken en wachten terwijl hij een volledig herstel bewerkstelligt. Wanneer zijn verkoelende nevel in de ogen valt, worden de bronnen van de fontein van tranen volledig weggevaagd. Hij blijft hangen op het bezorgde voorhoofd tot elke rimpel is verdwenen. Hij laat zijn zaad in het gebroken hart vallen en laaft het met muziek tot het overwinningslied is opgebloeid. Maar kom, ontmoet aan aantal vrienden die aan de gezegende wateren liggen, tot ze hersteld zijn van de effecten van de grillige koorts[48] van de aarde.
Ik zal niet proberen de appartementen te beschrijven, waarin deze vermoeide kinderen der aarde de schaduwen wegsliepen. Als ik hiertoe de woorden al zou kunnen vinden, dan zou geen geest die gevangen zit in de beperkingen van de sterfelijkheid de macht hebben dit te bevatten. Laat me volstaan te zeggen dat liefde haar handwerk van toewijding had bijgedragen. Genegenheid had kwistig haar uitgelezen schatten uitgedeeld. De edelstenen van verlichting waren gezuiverd. Medeleven en vaardigheid hadden hun opslagplaatsen uitgeput, tot de Grote Ontwerper van de hemelen die rustplaats voor Zijn kinderen de standaard van Zijn eigen verlangen had laten benaderen, en toen uitsprak dat het goed was.
Op de tweede verdieping stopte Siamedes bij de ingang van een appartement, om me de omstandigheden van de situatie uit te leggen. Hier lag een moeder wier ontwaken werd gadegeslagen door drie van haar kinderen. Ze was de dochter van een onwetende, maar uiterst orthodoxe handelaar, die zijn religie als een soort erfstuk gerfd had. Ze trouwde met een man die door zijn familie bestemd was voor de preekstoel, maar hijzelf was te gewetensvol om dat te prediken wat voor hem maar de halve waarheid was. In weerwil van de dringende pogingen tot overreding aan beide kanten, bleef hij standvastig zijn vak als drukker uitvoeren. Met de komst van gezinstaken vergrootten zijn pasgeboren ouderlijke gevoelens de kloof tussen hem en orthodoxie nog verder, en hij gaf het laatste restant van het idee om predikant te worden op. Zijn vrouw was bang, maar haar liefde was echt. Geroddel over zijn gemoedsgesteldheid deed langzamerhand de ronde in de kerk, en ter wille van de anderen werd hem verzocht uit te treden. Zijn vrouw ging met hem mee. De teleurgestelde ouders van de man, die hun hoop snel zagen wegdrijven in de vergetelheid, staken hun hoofden bij elkaar en probeerden de verloren schapen terug te halen. Na veel gebed kwamen ze tot de conclusie dat God een kleine test had opgedragen om ervoor te zorgen dat de recidivist terug zou keren. Ze bezochten zijn werkgever, en met een paar roddels zorgden ze voor zijn ontslag.
Negen maanden van geleidelijk toenemende ontberingen volgden, gedurende welke een vierde kind aan de drie kinderen werd toegevoegd, maar de rechtschapen ouders durfden hen niet te helpen Gods kastijdingen te weerstaan door hen enige hulp te bieden. De echtgenote liet het vuur van haar liefde nooit afnemen. Geen gemor kwam ooit over haar lippen. Ze vroeg nooit bezorgd of hij misschien succes had gehad, als zijn vermoeide voetstappen s nachts in haar oren klonken als muziek, opdat haar vragen zijn teleurstelling niet zou vergroten.
En voor n deed ze afstand van iedere kleine schat, die ze vanaf haar meisjesjaren had leren te waarderen, opdat ze misschien zou slagen iets te vinden voor die nog waardevollere schatten die God aan haar toewijding had toevertrouwd. Toch weerstonden ze de smeekbeden van de kerk, want ze konden niet accepteren dat hun ongeluk de wil van God zou zijn, maar ze vermoedden eigenlijk dat het meer te maken had met de wil van een veel minder genereuze ouder. Het was een zware strijd die ze jarenlang moesten strijden. Het lukte de man hooguit voor slechts een minimaal bestaan te zorgen en de kinderen bleven komen, tot er dertien waren. Moedig droeg zij haar deel, en ze leverde haast bovenmenselijke inspanning om rond te komen. God wist wat het best was, en uiteindelijk zou alles wel goed komen als ze haar plicht maar deed. Zo kwam het dat ze tot diep in de nacht zat te repareren, herstellen en te stoppen. s Morgens was ze vermoeid, maar dan maakte ze weer plannen en was ze vol hoop.
In de eenzame uren van de dag, als de kinderen op school waren en de man op zijn werk, huilde ze, bad ze en verlangde ze naar de rust die nooit kwam. En voor n waren er drie graven geopend en ontving de hemel drie schatjes, waarnaar haar moederhart verlangde met een steeds sterker wordende liefde. Toch glimlachte ze voor de wereld, en weinig mensen konden ook maar dromen welke strijd ze te voeren had. Ze was zich er niet van bewust hoeveel ze zich overbelastte. Ze wist alleen maar hoeveel meer nodig was, dan waartoe ze de tijd of de kracht had om op te brengen. Toch kwam er uiteindelijk rust. De heftigheid van de strijd, de onophoudelijke onrust, de eindeloze strijd en de vertraagde hoop werden te zwaar voor haar schouders, en hoewel ze nog vrij jong was, ging ze aan de last ten onder.
Toen hij klaar was met zijn verhaal, naderde hij het appartement en schoof de kostbare gordijnen opzij die voor de ingang hingen, en we stonden in het appartement waar deze heldin van de levensstrijd sliep, onder het meest liefdevolle en geduldige toezicht van die drie, die haar met de liefste naam mochten aanspreken die een vrouw kent. De oudste was een jongeling, bijna man, de volgende een meisje dat niet veel jonger was, en een derde een jongen die net tiener was. In hun kleden van bijna kleurloze witheid zagen ze eruit als engelen die daar wachtten. Niet helder en schitterend in persoon, maar met een zachte en ingetogen lichtkrans die om hen gloorde, voldoende om te tonen dat ze geen aardbewoners waren. Twee vrienden waren bij hen, maar Siamedes liet me weten dat dit geestelijke verzorgers waren die Myhanene had achtergelaten om toe te zien, nadat hij haar van haar lichaam had losgemaakt en hier had gebracht.
De enige geluiden die de stilte verbraken, waren de zachte kusjes die de kinderen op haar lippen, wangen en voorhoofd drukten, alsof ze ongeduldig waren het einde van de slaap af te wachten, opdat ze haar stem weer zouden mogen horen. Zo nu en dan zag ik de roes van opwinding over elk enthousiast gezicht opkomen als ze zich omdraaide of bewoog op haar rustbank, en ik begreep dat ik hier was gebracht om haar wakker te zien worden. Op dat ogenblik zuchtte ze, strekte zich uit, draaide zich om en strekte zich opnieuw uit. De toezichthouders trokken de kinderen zachtjes uit de buurt. Siamedes verliet me, en nam plaats naast de rustbank. Langzaam zwaaide hij met zijn hand over het gezicht van de slaapster, dat ik nu niet kon zien, maar uit de bewegingen van haar lichaam leidde ik af dat haar slaap bijna, zo niet helemaal, ten einde was. Nog een keer uitrekken, een moment van rust, toen een langgerekte zucht, gevolgd door: O jee, allemachtig – waar ben ik?
Moeder! riepen alle kinderen in koor, terwijl ze naar voren sprongen om haar te omhelzen.
Maar ik stond al buiten. Die ontmoeting was te heilig voor mij om bij te blijven staan kijken.
Kort daarna werden de gordijnen weer uiteen geschoven, en werd zij naar buiten geleid om haar eerste glimp op te vangen van – zal ik zeggen: de hemel? Wat zou het anders voor haar kunnen lijken? Wat het daarvoor ook mocht zijn geweest, het was ongetwijfeld de hemel nu de kinderen zich zo aan haar vastklampten.
Hoe mooi zag ze er uit in haar zojuist gevonden kracht en vrede, die haar kleedden als een mantel van heerlijke rust, en het bewustzijn dat bij haar daagde dat ze nooit meer vermoeid en zwak zou zijn!
Terwijl zij en haar kinderen daar aan de rand van het terras tussen de bloemen stonden, zodat ze haar omgeving kon overzien, was ik verbaasd te zien dat Myhanene ook aan haar zijde stond. Ik was z op haar geconcentreerd geweest, dat ik niet had gemerkt dat hij het was die haar uit de kamer leidde. Waarvandaan en hoe was hij gekomen? Toen ik naar buiten was gesneld, was hij daar niet geweest. Hij was daarna ook niet van het terras gekomen, dus hoe was hij dan gekomen? Siamedes kwam op dit moment bij me staan, en ik stelde hem mijn vraag.
– Myhanene bracht haar van de aarde, antwoordde hij. Daarom was het aan hem om de eerste te zijn, na haar kinderen, om haar te verwelkomen.
Ik had geen er idee van dat hij hier was.
– Dat was hij ook niet. Toen ik haar wakker zag worden, liet ik hem komen.
Woont hij dan dichtbij?
– Nabij en ver weg bestaan hier alleen spiritueel, antwoordde hij. Maar ik merk dat je nog niet gewend bent aan onze manieren van communiceren en reizen.
Nee.
– Weet je nog, vervolgde hij, toen je bij de Koorzang was, dat Myhanene een lichtflits naar je stuurde toen hij met je wenste te spreken?
Ja!
– Je begreep dat toen niet, maar je vriend las het bericht dat die flits overbracht, en vertaalde voor je. Die flitsen vliegen met de snelheid van de gedachte en vinden hun bestemming direct. En als de gelegenheid dit vereist, hebben we de macht om met dezelfde snelheid te reizen. Zo zie je, het gebed wordt beantwoord terwijl we nog spreken, en het idee van tijd en ruimte is verdwenen in geval van geestelijke bijstand.
Dus je loopt of rijdt niet altijd?
– Zeker niet! In de bezoeken die je hier hebt gedaan, ben je vaak door de lucht gekomen, maar dat gaat hier zo natuurlijk, dat je het niet hebt gemerkt.
Ons gesprek werd onderbroken door Myhanene, die ons riep om onze zuster te feliciteren, waarna de kinderen een lange uitleg gaven over wie Siamedes was en over alles wat hij voor hen had gedaan terwijl zij wachtten. Haar voorzichtig naar de rand van het terras leidend, sloeg Myhanene zijn arm om haar heen, en in n gelukkige groep begonnen zij aan hun luchtreis naar de rust die de rechtmatige compensatie was voor de eens onderdrukte ziel.
We legden verscheidene andere bezoeken af, en de verhalen van hun levens werden verteld om mij te onderrichten, maar ik moet me nu tevreden stellen met het vastleggen van de laatste kwestie. Mijn aandacht werd direct opgeist door de aanwezigheid van een aantal heldere paarse haarlijnen, afkomstig uit het lichaam van de slapende, die door de kamer en dan naar buiten gingen. Ik wist niet waarheen. Mijn vriend vertelde me dat het om de liefdeskoorden ging, die bestonden door het onbeheerste verdriet van de vrienden die achterbleven. Regelmatig wordt grote moeite ondervonden, legde hij uit, bij het omgaan met deze aardse aantrekkingskracht. Als vrienden zouden weten welke gevolgen hun ongeremde verdriet heeft voor hen die zij betreuren – hun rust verstorend en verbrekend – dan zou dat al veel helpen om het kwaad op te heffen, waar zij op die manier onbedoeld de oorzaak van zijn.
Als de slapende wakker wordt voordat de kracht van deze koorden kan worden verzwakt, wat niet zelden gebeurt, dan wordt de ziel teruggetrokken naar de aarde, en neemt deze natuurlijkerwijs deel aan de lijdensweg van zijn vrienden. Dit wordt daarnaast nog vergroot door de ontdekking dat de ziel machteloos staat om zijn aanwezigheid bekend te maken en op geen enkele wijze in staat is om het verdriet van de rouwende te verlichten.
In het geval van de slaapster hier voor ons werden voortdurend boodschappers gestuurd. Alle beschikbare invloed werd aangewend om te proberen de stortvloed van deze treurende vrienden te stoppen. Nu werd ze wakker, en Siamedes kon zien dat het onvermijdelijke ging gebeuren. Dit deed mij denken aan mijn gesprek met Cushna over het door de nevelen gaan. Maar Cushna was weg. Hij had me verlaten zodra we de brug over waren gegaan, bij onze aankomst. Ik meldde dit aan Siamedes, en waagde de hoop uit te spreken, dat als zij teruggetrokken zou worden en iemand haar volgde, mij dan zou worden toegestaan hen gezelschap te houden.
Ik zal Cushna laten komen, antwoordde hij. Misschien wil hij die missie ondernemen en je meenemen.
Ik zag het lichtbericht met de boodschap wegvliegen, toen het antwoord en bijna onmiddellijk was Cushna zelf bij ons.
Ik zou nu getuige worden van een tweede ontwaken, dat zo mooi en zo rustig had kunnen zijn als dat andere, maar o, wat was deze verschillend!
Beste lezer, denk over mijn ervaringen wat u wilt – beschouw ze als fictie als u wilt – maar luister naar mij omwille van genade, als ik pleit voor zelfbeheersing als u rouwt om de afwezigheid van een geliefde die is weggeroepen. God weet, dat de roep van een gebroken hart bitter is, maar onthoud, dat zoals de eerste plicht van een volgeling van Christus liefde is, de tweede zelfverloochening is. Uw verlies is hun gewin. Dus ik vraag u om u eerder te verheugen, want hun beloning is groot. Als u echt van hen houdt, beheers dan uw verdriet, want het afleggen van het lichaam stoort de zetel van liefde niet, en uw doodsangst vibreert minstens zo erg over de liefdesbanden heen. Als dit dan hen bereikt waar zij zijn, dan verstoort dit hun rust en stelt het hun geluk uit. Bedenk dat terwijl zij hier zijn, hun vreugde overeenkwam met uw deelname daaraan. Denkt u dat ze meteen z veranderd zijn, dat ze in vervoering kunnen staren naar het gezicht van de Heiland? Helemaal bewust van en toch onverschillig ten opzichte van uw lijden? Als u treurt omwille van de liefde, kalmeer uzelf. Als u huilt vanwege het sentiment en de mode, dan kunt u rustig doorgaan – dat zal hen nooit bereiken waar zij zijn. Liefde, pure, onbaatzuchtige liefde heeft deze macht wl, en dit is waarop ik nu een beroep doe. U zou geen moment huilen, als u voor een kort moment kon staan waar ik heb gestaan, en de dingen zou zien die ik heb gezien. U zou dan tevreden zijn om de geliefden in vrede te laten rusten aan de boezem van hun God. En daarom doe ik een beroep op u, uw tranen te drogen en hen te laten rusten tot uw eigen ochtend gloort en uw schaduwen zijn weggevlogen.
Inmiddels was er niet de geringste twijfel dat de slaap ten einde raakte, en ik kon zien dat bij ieder nieuw teken van bewustzijn de lijnen steeds meer invloed op haar kregen. In haar halfslaap mompelde ze verschillende namen alsof ze geroepen werd, maar te moe was om nu al wakker te worden. Toen werd ze met tegenzin wakker, in een versufte, half-humeurige staat. Vervolgens leek een wazige herinnering haar te grijpen. Huiverend keerde ze zich in de richting waar de lijnen heen liepen, terwijl ze wezenloos reageerde: Ik kom eraan, schat.
Ze stond op van haar rustbank, waarbij de koorden meteen hun macht over haar vergrootten. Ze bewoog in eerste instantie langzaam, maar elke stap vergrootte haar kracht en snelheid. Bezorgde trekken werden zichtbaar op haar gezicht, terwijl ze de gordijnen opzij schoof en het terras op liep. Haar opwinding werd nu intens, ze haastte zich voorwaarts, en ik zou tussenbeide gekomen zijn om haar te redden en ervan te weerhouden zich over de rand te werpen, maar Cushna hield me tegen. Verkeerd opgevatte liefde droeg haar naar zon zware lijdensweg, als ik me toen nog niet had kunnen voorstellen. En niemand had enig recht om haar met kracht tegen te houden. Het enige dat we konden doen was haar volgen en behoeden. Ze bereikte de rand van het terras, maar aarzelde of wankelde niet. Ze wierp zich over de rand en was verdwenen.
Cushna greep mijn hand, en verzocht mij naar de andere kant van de nevelen te komen, voor een reddingsmissie.
Voor het eerst, misschien doordat Siamedes dit tegen me had gezegd, besefte ik dat we niet liepen. Mijn snelle vlucht door de lucht was net zo aangenaam als nieuw. Mijn vlucht kostte me geen moeite en ik was me in feite niet bewust van enige inspanning om me te verplaatsen.
Cushna hield mijn hand vast en misschien spande hij zich in om ons te verplaatsen. Gedurende geruime tijd sprak hij niet, noch gaf hij de geringste aanwijzing dat hij zich bewust was van mijn aanwezigheid.
Onze doorreis was zeker niet onmiddellijk. Misschien was ik nog niet in staat om zon reis te maken, of misschien had het andere oorzaken. Ik weet het niet, maar toen ik de nevelen op zon korte afstand van ons zag, raasden duizenden vragen door me heen, terwijl een opwindend gevoel bezit van me nam. Zou de aarde zich onder mijn gewijzigde omstandigheden als een soort verrassing aan me voordoen, of niet? Op welke afstand zou ze zijn? Zou ik de eerste plaats die ik zag herkennen? Wie, als ik een bekende tegen zou komen, zou ik het eerst zien? Zou ik Londen berhaupt zien?
We kwamen dichter bij de nevelen, maar er was geen teken dat we zouden afdalen om erdoorheen te gaan, wat me enigszins verbaasde, totdat ik me herinnerde dat Helen had gezegd, dat we om naar de aarde te kunnen gaan de nevelen moesten oversteken. Ja, we waren er boven! En nu, het grootse geheim van de andere kant van het leven! Wat zou het zijn? Wat zou het onthullen? Wow!
We waren er overheen. Het was donker, en ik was teleurgesteld. Ik zou veel liever mijn eerste terugkeer bij daglicht hebben ervaren. Het was ook nog zo koud. Ik voelde de kou door me heen gaan en ik aarzelde een moment om verder te gaan. Ik had geen idee hoe ver of in welke richting de aarde was. Nergens in die hele duisternis, niet in de verte noch dichtbij, was er een lichtbaken dat mijn aandacht trok. Cushna spoorde me enige tijd aan, en toen, stilhoudend, nog steeds in de duisternis, vroeg hij me speels wat ik vond van mijn kijk op de aarde vanaf de onsterfelijke kant.
Ik heb de aarde nog niet gezien, antwoordde ik. Ik neem niets waar, tenzij deze onduidelijke en verwarde geluiden van de aarde komen.
– Dat was precies wat ik had verwacht. Je bent in die ene grote valkuil gevallen van de mensheid: het misverstand over de relatie die bestaat tussen de fysieke en de spirituele kanten van het leven. Dit komt door een misvatting in het denken en vormt het grootste struikelblok op de weg van communicatie tussen onszelf en degenen die achter zijn gebleven. De bespreking ervan opent deze hele kwestie. In het lichaam slagen ze er niet in het ware verschil tussen de geestelijke en de fysieke toestanden te begrijpen. Ze denken, zeer ten onrechte, dat de laatste de superieure toestand van de twee is. Ze nemen aan dat het afwerpen van het lichaam betekent dat ze alle voordelen, alle mogelijkheden en alle verworvenheden opgeven. Volgens die opvatting houden werk, vooruitgang en ontwikkeling op te bestaan. De ziel wordt dromerig en ontastbaar, en is niet langer in staat om minstens n van de bezigheden die hij op de aarde zo goed kon doen, uit te voeren.
De dood zet zijn voet neer en zegt tegen de machtige invloeden van de geest: Tot hier, en niet verder. Het graf opent zijn kaken en roept tegen de aanzwellende oceaan van menselijk vermogen: Dit is de grens die ik je trotse golven stel. [49] In het lichaam zijn ze in staat om moeilijkheden te bestrijden en te overwinnen, maar we hebben het vermogen verloren dit te doen toen we het lichaam neerlegden in het graf. Zo is de illusie die wordt gekoesterd door een deel van de mensheid.
Onze vrienden van de kerk hebben een andere illusie. Ze veronderstellen, en dat is zeer terecht, dat als de communicatie zou worden geopend, de stroom van openbaring zou worden voortgezet. Maar ze stellen zich graag voor dat God in dat opzicht Zijn laatste woord heeft gesproken en stellen dan ook dat elke poging om de stilte van het graf te verbreken, een kunstwerk van de duivel is om hun ziel te vernietigen. Een beetje rustig en onpartijdig beredeneren zou al snel de fundamenten onder deze beide tegenwerpingen weghalen, en de deur openen naar meer licht op het onderwerp.
Ten eerste zijn de hersenen niet de geest, maar zijn ze simpelweg een handig instrument waarvan de geest zich onder bepaalde omstandigheden bedient. Tussen de twee bestaat een onoverbrugbare kloof, zo diep en donker dat de wijste mens nog niet heeft ontdekt waardoor ze zijn verbonden. Het is het toppunt van dwaasheid om een aanname op deze onwetendheid te baseren, en het staat gelijk aan te verklaren dat de violist dood is omdat de snaren van zijn viool zijn gebroken. De tweede of kerkse tegenwerping is, voor zover mogelijk, de minst steekhoudende van de twee. Zij aanbidden God als zijnde onveranderlijk: zonder verandering of zweem van ommekeer.[50] Die kennis over Hem is afgeleid van de onveranderlijkheid van Zijn wetten. De Bijbel staat vol met de verhalen over de verzorging door engelen. De terugkeer van Christus na de dood is juist de hoeksteen van hun geloof, zonder welke het ijdel zou zijn. Toch ontkennen ze de mogelijkheid van een open uitwisseling, en verklaren ze dat deze onveranderlijke God veranderd is, of in elk geval dat n wet veranderd is, en dat dienstverlening door engelen is opgehouden.
Je hebt helemaal gelijk in je aanklachten, zei ik, maar ik zie niet welk verband dit heeft met het feit dat ik de aarde niet kan zien – dat wil zeggen, als zij in ons gezichtsveld is.
– Dat raadsel kan heel eenvoudig worden uitgelegd. Je zult dan zien dat de beide voorbeelden hun wortels hebben in n waarheid. Onze theologische vrienden geloven niet in een dienstverlening door engelen, omdat we hen niet kunnen zien. Jij kunt nu ook, om dezelfde reden, niet zien dat we bij de aarde zijn. Waarom is dit? Simpelweg omdat je het standpunt van je waarneming veranderd hebt, en daardoor onzichtbaar bent geworden voor de aarde en het materile. Zij zijn tegelijkertijd net zo onwaarneembaar geworden voor jouw geestelijke zintuigen. Jullie zijn elk voor jezelf net zo echt en tastbaar als ooit, maar voor elkaar ben je net zo onwerkelijk als je geleerd is om ons te beschouwen. Dus moet je nu de aarde zoeken als een voor jou denkbeeldige, ontastbare en bijna immaterile wereld. Als zodanig zal ik je haar aanwijzen, terwijl jij, als een spiritueel wezen, substantieel en echt blijft. Is dit niet in strijd met al je ideen?
Zeker, maar mijn ideen waren, net als die van de meeste andere mensen, wazig en onbevredigend.
– Maar dacht je aan ons als onzichtbare, immaterile, ontastbare wezens?
Ik denk het wel ja, als ik al over dit onderwerp nadacht.
– Zo zijn wij voor hen over het algemeen, net zoals zij zo voor ons zijn. Dit komt doordat het punt van gevoel voor weerstand verschillend is. Nu zul je in staat zijn om te begrijpen wat voorheen een mysterie was. Je blijft net zo werkelijk en tastbaar als anders, maar al het andere is veranderd. De geesteswereld is het objectieve en natuurlijke geworden, terwijl de aarde voor een groot deel veranderd is in het onzichtbare. Dat wat voorheen solide en belemmerend was, is nu niet langer zo. Gebouwen, bomen en zelfs de fysieke lichamen van mensen zijn niets meer voor ons dan de purperen waas die zich om de hellingen van een berg wikkelt, en ze bieden ons geen weerstand meer.
Allemachtig, Cushna! hijgde ik, terwijl de openbaring zichzelf ontvouwde. De beweging van zijn hand volgend, begon ik geleidelijk de onrealistische omtrekken van de objecten om ons heen waar te nemen. Dit is de grootste verrassing van alles! Hoe kan ik dit begrijpen?
– Je moet geduld hebben, antwoordde hij. Een student begrijpt nog niet meteen een taal, zodra hij het alfabet geleerd heeft. Maar dat belet hem niet zijn studie voort te zetten, als hij verstandig is. Niemand weet hoe hij in staat is na te denken, maar elke zoeker naar kennis is blij om zijn hersenen te gebruiken, ondanks dat de verklaring buiten zijn bereik ligt. Zo moeten we handelen in onze ontwikkeling. Elke volgende fase waar we doorheen gaan, zal zijn eigen mysterie bevatten, maar elk mysterie zal op zijn beurt worden opgelost en plaats maken voor grotere problemen. We zullen God pas zien als al onze krachten zijn ontwikkeld. Als onze vrienden op aarde dit zouden erkennen, zouden ze hun missie beter vervullen.
Ik begin nu te zien hoe moeilijk het is om hen te bereiken. Maar is het niet mogelijk iets te doen om deze dwalingen recht te zetten?
– Ja! Liefde overwint de dood, en die ene grote wet die alles regelt en controleert bij ons, is tevens het middel waardoor we de mensheid kunnen bereiken en redden. Sympathie, zuiver of onzuiver, laag of nobel, heilig of goddeloos, heeft een natuurlijke aantrekkingskracht voor dat wat is zoals zijzelf, en haar macht wordt niet vernietigd door het graf, zoals je hebt gezien in de zaak van onze huidige missie. Liefde verbindt ziel met ziel en heeft de macht om elke kloof te overbruggen, als ze maar sterk en waarachtig is. Dit wordt gedeeltelijk toegelaten op aarde. Het is bijvoorbeeld toegestaan, dat een moeder die bij ons is, bewust mag zijn van het voortdurende welzijn van haar kind. Dus waarom zou ze de mogelijkheid om informatie de andere kant op te laten gaan niet zijn toegestaan? De ervaringen van het kind kunnen de moeder niet helpen, maar die van de ouder zouden van onschatbare betekenis kunnen zijn voor het kind. Waarom zou dan de nutteloze informatie voorbeschikt zijn, en dat wat nuttig zou zijn, worden geweigerd? Is dit de gebruikelijke werkwijze van God? Een bericht wordt over een telefoonlijn in beide richtingen even goed overgebracht. Dus als de liefde de nevelen van de aarde kan doorboren en kan roepen Kom terug!, waarom zou ze dan niet in staat zijn met net zoveel kracht de andere kant op te reizen en te roepen Kom verder?
En toch staan er moeilijkheden in de weg.
– Ja, maar deze zijn zeker niet onoverkomelijk, want ze zijn niet natuurlijk. Ze komen volledig voort uit die misvatting waar ik naar verwees. Als we op aarde een uitvalsbasis konden krijgen, zoals die zou bestaan als de eenvoudige leringen van Jezus waren gevolgd, dan zou de rest heel makkelijk worden bereikt.
Ik zou toch liever eerst bij daglicht zijn teruggekeerd. Ik denk dat de duisternis me meer verwarring geeft dan ik anders zou ervaren.
– Nog een vergissing! antwoordde mijn metgezel, duidelijk geamuseerd. Je kunt de volledige situatie nog niet begrijpen. Alles wat je ziet als werkelijk, is spiritueel, maar dingen zijn nog lang niet zo zwart als ze van nature schijnen, in tegenstelling tot het schaduwloze leven waar je de laatste tijd aan gewend bent geraakt. Overal om ons heen zijn de tekenen van de dageraad, en het lijdt geen twijfel dat de zon opkomt.
Bedoel je de geestelijke zon?
– Ja! De Zon van Gerechtigheid, die de nacht van egosme, onwetendheid, fanatisme en bijgeloof zal verjagen, en vrede en welwillendheid voor de mensen op aarde zal vestigen.
Waarop wijst de koude, scherpe lucht?
– De mate van liefdadigheid zoals die wordt geregistreerd door de spirituele thermometer.
Kijk eens naar die schaduw die beweegt, Cushna. Wat is dat?
– Een mens, antwoordde hij, in wie geen spiritualiteit is, en daarom zien we hem als een donkere schaduw. Als iemand meer als Christus wordt, wordt het lichaam verlicht met een stralende heerlijkheid die overeenkomt met het schaduwloze licht van het paradijs.
Is dat altijd zo?
– Altijd. De hoeveelheid licht en de kwaliteit ervan die uit een mens stralen, geven zijn werkelijke toestand weer. Het hoeft ons niet verteld te worden, het is onmogelijk om ons te misleiden, want het is onmogelijk om te knoeien met dit signaal.
Wat een zee van licht wierp dit eenvoudige voorval op een hele reeks van Bijbelse passages die door mijn hoofd stormden, met de snelheid van de gedachte. Op de profetie van Jesaja (Duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natin, maar over u zal de Here opgaan, en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.[51]). Op de stelling van Heilige Johannes, dat het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen[52]. En op de overduidelijke verklaring van de Verlosser: Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht.[53] Toen kwamen er onwillekeurig andere woorden in mijn hoofd op, die de levendige illustratie benadrukten door Zijn opmerkingen: Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.[54]
Wat een andere openbaring werd hier voor mij geopend, over de ontzagwekkende verhevenheid en realiteit van het leven!
Mijn metgezel liet me hier niet lang over nadenken en hij herinnerde me aan de specifieke reden van ons bezoek. Hij gaf aan dat hij zijn aandacht daar nu op wenste te richten.
Terwijl ik hem volgde, raakten mijn ogen meer gewend aan de schemering waarin we ons verplaatsten, en hoewel alles onduidelijk en schimmig bleef, kon ik hun contouren beter onderscheiden, en kon ik begrijpen waar we langs kwamen.
We betraden het terrein van een begraafplaats. Ik kon de mistige monumenten zien staan als met grijs-geklede geesten, om de banken te bewaken waarop de doden sliepen. Een eindje van ons vandaan bevond zich een vrouw, die ik in n oogopslag identificeerde als het voorwerp van onze aandacht. Ze stond aan de rand van een pas gedolven graf. Op de zandhoop zag ik nu een andere jonge vrouw zitten huilen, met haar hoofd in haar handen. Hier was geen uitleg nodig om me te vertellen dat dit n van de vriendinnen was wier onbeheerste verdriet deze zusterziel had teruggetrokken van vrede en geluk, naar een ervaring waarvan ik op dit moment nog geen flauw idee had. Ik was meer dan genteresseerd. Het was mijn eerste les in de praktijk die de kracht van de liefde toonde bij het overwinnen van de dood. Die fijne purperen lijnen waar ik eerder naar verwees, waren nu helderder en sterker, en verbonden hun zielen in een hechtere verbinding, terwijl ik voortdurend flitsen van sympathie heen en weer zag schieten. Door de n werden deze grondig gelezen en begrepen, maar door de ander werden ze helaas genegeerd en niet gekend, zo onbewust was ze zich van haar hartsverlangen.
Hoe verlangde ik naar het vermogen om de laatste sporen van die barrire te verbreken, en hen in elkaars armen te zien vallen, de afgrond van hun tranen overbrugd en de kloof vernietigd. In mijn medeleven werd ik zo gretig om dit te proberen te bewerkstelligen, dat Cushna me terug trok, zodat mijn ongeduld niet zou vernietigen wat anders misschien wel binnen de mogelijkheden lag. Hij was zo kalm en onbewogen als de grafstenen om ons heen, zonder het minste spoor van gevoel of emotie. Ik begon me af te vragen of dit werkelijk dezelfde man kon zijn die zon diep gevoel had gehad voor Marie. Ik ontdekte later dat deze kalmte slechts de rust van vertrouwen was. Elk vermogen dat hij bezat was alert, en hij wachtte en keek of hij substantilere dienst kon verlenen zodra het moment daarvoor aanbrak.
Het was een zielig gezicht om de liefde van de huilende zuster zich rond die geestelijke gestalte te zien wikkelen, ondanks diens duidelijke weerstand om zich aan de invloed van verdriet over te geven. Arm kind, wat een ander lot had haar ten deel kunnen vallen als die vloed van misleid verdriet er niet was geweest! Het was duidelijk zichtbaar dat ze zich hiervan bewust was. Haar liefde was niet veranderd, maar had ze maar wat meer mogen rusten! Als ze maar een beetje meer had mogen aansterken, of wist hoe ze de rouwende kon helpen en dienen. Maar nu was ze hulpeloos. Ze moest lijden doordat ze getuige was van de pijn, zonder dat ze enige macht had om te verzorgen. De triomf van verdriet werd even duidelijk, de constant samentrekkende lijnen hadden hen naast elkaar getrokken, en de arm van de onsterfelijke lag om de bevende vorm van haar minder fortuinlijke zuster heen, zonder dat deze dat voelde. Lippen, te hemels om door het vlees gevoeld te kunnen worden, drukten hun kussen op dat kloppende voorhoofd, in een vergeefse poging om te troosten en te kalmeren, tot ik me afvroeg hoe het mogelijk was dat er een sluier tussen hen hing.
Nu bleek het Cushnas tijd te zijn om in actie te komen. Hij maakte onze aanwezigheid bekend en moedigde onze vriendin aan om tegen haar zuster te spreken. Dit was iets wat ze, hoe vreemd dit ook mag lijken, nog niet geprobeerd had sinds onze komst. Op het geluid van zijn stem draaide ze zich om, half-onderzoekend, half-ongelovig, alsof ze vroeg als ze me niet kan zien, hoe kan ze me dan horen?, maar hij haalde haar over en beloofde zijn steun, waardoor het misschien mogelijk werd om tenminste een kleine indruk te maken, tot ik zag dat ze begon te hopen, ook al beefde ze van angst. Voorzichtig haar arm terugtrekkend, stond ze op, en wierp zich op haar knien voor het huilende meisje. Ze keek haar standvastig in de ogen, en mompelde:
Sarah! Lieverd! Sarah!
Het geluid was zacht en muzikaal als een zomerbriesje, en had succes, ik denk zelfs boven Cushnas verwachting. Het meisje hief haar hoofd op, de tranen hielden voor eventjes op te stromen. Ze keek om zich heen, alsof ze niet zeker was of de echo van haar eigen verdriet haar had misleid, of dat ze echt een stem gehoord had. Liefde worstelde met vrees en twijfel met sterk verlangen, tot vrees en twijfel de overhand kregen en het verdriet zijn heerschappij hervatte.
Het succes was echter boven elke verwachting. Er was iets gebeurd, en de spreker was geenszins ontmoedigd door het uiteindelijke resultaat. Had ze de tranen niet eventjes gestopt?
– Spreek nog eens, zei Cushna bemoedigend.
Opnieuw klonk de zachte stem, maar deze keer ging dit gepaard met zulk een intensiteit van liefde en medelijden, dat het zeker elke twijfel in het hoofd van haar zus moest vernietigen.
Sarah, lieverd! Huil niet. Ik ben het, Lizzie. Ik voelde je verdriet, en dat heeft me teruggebracht vanuit de hemel.
Dit keer werd de stem duidelijker gehoord. Haar hoofd was al opgeheven voordat het bericht half voltooid was, en de ogen, nog steeds zwemmend in tranen, draaiden verlangend alle kanten op. Er was niemand te zien, waar kon het geluid vandaan komen? Er was geen twijfel mogelijk: de oude, vertrouwde klanken waren maar al te bekend voor haar, hoewel ze zo zacht kwamen dat ze nauwelijks te onderscheiden waren van haar eigen gedachten. Ah, dat is mogelijk de oplossing: Het was net wat Lizzie gezegd zou hebben, en haar geheugen had haar bedrogen zodat ze dacht dat ze haar stem weer hoorde. Om haar te beschermen tegen deze tweede teleurstelling, kwam Cushna nu heel dichtbij, en wierp hij al zijn invloed op het meisje, wiens gedachten zo verdeeld waren, terwijl hij Lizzie tegelijkertijd vertelde dat zij haar opnieuw moest roepen. Hoop en zekerheid hadden nu de overhand. Er was absoluut geen twijfel meer mogelijk. Het was haar zuster die tot haar gesproken had, zelfs al was ze onzichtbaar. Met een schreeuw van vreugde sprong ze op en haastte zich naar huis met het gelukkige nieuws.
We volgden. Lizzie was opgetogen over de volkomenheid van haar onverwachte succes. Cushna was weer kalm en bedachtzaam geworden. Ik was in een toestand van onbeschrijfelijke verwarring. Als wat ik zojuist had gezien, was wat het leek te zijn – dat wil zeggen, als het echt was en geen droom – dan was de dood slechts een hersenschim die op dit moment zou verdwijnen. De verklaring van Christus aan Marta – een ieder die leeft en in mij gelooft, zal nooit sterven[55] – zou een letterlijk feit worden, in plaats van een spirituele illustratie. De afstand die ons nu scheidde van de aarde was reeds zo klein geworden, dat een zwak gefluister deze kon overbruggen, en duidelijk kon worden gehoord aan de andere kant. Al snel zou het slechts een sluier zijn, misschien dun en transparant genoeg om onze contouren zichtbaar te laten worden. Dan zou de scheiding en alles worden hersteld.
Maar ik was voorbarig.
De blijde tijding dat haar zuster niet dood was, gaven haar voeten vleugels terwijl ze naar huis rende – zoals het nieuws dat de steen was weggerold van het graf bij Maria Magdalena had gedaan.
– Ze sprak tot mij toen ik aan haar graf zat, riep ze, in wild enthousiasme. Ik kon het eerst niet geloven, maar ze sprak nog eens, noemde me bij mijn naam en vertelde me dat ze er was. Ik kon het toen nog niet geloven. Toen, voor de derde keer, hoorde ik haar en kon ik niet meer twijfelen. Ze is niet dood, maar nog steeds bij ons, zelfs al kunnen we haar niet zien. Ze is hier! Luister! Luister, en jullie zullen haar horen zoals ik haar hoorde!
Arme ziel! Haar uitbundige vreugde werd toegeschreven aan een losgelagen geest, en ouders en vrienden huilden nog meer omdat verdriet over de dood van het ene kind het verstand van een ander kind had verduisterd.
Tevergeefs probeerde Lizzie haar aanwezigheid bekend te maken. Haar zachte en vriendelijke stem kon onmogelijk worden gehoord in het rumoer van dergelijke overheersende vooroordelen. Ze wachtte op een rustig moment aan de kant van haar zuster, en sprak toen opnieuw, maar als haar stem al gehoord werd, had het niet langer de pas gevonden vreugde tot gevolg. De koude wateren van kwezelarij hadden dat vuur te effectief geblust om opnieuw te kunnen worden aangestoken, bij al die huidige gebeurtenissen. Bij deze ontdekking begon zij ook te huilen. De aarde trok zich terug van de hemel, de afgrond die voor een kort moment was overbrugd en die zo helder leek te stralen met hoop, was weer een zwarte en onoverbrugbare kloof geworden. De onwetende veronderstelling van de vrienden op aarde had de macht om de vreugden van het paradijs te verduisteren.
Cushna richtte zijn aandacht nu op het weghalen van Lizzie uit de buurt van het huis waar de invloeden van aantrekkingskracht helemaal hadden opgehouden te werken, en waar liefde was verdrongen door intolerant bijgeloof. Onder deze omstandigheden had zijn pure en onzelfzuchtige toewijding meer macht, en ze keerde zich in de richting van het medeleven. Net als in het geval van Marie, maakte haar verdriet plaats voor uitputting. Cushna flitste nu om hulp en gaf haar over aan de verantwoordelijkheid van vrienden, die haar terug droegen naar Siamedes, waar ze weer zou slapen.
Hoe lang zal ze dit keer slapen? vroeg ik, toen ze ons verlieten.
– Dat kan ik niet zeggen. Waarschijnlijk net zo lang als hiervoor. De tijd varieert afhankelijk van de omstandigheden.
Zal ze hier weer terugkeren?
– Dat is heel goed mogelijk, antwoordde hij. Ik heb vrienden gekend die drie of vier keer terugkeerden. Anderen waren zo gefascineerd door dit onjuiste verdriet, dat ze er gevangen door werden gehouden en elke macht tartten die hen weg wilde halen.
Hoe anders zou het zijn geweest, als haar zuster haar ook net zo goed had kunnen zien als dat ze haar kon horen.
– Helemaal niet. Het zou alleen maar nog meer bewijs zijn dat het arme meisje gek was geworden.
Toen we het graf verlieten, dacht ik dat alles zo gelukkig af zou lopen.
– Ik rekende niet op zon resultaat. De ervaring leert me anders. Ik zou optimistischer worden als ik een bereidheid zou zien bij de stervelingen om toe te geven dat wij mogelijk momenteel wat meer kennis hebben verkregen dan zij zelf. Maar we kunnen niet teveel van hen verwachten, zolang ze denken dat onze enige bezigheden hier zijn Glorie, glorie, glorie te zingen of te kronkelen onder onuitsprekelijke kwellingen. Zij leveren de strijd, wij dragen de kroon. Zij perfectioneren verstand en kennis, wij rusten van ons werk. Zij beschouwen ons als relatief verouderde boekdelen op de planken van de bibliotheek van het leven: gedateerde en onbetrouwbare gidsen om te volgen, en zeer gevaarlijk om te raadplegen.
Ontmoedigt dit je niet in je werk?
– Nee! Onze kennis van de heerschappij van God toont ons, dat alle verkeerde ideen van mensen alleen maar kunnen vertragen. Ze kunnen uiteindelijk het succes van de waarheid niet tegenhouden. Ze hechten overdreven veel belang aan het leven op aarde, en kennen in dat geval de bijzondere kenmerken van deze toestand toe aan de toestand van de aarde. Voor hen wordt alles bepaald door die zestig of zeventig jaar. Het tijdelijke overheerst het eeuwige, het eindige beheerst het oneindige. De dingen die er niet zijn krijgen meer zeggenschap dan de dingen die er wel zijn. Wij weten beter, en kunnen daarom wachten als dat nodig is. We zijn ons bewust van het voordeel van een goede start.
Is dat niet een beetje gevaarlijke leer om te prediken? vroeg ik.
– Waarom? Het is de waarheid, en ik ben niet bang voor de gevolgen als de waarheid wordt uitgesproken. Als de verklaring over Gods liefde niet sterk genoeg is om alle mensen tot Hem aan te trekken, dan zal de onderdrukking van die waarheid of het stichten van welk terreursysteem dan ook, de mensen zeker nooit naar Hem toedrijven. Als God een reddingsplan heeft opgesteld, dan toont het je alleen maar hoe arrogant de mens is door alle kennis aan zichzelf toe te kennen als hij dat plan durft te herzien en te corrigeren.
Ik huiver bijna bij de gedachte aan de manier waarop sommige mensen zouden leven, antwoordde ik, als ze er zeker van zouden zijn dat het onrecht van het leven achteraf kan worden rechtgezet.
– Dat komt omdat je alleen maar kijkt naar n kant van de waarheid. Laat ons eens bekijken hoe het zou uitwerken als alles werd verteld. Veronderstel even, dat de communicatie tussen de twee werelden een erkend feit was, en dat Marie in staat was om op aarde haar verhaal van haar ervaringen in beide werelden te vertellen, zoals je dat zelf gehoord hebt. Denk je dat veel van haar toehoorders hun jaloezie nog zouden cultiveren?
Nee! antwoordde ik. Als ze het konden horen zoals ik het gehoord heb, dan zou niemand de gevolgen nog durven te dragen.
– Waarom zou je dan bang zijn voor de verkondiging van de gehele waarheid, aangezien het slechts de toepassing is van de rechtvaardige volgorde: Wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten. Zijn oogst zal echter een natuurlijke zijn, en geen wraakzuchtige.
Je hebt gelijk, Cushna, moest ik bekennen. Mijn idee was verkeerd, want ik was onwetend.
– Nu, zei mijn metgezel, zal ik je een glimp van een fijnere kant van ons werk laten zien, waardoor je reden tot hoop zult zien. Alle resultaten waar je naar zocht tussen Lizzie en haar zuster worden hier behaald.
Ik had amper tijd om mijn dank uit te drukken voor we een kamer betraden die bijna zo tastbaar was als wijzelf. Dit feit verbijsterde mij toen aanzienlijk, maar achteraf ontdekte ik dat het lag aan de spiritualiteit van de man, die de kamer gebruikte als studeerkamer. Het huis was zon bescheiden arbeidershuisje waarvan er vele zijn in de zuidelijke buitenwijken van Londen, gebouwd voor bewoning door twee gezinnen. Deze specifieke kamer was ontworpen als keuken op de bovenverdieping. De bordenplank diende als plank van een zeer bescheiden bibliotheek, terwijl het meubilair bestond uit een fauteuil, een bank en een tafel, waaraan een man zat die nog maar net de bloei van zijn leven had bereikt. Hij was blijkbaar zeer genteresseerd in een boek. Cushna zei me op te letten hoe verschillend het effect van zijn spreken was, vergeleken met het effect van Lizzies eerste woorden aan haar zuster.
– James, zei hij, met een stem die nauwelijks harder was dan een fluistering.
Meteen hief de lezer zijn hoofd op, keek naar ons met een welkomstglimlach, en antwoordde: O, Cushna! Ben jij dat?
– Ja! Ben je bezig?
Niet als jij me nodig hebt, was het antwoord.
– Ik wilde deze broeder laten zien hoe gemakkelijk wij met je kunnen praten, dus ik zou graag willen dat je een bericht voor ons schrijft.
Het boek werd aan de kant gelegd, papier en pen werden meteen gepakt en hij wachtte tot hij kon beginnen.
In de vreugde van deze nieuwe openbaring verdween al het andere op dat moment uit mijn hoofd. Alles was zo natuurlijk, dat ik bijna vergat dat ik was overgegaan naar de geesteswereld. Er was niet eens meer een schaduw tussen de twee toestanden. Ze waren niet meer twee toestanden, maar slechts twee aspecten van n toestand.
– Misschien wil jij het bericht geven? stelde Cushna voor.
Ik wil wel, maar deze onthulling overspoelt al mijn krachten, antwoordde ik.
– Dan zal ik het doen. Eens kijken, wat zal ik zeggen?
Dit is een goede gelegenheid voor n van je improvisaties, zei de wachtende schrijver.
– Heel goed. Je mag het noemen:
De Overgang van de Dood.
O broeders van de aarde,
Waar de ziel geboren wordt.
Bij de gedachte aan de Jordaan, die trilde toen ik in slaap viel,
Ontdekte ik dat de diepte
Het zweven van een wolk was en niet een rivier.
Men zegt dat het graf
Verborgen ligt in de duisternis.
Vanwaar demonen en duivels uitvallen.
Ik kwam door die plaats
Bij het rennen van mijn race,
En ik zeg je, er is geen diep dal.
Men zegt dat bij een vergrendelde poort
Een engel op wacht staat.
Ik kwam over het terrein,
Maar er was geen obstakel te vinden,
Dus ik zeg je, er is geen poort!
Geen poort waar mensen terugschrikken,
Geen donker diep dal,
Geen rivier die je route hindert,
Ik voelde slechts een kilte
Toen verstomde alles,
Alleen nog stilte,
En ik stond op de hellingen – Door de Nevel.
Vanaf het begin tot het einde van het bericht twijfelde noch vergiste de man zich. Hij was geen moment onzeker, noch verwonderd of verbaasd, en hij schreef zo rustig als een secretaris die brieven gedicteerd krijgt door zijn werkgever. Ik besefte in die paar minuten dat als er geen ander verband bestond tussen alles wat op aarde was, dat dit ene ruim voldoende was om de twee werelden van het leven in een onlosmakelijke band van eenheid vast te houden. Deze ene band was in staat om versterkt te worden tot alle dwalingen van het vlees zijn rechtgezet, en het laatste opstandige kind van de aarde heeft beantwoord aan zijn vaders uitnodiging Kom.
Het schrijven eindigde, werd overgelezen en opzij gelegd om toegevoegd te worden aan een map met soortgelijke berichten die van tijd tot tijd door de leden van die grote groep van geesten gegeven werden, aan wie die waarlijk genspireerde leraar zijn diensten beschikbaar stelde.
Toen hij daarmee klaar was, vroeg hij:
Kan ik nog meer voor je doen?
– Momenteel niet.
Zie je Zangi binnenkort?
– Ik kan hem roepen, als je hem nodig hebt.
Wil je hem zeggen dat Aylmer niet helemaal lekker is, en dat ik blij zou zijn als hij even naar hem wil kijken?
– Wat is er met hem?
O, niet veel, maar het geeft hem een excuus om naar Zangi te vragen.
– Vertel het kind dat ik het Zangi meteen laat weten. God zegene je.
Ik kreeg te horen dat de communicatie met dit gezin in die mate was geopend, dat een aantal van de kinderen net zo gemakkelijk met ons kon praten als hun vader. Toch was er niets wat hen onderscheidde van de gemiddelde mens. Het privilege was heilig en ging gepaard met een grote verantwoordelijkheid. Het werd dus nooit voor de gewone mensenmassa tentoongespreid om hun ziekelijke nieuwsgierigheid te bevredigen. Relatief weinig mensen werden bekend gemaakt met de verbazingwekkende feiten, en nog minder kregen toestemming om aanwezig te zijn tijdens zon interview. In de aanwezigheid van dit gezin was een aantal van onze vrienden zelfs in staat geweest om een vast lichaam aan te nemen, zoals de engelen vroeger deden, om medische en andere zorg te verlenen. De aanhankelijkheid van die kleine jongen (slechts acht jaar oud) aan Zangi kwam voort uit dankbaarheid voor het onmiddellijke terugzetten van een ontwrichte enkel, waarvan de dokter had gezegd dat het nog weken zou duren voordat hij hem zou kunnen gebruiken.
Cushna, riep ik met verbazing, zal er ooit een einde komen aan de verrassingen die je voor me hebt? Je praat hierover zelfs alsof deze hele zaak net zo natuurlijk is als het lopen van de ene straat naar de andere.
– Dit is nog makkelijker, antwoordde hij, als we de noodzakelijke grondslag van liefde hebben om mee te werken, en iemand die erop wacht om te antwoorden als we spreken. De man die ons hoort, zal ook gehoord worden door ons en worden beantwoord als hij ons roept. Dit was het geheim van de aloude inspiratie van profeten. Je hebt in dit geval dus niets nieuws meegemaakt, maar bent eenvoudig bewust gemaakt dat de oude methoden en voordelen niet zijn gewijzigd of beindigd. Ik weet dat het vreemd is en verrassend, maar dat komt omdat de mensheid fouten heeft gemaakt en van de waarheid is afgedwaald. Daarmee hebben ze hun geboorterecht op open uitwisseling verkocht voor een kerkelijke linzensoep[56], niet omdat God veranderd is of Zijn manier van besturen op enigerlei wijze veranderd is. Maar dit soort dagen raken ten einde. Dit communicatiekanaal is slechts n van de duizenden die zijn geopend. Deze kanalen worden voortdurend door ons gebruikt om het verkeerde te laten verdwijnen, en het ware in te luiden[57].
Niemand hoeft te worden verteld dat geloof en verstand met elkaar in strijd zijn. Dat was wat me mijn hele leven uit de kerk heeft gehouden.
– Een van de meest flagrante illustraties hiervan kun je vinden in het standpunt dat de Kerk bijna universeel heeft aangenomen in de zaak van uitwisseling met geesten. Een geloofsartikel leert dat kwade geesten de macht bezitten en uitoefenen om te communiceren met de mens. Zij kunnen verschijnen om te converseren en een verbond aangaan met hen die affiniteit met hen vertonen, en zelfs bezit nemen van hun lichamen. Maar heilige mannen en vrouwen die zijn overleden hebben deze macht of privileges niet. De toestemming voor interactie is in hun geval lang geleden ingetrokken, omdat de missie ervan toen was volbracht.
Zodra je probeert deze doctrine met je verstand te beredeneren, ontzenuw je hem meteen. Nog zonder iets te zeggen over het onveranderlijke karakter van God, wat steeds in gedachten moet worden gehouden. Het maakt Hem tot willekeurig en onrechtvaardig in de meest wrede zin, om Zijn vijanden voordelen toe te staan die Hij aan Zijn vrienden onthoudt. Het geeft enorme mogelijkheden voor verleiding aan de machten der duisternis, maar verbiedt de dienende geesten, die zorgen voor de kinderen van het licht, diezelfde vrijheid van handelen. Het opent bredere wegen op de weg van vernietiging, terwijl het de helderste paden die leiden naar het leven, afsluit. En toch zeggen ze de hele tijd God maakt geen onderscheid tussen de mensen4, dat Hij niet de dood van een zondaar wenst,[58] dat Hij ieder die tot Hem komt, volkomen [kan] redden,[59] maar ze zien niet in dat hun theologie een grote belemmering vormt voor allen die proberen te komen.
Maar is het een feit, vroeg ik, dat kwade geesten dezelfde mogelijkheden voor communicatie hebben als de goeden?
– Als je je twee zeer eenvoudige waarheden zult herinneren, antwoordde hij, dan zullen die je helpen vele problemen op te lossen, die anders mysterieus zouden zijn. Ten eerste heerst er nergens in ons leven slavernij. Je hebt hier al voorbeelden van gezien. Elke ziel is vrij om zijn eigen keuze te maken, maar ze kiezen van nature dat wat het meest bij hen past. Op aarde zijn de weiden de natuurlijke habitat van de schapen, het water van de vissen en de lucht van de vogels. Het is niet nodig – en dat wordt ook niet geprobeerd – om enige beperking op te leggen aan wie dan ook, om hen te verhinderen op het verboden terrein van de anderen te komen: het is ruim voldoende dat hun constitutie er niet voor gemaakt is. Zo is het ook met ons: een zondaar kan net zo min in de regio van de heilige wonen, als een schaap op kan stijgen in het gezelschap van de adelaar.
Het tweede punt om te onthouden is: de kracht van de sympathie. Die is bijna almachtig. Zoals je zojuist zag in het geval van Lizzie, zo is het met de gehele schepping: soort trekt soort aan. Als deze aantrekkingskracht van sympathie eenmaal is opgezet, dan zullen de zielen, in de afwezigheid van een afschrikkende kracht, van nature door elkaar worden aangetrokken, of ze nu van heilige of goddeloze aard zijn. Geen enkele ziel aan onze zijde is onbekend met het feit dat hij persoonlijk verantwoordelijk is voor alles wat hieruit voortvloeit. Met de huidige misvattingen die bestaan, is het niet verwonderlijk dat de lagere en onwetende geesten de grotere aantrekkingskracht tot de aarde ervaren.
Beschouw je de huidige staat van onze communicatie met de aarde als enigszins betreurenswaardig?
– In geen geval. De huidige tijd op aarde wordt gekenmerkt door een grote honger naar kennis: men zoekt in alle ernst naar de waarheid. De menselijke ziel heeft altijd een natuurlijke drang gevoeld de sluier weg te nemen die de onsterfelijkheid aan het zicht onttrekt. Een drang die geboren is uit de inspiratie die succes voorspelt. Ondernemende zielen hebben ondanks de vervloeking van de Kerk de zoektocht verder gebracht, tot de sluier wijkt, en het licht naar buiten stroomt. Maar de onderzoekers, hoewel ze los komen van fouten in de ene richting, houden over het algemeen met nog meer vasthoudendheid aan andere fouten vast, die in de andere richting gaan. Zodoende vormen ze geen aantrekkingskracht voor andere geesten die de waarheid helemaal heeft vrij gemaakt, maar wel voor lagere geesten die nauwe affiniteit vertonen met hun eigen verlangens.
Ik moet hier tot voorzichtigheid manen, over hoe noodzakelijk het is om een onderscheid te maken tussen hen die ik de lagere vrienden aan onze kant noem, en de laagsten. We zijn in ieder geval nog niet verdeeld in twee klassen – goed en slecht – maar de methode die ik heb aangeduid suggereert van nature bijna ontelbare gradaties van toestanden waardoor het bijna onmogelijk is om de scheidslijn te trekken. De zielen van deze onderzoekers zijn geestelijk verwant aan elkaar, maar doordat ze bij ons leven, kunnen ze veel waarheden onderrichten die de weg zullen bereiden voor hogere en krachtigere geestelijke verzorgers om te laten volgen. Het huidige vooruitzicht is daarom helemaal niet troosteloos, maar in tegendeel, vol hoop en belofte.
Ondertussen waren we opnieuw de nevelen overgestoken. Het feit dat ik me hiervan bewust was, deed me herinneren aan mijn verlangen om de twee toestanden naast elkaar te zetten. Mijn metgezel gaf direct gehoor aan mijn verzoek en leidde me naar een geschikt punt om ze te kunnen observeren. Ik was inmiddels gewend geraakt aan de duisternis boven het schaduwland en terwijl de lichten en schaduwen zich vermengden in een zachte schemering over de grens, kreeg ik moeiteloos mijn informatie.
Opnieuw zag ik dat het verkeerd was om te spreken over de twee toestanden als twee werelden, want ze staan in dezelfde relatie tot elkaar als de zee tot het land, terwijl de nevelen slechts de verstuiving en de damp zijn die opstijgen als de golven van de zee breken op de kust van het land. De vergelijking is zeer onbevredigend, maar ik weet geen betere. Aan de onsterfelijke zijde hing dat nevelige gordijn rustig neer, maar van de kant van de aarde zwol en rolde het als de rusteloze golven van het stromende tij. Dan weer rimpelde het eenvoudig langs de kust, dan weer won het aan kracht en gooide het zichzelf ver op de kust. In zijn terugtrekkende beweging zag ik het de zielen voor wie het zo was bestemd, naar de zee toe dragen. Sommigen werden pas bereikt nadat de golven krachtig waren gebroken, in het milde wassen en stromen, waarbij de kiel van hun bootjes zoetjes werd opgetild over het zand van de tijd, waarna ze vredig de mist in dreven op de oceaan van de eeuwigheid. Over anderen braken de golven in al hun kracht en razernij en deden hun fragiele bootjes kraken, hen in een wilde werveling stortend terwijl de steigers weggerukt werden en elke boot die niet was voorbereid werd meegesleurd naar een strijd met de golven van een onbekende zee.
Wat een wonder van transformatie werd daar volbracht in die kortstondige onderdompeling in de nevelen! De overvloedige doop viel iedereen ten deel, het waste alle smakeloze uitvluchten van het vlees weg en brak de cocon van de ziel, zodat de ware mens tevoorschijn kwam. Sommigen voor wederopstanding van het leven, en velen, helaas, voor de wederopstanding van de verdoemenis. Toen zag ik het oordeel. Ik zag daar mensen die zichzelf hadden overladen met rijkdom en die met veel grootspraak probeerden achting, rang en roem te verwerven. Ze susten hun luidruchtige geweten in slaap met de hoop dat op de een of andere manier een magisch chemisch proces zou worden ontdekt, waardoor de achting en goedkeuring van de wereld zou worden overgebracht op hun ziel. Maar de nevelen losten die hoop op, en het bevende ego kwam naakt, kaal en armoedig naar voren, want alleen daden van pure onzelfzuchtige liefde komen door die test heen, waar allen doorheen moeten komen.
Terwijl ik bezig was met deze observaties, werd mijn aandacht een paar keer getrokken door mensen die niet door, maar over de nevelen heen kwamen, zoals wij zelf hadden gedaan. Op zich maakte dat mij niet nieuwsgierig, aangezien hun boodschap misschien een soortgelijke reden had als die van ons, of misschien waren er wel vele andere redenen. Maar ten minste de helft van deze reizigers was in dusdanig eigenaardige gewaden gekleed, dat ik niet zeker wist tot welke toestand van het leven zij behoorden. Ik probeerde er enige tijd zelf achter te komen wie ze waren, maar al mijn verklaringen waren onbevredigend, dus stelde ik uiteindelijk de vraag aan mijn metgezel.
– Dat zijn slapenden, die hun vrienden bezoeken, antwoordde hij.
Is het mogelijk, dat er zoveel worden teruggetrokken? vroeg ik vol verbazing.
– Je begrijpt me niet; ik bedoelde niet teruggetrokken op de manier zoals Lizzie dat was. Dit zijn mensen die nog in hun lichaam zijn, die tijdens de uren van hun slaap zijn losgekomen van de aarde om hun vrienden aan deze kant te ontmoeten.
Allemachtig! Cushna!
– Is dat ng een verrassing voor je? en mijn metgezel lachte voluit om de wezenloze uitdrukking van verbazing die op mijn gezicht geschreven stond. Ah, mijn broeder, Paulus had meer dan gelijk toen hij zei: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.[60] We kunnen je nu alleen maar kleine voorproefjes geven van een aantal van de grote onderzoeken die je achtereenvolgens ter bestudering zult krijgen, want anders word je overweldigd door de grenzeloze voorzieningen die voor ons geluk door Zijn oneindige liefde getroffen zijn.
Laat me je even helder begrijpen, Cushna. Bedoel je dat als iemand nog niet gestorven is, s nachts, tijdens de gebruikelijke slaap van het lichaam, zijn ziel de macht heeft los te komen, om zich bij de vrienden die dood zijn te voegen en er mee om te gaan?
– Dat is precies wat ik wil dat je begrijpt.
Maar!
– Ik snap volkomen dat je verbaasd bent, antwoordde hij, maar wat ik je zeg is een feit. Dit zou je gemakkelijker hebben begrepen als je eerst naar huis was gegaan voordat je op deze onderzoektocht ging.
Huis? antwoordde ik, terwijl een volgende vloed van vragen en associaties in me opstegen bij het noemen van dat ene woord, want zoals hij het gebruikte, leek het beladen met muziek, vrede en de vervulling van elk verlangen dat me ooit had gekweld. Ik onderdrukte dit echter voor het moment, zodat ik misschien wat meer kon leren over deze nieuwe openbaring. Hoe had ik dat dan moeten weten?
– Omdat je daar je herinneringen weer zou hebben gekregen, en daarmee zouden alle ervaringen uit je slaapleven bij je teruggekeerd zijn.
Maar dat lijkt ongelooflijk, antwoordde ik.
– Dingen zijn niet altijd wat ze lijken, zei hij. Laat ons hier nog even wat meer over praten, en ik denk dat je dan snel zult inzien dat de deur van mogelijkheden op zn minst op een kier staat, zoal niet wijd open. Om te beginnen is de mens geschapen naar het beeld van God. Natuurlijk is dit zo in geestelijke zin, niet letterlijk, want God is geest. Deze afsplitsing, dit voortbrengsel of deze nakomeling van God die dan mens wordt, heeft deel aan de kenmerken van zijn bron of oorsprong. De Bewaarder van Isral zal niet sluimeren of slapen.[61] En de geest is net als zijn God: hij bezit de inherente kwaliteit van de continuteit van handelingen en dienstverlening. Op aarde is het fysieke lichaam het orgaan waardoor de geest werkt, en het is slechts in staat tot een beperkte hoeveelheid werk voordat vermoeidheid volgt en een periode van rust en herstel noodzakelijk wordt. De geest is nog steeds gewillig, maar het is het vlees dat zwak is, dus de nacht is ingesteld om aan de vereisten van het lichaam tegemoet te komen. Maar er is geen nacht in de hemel, omdat het spirituele deel van de mens nooit vermoeid raakt. Daarom is er geen rust nodig op de manier zoals het lichaam dat verlangt. Welnu, aangezien de slaap een toestand van onbewustzijn is die onmogelijk kan worden bereikt door de onsterfelijke geest, is het absoluut noodzakelijk dat deze laatste zich terugtrekt, opdat het lichaam kan rusten. En aangezien er geen fysieke beperking in de geestestoestand is, wat is er dan natuurlijker dan dat op dergelijke momenten de verbondenheid tussen gelijkgestemde zielen wordt hervat?
Wat is dan het verschil tussen slaap en dood?
– Inderdaad vrij klein, voor wat het verlaten van het lichaam aangaat, maar in het geval van de slaper is er een voorziening getroffen om terug te keren door middel van een levenslijn: een heldere elektrische haarlijn, die erg lijkt op wat je onlangs zag, waardoor een soort telefonische communicatie tussen ziel en lichaam wordt onderhouden. Zolang deze lijn ongebroken blijft, heeft de ziel de macht terug te keren. Breek de lijn, en de slaap wordt dood.
Hoe kan elke slaper met zekerheid de gewenste vriend vinden?
– Ook daar is een voorziening voor getroffen, net als voor al het andere, antwoordde hij. Zoals er plaatsen bestaan voor elke mogelijke toestand van de ziel die het lichaam heeft verlaten, is er ook een slaaptoestand – een grens- of onderweg-toestand – waar deze ontmoetingen plaats kunnen vinden. We zullen n van deze ontmoetingsplaatsen bezoeken, als je dat wilt.
Dat zou me verheugen, antwoordde ik. Maar komen alle slapers hier?
– Er is niets om hen te weerhouden om dat te doen als ze dat willen, en ik twijfel er niet aan of de grote meerderheid van de mensheid doet dit ook.
Maar hoe komt het dan dat niemand hier meer iets over lijkt te weten?
– Daar zijn twee redenen voor. Ik zal de ene reden, die van nature bestaat, als eerste noemen, omdat die het meest eenvoudig is uit te leggen. Ik heb al uitgelegd waarom wij onzichtbaar zijn voor onze vrienden op aarde, en zij onzichtbaar zijn voor ons. We staan elk buiten het waarnemingsvermogen van de ander, en tussen ons ligt een kloof die alleen overbrugd kan worden door sympathie. Deze zelfde moeilijkheid bestaat tussen de fysieke hersenen en hun geestelijke equivalent, waardoor de vertaling van het hogere geheugen naar de lagere toestand tegengehouden wordt. Toch is dit niet helemaal een hopeloze taak. Zoals ik al zei, de moeilijkheid is natuurlijk, en daarom kan deze overwonnen worden. De slaaptoestand kan dan worden ingezet als een zeer belangrijke factor in de regeneratie van de wereld.
Hoe?
– Door het richten in plaats van het onderdrukken van de natuurlijke geneigdheid om te onthouden, die in het algemeen bestaat bij kinderen. Als deze natuurlijke neiging meer zou worden gevoed, zou dit onvoorstelbaar veel troost en voordeel geven, omdat het het idee van de dood uitwist. Neem bijvoorbeeld een situatie die zich vaak voordoet. Een enig en zeer geliefd kind sterft op de leeftijd van twee of drie jaar, maar de rouwende moeder leeft nog twintig, dertig of misschien veertig jaar voort, met als enige hoop dat ze haar lieveling in de hemel weer zal ontmoeten. De vreugde van hun hereniging zal volledig worden bepaald door hun wederzijdse herkenning, wanneer ze elkaar weer ontmoeten. Stel dat ze elkaar gedurende die lange periode niet meer hadden gezien; de moeder heeft voortdurend aan haar baby-kind gedacht, maar de engel heeft slechts vage herinneringen aan de kind-moeder die ze in het lange verleden gekend heeft. In plaats van dat deze hoop dan wordt vervuld, ziet het kind een vreemde vrouw, het gezicht gerimpeld door zorgen, het haar grijs geworden en haar gestalte verzwakt en gebogen, en ze zal de ouder waar ze op had gewacht niet herkennen. En hoe zit het met de moeder? Is het mogelijk dat ze haar kind terug vindt in die vrouw die mooi is in haar volgroeide ziel33? Nee! De dood heeft haar inderdaad gestolen, en er zou geen vermogen in de hemel zijn om haar weer terug te geven, als dit alle feiten in deze kwestie zouden zijn geweest. God zij dank zijn ze dat niet!
God is in werkelijkheid in dergelijke situaties zoveel beter dan mensen zich voor kunnen stellen! Wanneer het kind hier wordt gebracht, worden de liefdeslijnen bevestigd waarmee je inmiddels bekend bent geraakt. Maar in dit geval wordt er een tegenwerkend middel ingezet om te voorkomen dat eventuele ongewenste invloed wordt uitgeoefend, tot de tijd komt dat het kind in staat is om te begrijpen. Dit wordt bewerkstelligd door de beschermengel van de kleine, die nu haar instructrice, of verpleegster zo je wilt, wordt, en een deel van wiens taak bestaat uit het ontwikkelen van de liefde die momenteel tussen haar beschermelinge en diens moeder bestaat, want liefde mag nooit verbroken worden aan onze zijde. Dit kan alleen bewerkstelligd worden door eventuele zonde van de moeder, die haar buiten de sympathie van haar kind plaatst. En hier komt die fijne verzorging van de slaaptoestand van pas: door de voortdurende uitwisseling die kan lachen om de dood, wordt tenminste n derde van de levens van ouder en kind in elkaars gezelschap doorgebracht, ook al weet de moeder daar niet van als ze wakker is.
Het kind daarentegen is tevreden, want haar liefde wordt opgebouwd en versterkt, en de ervaringen van de moeder op aarde worden waardevolle praktijklessen, welke de voogd altijd zorgvuldig gebruikt in de opvoeding van haar beschermelinge. Maanden gaan voorbij, en uiteindelijk roept het hart van de moeder, dat nog steeds pijn doet, uit: O! Als ik haar toch slechts kon zien in een droom, dan zou dat me zo troosten!, en ze weet niet dat haar gebed de eerste vibratie van haar slaapgeheugen is die zich al die tijd probeerde te vertalen naar haar wakende uren, maar het is wel zo.
Het gebed wekt een andere hoop:
Verwekt door een diep gevonden geloof
In de onbekende mysterieuze prilen van de liefde,
Die zich almachtig voelt over de dood –
Noch de aarde noch de hel weerstaat haar kracht.
God hoort het gebed. Hij had het al gehoord en beantwoord toen Hij de fundamenten legde voor de besturing van het leven. Een paar ochtenden later wordt de moeder wakker met een vage herinnering dat ze haar kind heeft gezien, en ze voelt zich hierdoor getroost. Het was haar eigen lieveling. Natuurlijk was het dat, aangezien de herinnering n van de eerste ontmoetingen betrof. Nu zullen de dromen vaker komen, het kind zal groeien, het geheugen van de slapende zal helderder worden, de uitwisseling steeds intelligenter en rationeler, totdat bij het afscheid de kus dezelfde gewone kus zal zijn als waarmee een kind naar school wordt gestuurd. Gegeven met het perfecte bewustzijn dat ze weer thuis zal komen op het afgesproken tijdstip.
Allemachtig, Cushna! riep ik uit toen hij pauzeerde, je veegt de hele herinnering aan de dood uit als je zo door gaat.
– Als Jezus dit probeerde en daarin niet slaagde, antwoordde hij, dan kan ik nooit hopen hierin te slagen. Er zijn slechts heel weinig van zijn belijdende volgelingen die het feit waarderen dat hij nooit, in geen enkel geval, het woord dood vrijwillig gebruikte in verband met de verandering van de toestand. Zij is niet gestorven, maar zij slaapt.[62] En zij lachten Hem uit, omdat ze wisten dat zij dood was. Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.[63] Dood? – er is geen dood! De dood is overwonnen sinds Jezus het leven en de onsterfelijkheid naar het licht gebracht heeft. God is niet een God van doden, maar van levenden.[64]
Je zei dat er een tweede moeilijkheid in de weg zat om dit slaapleven universeel bekend te laten zijn, zei ik.
– Er staat een tweede en onnatuurlijk obstakel in de weg, en dit is veel groter dan het obstakel waar ik eerder naar verwees. Het wordt gecreerd en onderhouden door de Kerk, die niet op haar huidige basis zou kunnen bestaan als het slaapleven zou worden erkend. Daarom moet in die opvatting de natuurlijke geneigdheid waarvan ik zei dat deze bestaat bij kinderen, teruggedrongen en verpletterd worden als goddeloos bijgeloof dat het werk van de duivel is. Deze zaden die worden gezaaid in de jeugd, groeien en produceren een oogst van onverdraagzaamheid die bijna onoverkomelijk is in de volwassene. Dit komt door de positie die de Kerk langzamerhand heeft ingenomen, namelijk dat wat God heeft beloofd helemaal volbracht is, en daarom zal er geen volgende openbaring meer komen. Dit dwingt de prediker om de rol van profeet te laten vallen en de positie van priester of advocaat in te nemen. Er is geen raad van God meer te verkondigen, hij heeft slechts een geschreven wet die moet worden afgedwongen. Het is niet nodig om voor de kudde uit te gaan om leiding te geven als een oosterse herder, want er zijn geen nieuwe weiden waarheen de schapen kunnen worden geleid. In de plaats daarvan moet hij de westerse rol spelen en de schapen volgen, die meer onder de invloed van dogma staan dan van een herder. De plicht van de profeet is om op de wachttoren te staan, om zowel te waken voor de morgenster als voor de vijand, maar als de volledige dag van het geloof is gekomen, en er verder niets meer te verwachten valt, waarom zou de wachttoren dan nog langer bezet moeten worden?
Laat me deze voorbeelden uitwerken. De moderne prediker is voor zijn positie opgeleid door het hoger onderwijs of een universitaire opleiding: in logica, de klassieken, de theologie van scholasten en in het geloof dat hij dient uit te leggen. Net als de advocaat.
De profeet is uitsluitend geselecteerd omwille van zijn vermogen om de nieuwe openbaring die God aan de wereld verklaart te ontvangen en door te geven. Luister naar Mijn woorden, zei God, Als iemand onder u een profeet is, maak Ik, de Here, Mij door een visioen aan hem bekend, en spreek Ik met hem door een droom.[65] Hier is Gods voorziening voor een voortdurende openbaring en is de slaaptoestand de universiteit waar deze zal worden verkondigd. De leringen van Jezus zijn wat dat betreft in perfecte harmonie met de wet van Mozes: Vraag u niet bezorgd af hoe of wat u spreken moet, want het zal u op dat moment gegeven worden wat u spreken moet.[66] Petrus, op de dag van Pinksteren, dringt op dezelfde Evangeliewaarheid aan: Maar dit is wat gesproken is door de profeet Jol:
En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen. En ook op Mijn dienaren en dienaressen zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren.[67] God ontmoette Salomo in de slaaptoestand en Hij zegende hem met Zijn gave van wijsheid. Het was in een nachtelijke droom dat Jozef werd gewaarschuwd om naar Egypte te vluchten met het kind Christus, en in dezelfde omstandigheid weer verteld werd terug te keren, omdat zij die het leven van het kind wilden, dood waren. Wat moet ik nog meer zeggen? De feiten zijn duidelijk: als de deuren van de slaaptoestand worden opengeworpen, dan wordt er een bredere openbaring gegeven, die de sektarische instituten van de aarde zal wegvagen, en de roeping van priester zal verdwijnen.
Maar je wilt mensen toch niet de raad geven om in de grillen van elke droom te geloven?
– Zeker niet, mijn vriend. Ik denk dat je bent vergeten dat ik heb gezinspeeld op de noodzaak van het stimuleren en beschermen van de natuurlijke geneigdheid die bij kinderen bestaat. Net als elke andere gave van God vereist dit de meest zorgvuldige ontwikkeling en opleiding voordat het een volledig betrouwbare werkwijze kan worden.
Maar hoe kan onderscheid worden gemaakt tussen de waarheid en het verkeerde?
– Dat is niet moeilijk om te bepalen. In het Oude Testament, toen God voor het eerst een profeet beloofde, stelde Hij heel nauwlettend een regel vast, waardoor de oprechte mens kan worden onderscheiden van de huichelaar: Wanneer die profeet in de Naam van de Heer spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de Heer niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem.[68] Jezus bevestigt deze regel wanneer hij zegt: Aan hun vruchten zult u hen herkennen.[69] Vertrouwen in een profeet zou altijd worden geregeld door de waarde van vorige uitingen, terwijl de norm van beproeving altijd het kruis van Christus zou zijn. Dit is echter niet het begin. In de eerste plaats moeten mensen het feit van een dergelijke openbaring naar tevredenheid vast stellen, en dit moet en kan langs precies dezelfde wegen als het onderzoek naar elk willekeurig ander vreemd fenomeen op het gebied van de wetenschap. Zodra een onpartijdig en volledig onderzoek in het reeds beschikbare bewijsmateriaal is verkregen, zal onsterfelijkheid direct uit het domein van geloof gehaald worden en zijn plaats in de wereld innemen als een wetenschappelijk verschijnsel. Maar in de poging om dit voor elkaar te krijgen, zullen alle donderslagen van kerkelijke banvloeken over u worden uitgestort, omdat de vaststelling van dit feit een noodzakelijke doodsteek voor hun systemen zou zijn. De mensheid is nog niet vrij genoeg van bijgeloof voor het voeren van een dergelijk onderzoek, waarvan de Kerk zegt dat dit n van de listen van de duivel is.
Wat een visie op een grenzeloos evangelie open je hier!
– Dit is het evangelie, en is dit niet wat we zouden mogen verwachten van een God van Liefde? Het is het evangelie dat verloren raakte in Eden. Vaag gezien en amper begrepen door aartsvaderen en profeten van vroeger. Zijn heerlijkheden van het ochtendgloren werden bezongen door de engelen in vrede op aarde, in mensen een welbehagen.[70] Voor een moment scheen het met de heerlijkheid van de middag rondom het leven van Christus. Toen begonnen de schaduwen van systematische theologie het te verduisteren, en de schemering is zo donker geworden als de nacht, en in deze duisternis zouden mensen de Nazarener amper herkennen als ze hem zouden ontmoeten. Ik trek slechts de wolken van duizenden sekten en stromingen weg die tevoorschijn getoverd zijn om de zon te verduisteren, en ik nodig je uit om vrij van vooroordeel te zien hoe groot de liefde is die de Vader ons gegeven heeft,[71], vrij van de beperkingen die zijn bedacht door de mens. Maar nu we zoveel over deze fase van het leven hebben gesproken: kom en zie het zelf.
Tijdens ons gesprek liepen we in een prachtige vallei die lag tussen de nevelen en de hellingen waarop ik me bevond toen ik aankwam. Al luisterend naar de openbaringen die Cushna speciaal voor mij ontvouwde, flitsten talrijke gevarieerde gedachten door mijn hoofd. En hiervan maakte een diepe indruk op me, en verdient daarom een plek in dit verslag vanwege de invloed die deze uitoefende. Het ging ongeveer zo:
Als op aarde een misdadiger door de wet wordt weggescheurd van huis en familie om te boeten voor zijn misdaad, dan is er toch door de mens – met al zijn foute en onrechtvaardige ideen – een regeling voor de veroordeelde dat deze op vastgestelde tijdstippen bezocht kan worden door zijn vrienden, naast de correspondentie die hem is toegestaan. Ik weet dat er niet veel bezoek is toegestaan en dat de correspondentie beperkt is, maar de regelingen zijn getroffen. Is het dan mogelijk dat die zwakke feilbare mens meer genade toont dan God? Zou God op enigerlei wijze tot een menselijke handeling kunnen inspireren die Hij Zelf niet zou wensen uit te voeren? Kan het schepsel, onder alle omstandigheden, van een grotere mate van liefdadigheid blijk geven dan de Schepper? De gedachte trilde maar voor een moment in mijn hoofd – langer dan een moment zou de Oneindige Liefde hebben onteerd – maar hij bleef lang genoeg hangen om zijn missie te kunnen volbrengen, want toen hij verdween, werd de laatste schaduw van twijfel bij mij weggenomen. Vanaf dat moment was ik ervan overtuigd dat de slaap de plek is waar gescheiden zielen elkaar tussendoor weer kunnen ontmoeten.
Op enige afstand, aan onze rechterhand, lag een prachtig bosrijk gebied in de richting waarvan de meesten van onze slaapbezoekers zich begaven. In dezelfde richting lopend, ontdekte ik dat achter dat natuurlijke scherm een dichter bevolkt centrum lag dan ik tot nu toe in mijn nieuwe leven was tegengekomen. Er was ook iets half-vertrouwds met die omgeving, waardoor ik herhaaldelijk rond keek en mezelf vergewiste van waar ik in werkelijkheid was.
Ik wist dat ik die plaats nog nooit had bezocht, en toch was er niets vreemd of onverwacht voor me; dit was tegenovergesteld aan alle andere ervaringen die ik tot nu toe beleefd had. Ik stond af en toe stil, om de liefelijke hoekjes en rustieke plekjes te bewonderen die ik toch zo grondig leek te kennen, of sprak andere voorbijgangers aan of feliciteerde hen met het gevoel van een levenslange intimiteit, maar het was onmogelijk om me te herinneren wanneer of waar we elkaar eerder ontmoet hadden. Ineens loste ik het probleem naar mijn eigen tevredenheid op.
Mijn hele geestelijke verwarring was te wijten aan de veelheid van scnes waar ik zo haastig aan voorbij gegaan was, en de verschillende onderwerpen waar ik vol van was, zonder enige mogelijkheid om dit alles rustig te verwerken. Dit was ongetwijfeld de oorzaak van de verwarring die de twee levens zo onlosmakelijk door elkaar hutselde en toch beide even vertrouwd liet zijn.
Meerdere malen keerde ik me naar mijn metgezel, in de hoop dat hij me uit mijn dilemma zou kunnen helpen, maar omdat ik zag dat hij in diep gepeins verzonken was, stoorde ik hem maar niet en liep door in stilte.
Voordat we de bomen bereikten, keerden we ons eensgezind af van de wat vaker bezochte plekken en liepen naar een meer afgelegen schuilplaats die ons op n of andere manier naar het meest schilderachtige uitzichtpunt over de stad voor ons zou leiden. Ik nam de leiding, want er was inmiddels geen behoefte aan een gids, aangezien elke stap me op mysterieuze wijze steeds bekender voor kwam. Naar beneden, in de mooie kleine vallei, over de met rozen beklede brug die het riviertje overspande, waar ik even moest stilstaan om te luisteren naar de als gefloten muziek van de zilveren waterval, dan weer de met bloemen beklede oever op, richting de met mos bedekte rots, die direct in mijn gezichtsveld stond. Dat gaf niet, we waren er snel omheen, en
Ik hoefde geen vraag te stellen. Staande naast die rots kreeg ik herkenning waar Cushna daarvoor naar had verwezen. De voorbereiding was gedurende onze hele wandeling gaande geweest, en in n flits herinnerde ik me alles weer van mijn slaapleven. Om me heen lagen scnes die dierbaar voor me waren vanaf mijn kindertijd. O, wat een uitleg gaf dat ene moment me over de helft van de mysteries van mijn leven! Hoe vaak was ik wakker geworden uit mijn slaap met een dof gevoel dat ik iets vergat. Mijn hart voelde zwaar vanwege het verlies, maar mijn geheugen was niet in staat het weer te herinneren. Ik had verlangd naar de vernieuwing van een dierbare vriendschap die ik gevormd had in de grillen van een droom. Ik was vol vertrouwen dat er iemand, ergens, mijn wensen begreep en mijn dwaze grillen koesterde, maar waar en wie was dat? Een onbekende invloed liet me dit doen, of daarheen gaan. Mijn vrienden keken met medelijden naar me en zagen me als een slachtoffer van vreemde fantasien waar ik me niet van los kon maken.
Vaak, als ik de armen bezocht, kwam ik een zieke tegen wiens gezicht me erg bekend voor kwam, en toch wist ik dat ik hem op aarde niet eerder had gezien. Het leven was vol met dergelijke mysteries, die ik tevergeefs in mijn eenzaamheid had geprobeerd te onderzoeken. Ik wist bijvoorbeeld dat ergens in een tuin ver weg, een man ziek en uitgehongerd was, maar hoe ik dat wist, kon ik nooit zeggen. Ik wist dat als ik een bepaalde straat in liep, ik op een zeker moment een bepaald iemand zou tegenkomen, van wiens bestaan ik alleen wist door mijn vreemde fantasien, maar ik ging er toch heen en ontmoette hem. Ze Deze mensen hoefden hun verhaal niet te vertellen – ik kende hen. Ik voerde gewoon mijn missie uit, en ging weer verder.
Duizenden impulsen, net zo vreemd als deze, hadden naar de mening van mijn vrienden mijn ondergang betekend, terwijl hun ontwikkeling behoorlijk veel vrome vrees bij mijn familie had opgewekt. Ze hadden de professionele hulp van verschillende doctoren ingeschakeld, en die impulsen waren het onderwerp van ernstige gesprekken en veel gebeden van vrome geestelijken. Maar het mocht allemaal niet baten, want het uiteindelijke gevolg was eerder dat de ziekte groeide dan dat zij afnam. Ik werd beschuldigd van gebrek aan natuurlijke genegenheid, was niet voor rede vatbaar, verachtte de normale dingen van het leven, en aangezien mijn vrienden zo bezorgd waren en mij tegen mijzelf wilden beschermen, was het eigenlijk altijd een raadsel hoe ik aan opsluiting in een gesticht ben ontsnapt. Was ik gelukkig? Nee! Twee altijd aanwezige moeilijkheden voorkwamen dat. Het onnodige lijden en de hongersnood van mijn medemens, en een onverzadigbaar verlangen naar iets of iemand wat ik nooit kon duiden – ik wist niet hoe ik een zielsverlangen kon bevredigen: ik hongerde naar een onbekende sympathie waarvan ik niet wist waar ik die moest zoeken.
Maar een groot gedeelte van of misschien zelfs het hele mysterie was nu eindelijk opgelost: de sleutel was gevonden en daarom was het raadsel van het leven makkelijk te lezen. Was het een traan van dankbaarheid die mijn oog vulde toen ik het me realiseerde? Misschien wel, want er is minstens n vreugde die alleen adequate uitdrukking kan vinden in de taal van de tranen.
Cushna, mijn vriend, riep ik in mijn extase; Ik weet nu alles, maar geen van de openbaringen die je me hebt gegeven is hiermee te vergelijken.
– O ja? Bedoel je te zeggen dat je deze plek kent?
Kennen! Echt, ik ben nu pas thuis. Mijn aardse leven was niet echt, dat was slaap – slaap waarin ik onrustig hiervan droomde – en nu ben ik wakker. Ja! Ik ken het! Vandaar dat ik volledig moet genieten van het leven in een toestand waar oplossingen het mysterie net zo natuurlijk volgen als de vrucht komt na de bloesem.
– Nu kun je dus alles begrijpen van wat we bespraken over het tweeledige leven.
Dat kan ik, antwoordde ik, maar waarom kon ik me dat niet herinneren, zelfs niet na mijn dood?
– Omdat je zorgvuldig bent verhinderd om het herinneringspunt aan te raken, tot het meest geschikte moment was gekomen.
Deze plek kwam me steeds bekender voor naarmate we verder kwamen, zei ik. Ik wilde je een paar keer vragen naar de reden ervan, maar je was aan het denken.
– Ja! Ik wilde niets uitleggen. Het was veel beter voor je om het te ervaren op de manier die je nu hebt gedaan. En nu je jezelf thuis voelt, zul je het zonder mijn diensten kunnen stellen.
Ik heb helemaal geen zin om je kwijt te raken, antwoordde ik.
Dat zul je niet: we zullen elkaar af en toe zien. Ondertussen heb je hier veel vrienden die je graag zult willen zien, en ze kunnen je alles wat je verlangt uitleggen.
Hij was weg, maar ik was niet alleen. Hoe zou ik alleen kunnen zijn, te midden van de taferelen die elk een groot aantal ervaringen opriepen, die tot nu toe onbewust in mijn geest begraven lagen.
Wie is in staat de geest te begrijpen? Welke onvermoede geschiedenissen, openbaringen en mogelijkheden liggen verborgen in de enorme afgrond van de geest, waar het intellect geen licht kan vinden om ertoe door te dringen. Overweeg alleen al de gangen van het geheugen, en wie kan inschatten hoeveel onbetaalbare schatten uit het verleden op ontdekking door ons liggen te wachten? Zijn er verslagen van wezens, van eonen, van tijdperken, die steeds verder terug reiken tot uiteindelijk elke individuele ziel zijn genealogie kan lezen en elke stap traceren van zijn avontuurlijke pelgrimstocht naar God? Wie zal het zeggen? Maar wie kan er aan twijfelen dat de geest geheimen bewaart die het wispelturige vlees nooit zou kunnen bewaren – geheimen die te oneindig zijn om in het sterfelijke oor te fluisteren; hun gewichtige belang, trillend op de gevoelige delen van de hersenen, zouden het sterfelijke oor verbrijzelen, en het doof maken voor alle andere geluiden. Aarde, begrijp de geest van de mens! Hij is nog maar net in staat om het idee van de conceptie te begrijpen. Maar in de rustige uren van de slaap vlucht het onnaspeurbare embryo weg naar het Paradijs, waar zijn vorming wordt vervolgd in de baarmoeder van liefde tot de tijd van zijn vervulling is aangebroken. Dan wordt de ziel weggeroepen, en in de geboorte van de dood erft het de bezittingen van een groter zelf – het geheugen aan een ander leven, de kennis van onverwachte vermogens. Hoe kan de volledige schoonheid van de plant en de bloem worden gezien, als het zaad nog maar net is ontdekt? Hoe kunnen we het oratorium kennen als de ouverture nog maar net begonnen is? Hoe kunnen we de zomer schilderen als we alleen maar de vorst hebben gevoeld? Net zo min kunnen wij, die alleen maar het fladderen van de vleugels van de geest tegen de kooi van de aarde hebben gezien, de grootsheid beschrijven van zijn hoge vlucht in de aangename atmosfeer van de hemel.
Mijn overpeinzingen werden abrupt beindigd
door het geluid van een welbekende stem vlak achter me: Hallo Mees Frred! Daarr
bejje dan eindelijk.
Ja Jemmy, eindelijk hier.
– Ik dach dat je hierr voorrlopig nie meer zou komen. Ist nie mooi? Ben je al op de berge gewueest?
Ik weet amper waar ik ben geweest, Jemmy, ik heb zoveel gezien.
– Heb je al ieman gesien die je ken?
Niet hier, nee, maar ik heb nog maar net ontdekt dat ik dit ken. Cushna heeft me dat nooit verteld, hij liet het me zelf uit zoeken.
– Dat is net iets voorr hem ja! Hij loopt je aldoorr te verrassen.
Dat is ook mijn ervaring, antwoordde ik, vanaf dat ik hier ben gekomen.
Maak nie eut, Mees Fred, je sal zo wel ieman ontmoeten. We sulle je so finde als ik se ga hale.
En weg was die oude lieve vriend om het nieuws over te brengen dat ik was gearriveerd, en hij liet me achter om de aangename momenten van die vriendschap te herinneren. Ik kan niet eens proberen te vertellen van al die vele voorvallen die me met hem in contact hadden gebracht, maar ik zal n les noemen die hij me leerde, die volgens mij een onbewuste invloed op mijn lagere leven heeft gehad. Het kwam doordat ik mijn verrassing uitte dat negers hun kleur behielden in dit leven. De lieve goede man antwoordde, dat het was vanwege de goedheid van de Heer, dat elke kleur, net als elk klimaat en elk geslacht in de hemel gevonden wordt. Hij vervolgde toen: er zijn veel mensen die negers haten en die dachten dat ze niet op dezelfde manier behandeld moeten worden als de blanken. Ze gaan niet naar school of naar de kerk met hen, zullen niet met hen eten, of met hen omgaan op welke manier dan ook, maar als ze in de hemel komen en zien dat negers in de ogen van de Heer net zo goed zijn als blanken, dan moeten ze in de hemel wel met hen omgaan.
Ik zal zijn vreugde nooit vergeten, toen hij zich afvroeg wat de blanken zouden doen als ze bezwaar maken de gouden trap op te klimmen naast de negers, want er is een machtig lange stoet van zwartjes, en die gaat de hele tijd naar boven. Anderzijds, ging hij wat serieuzer weer verder, zou het heel moeilijk geweest zijn voor de neger als de Heer zijn kleur had veranderd, want dan zou iedereen hem uitgelachen hebben en zeggen: Ik zei het toch, en dat zou hem zich vreselijk hebben doen voelen. Maar de Heer zou dat niet hebben gewild, en daarom liet Hij iedereen in zijn eigen natuurlijke kleur tot de liefde overheerste, en niemand meer iets dacht over de kleur van de huid van een ander.
Volgens mij lag er een boekdeel van waarheid in zijn eenvoudige filosofie, waar wijzere mensen goed aan zouden doen om dit te overwegen.
Die mij zo goed bekende uitspraak van die voormalige slaaf, die van zijn lippen leek te komen als het natuurlijke antwoord op elk raadsel – t Is allemaal de goedheid van de Heer – leidde mijn gedachten weg van de persoon naar de stad die voor me lag. De stad, zo vol met opnieuw gevonden herinneringen die – zo had ik uit eigen ervaring geleerd – de Stad van Compensatie genoemd werd. Het bevatte meer kenmerken van Compensatie dan van iets anders dat ik me kon voorstellen. In mijn oude leven ben ik regelmatig tot het randje van athesme gedreven, in een vruchteloze poging om de tegenstrijdigheden van het leven te rijmen met het idee van een rechtvaardige en barmhartige God. Waarom zou de man die blind geboren was, gedwongen zijn de schande te dragen om te bedelen voor zijn dagelijkse brood, naast de honderd en n andere ontberingen die de armoede ten deel vallen, terwijl de man die geboren is in gemak en luxe alle fysieke zegeningen heeft die de natuur hem kon doen toekomen? Via welke wet voelen genialiteit en gebrekkigheid zich zo tot elkaar aangetrokken, terwijl intellectuele incompetentie en rijkdom hand in hand gaan? Waar is de rechtvaardigheid in het leven van plaatsvervangende pijn, die was ontstaan door de zonde van een ander mens? Het was niet eerlijk dat rechtvaardigheid zijn invloed deed gelden ten voordele van de tiran en de onderdrukker, terwijl de eerlijke heilige taal noch teken als antwoord kreeg op zijn wenen.
Ik was zeker niet de enige die uit het veld geslagen was door dit soort vragen, maar vanaf dit nieuwe gezichtspunt kon ik deze problemen in een ander en beter daglicht bezien. De aarde is niet zowel de Alfa als de Omega van het leven. Zij is in feite niet het geheel, maar slechts een deel van het eerste. Door zijn onwetendheid en een verkeerde waardebepaling van de aarde hecht de mens zo ongepast veel waarde aan zijn toestand. De dingen kregen een heel ander perspectief in het licht van de verklaringen die mijn geheugen mij in deze nieuwe toestand bood. Ik herinner me hoe ik de blinde man deze stad zag binnengaan, terwijl zijn lichaam van zijn slaap genoot, en hoe ik in n oogopslag ervoer dat niet hijzelf blind was, maar dat het defect lag in het instrument waarmee hij werkte. De duisternis bestaat slechts aan de sterfelijke, vergankelijke zijde. Aan de onsterfelijke zijde is zijn gezichtsveld niet vertroebeld, en daarom behoren zijn uren van duisternis slechts tot de slaap van een ander. Zijn geheugen kan misschien niet sterk genoeg zijn om aan het bewustzijn over te brengen wat er was gebeurd, maar wie zegt dat de berusting van deze kinderen der duisternis niet ligt aan de echos van hun leven in de slaap, die doortrilt in de uren dat ze wakker zijn?
In deze stad worden de oren van de doven ontsloten, de tongen van de stommen losgemaakt. De verminkten springen, de idioot begrijpt, de verlamde vergeet zijn zwakheid en de bedlegerigen voelen hun krachten terugkeren. Zo vriendelijk is de Heer voor alle ongelukkigen op aarde gedurende hun uren van de slaap. Noem ik het ten onrechte de stad van compensatie?
Dit zijn herinneringen aan dankbaarheid en hoop, maar er zijn andere herinneringen van meer belang, die ik vanwege de waarschuwingen die ze overbrengen niet mag overslaan in mijn bericht door de nevelen. Ik ben in deze stad vaak getuige geweest van een moeder die haar kind smeekte de onvervulde belofte te houden die werd verzegeld in de kus van de dood, maar die sindsdien is vergeten of genegeerd. Ik heb gezien dat de maskers van vriendschap werden weggetrokken van het gezicht van schijnheiligheid. Ik hoorde de liegende tong die werd veroordeeld door zijn eigen uitingen, zag de lage intrigant worden blootgesteld voor zijn slachtoffer, hoorde de verlangende raadgevingen van liefde aan eigenzinnige kinderen, was getuige van de sympathie en genegenheid waarmee de ongelukkige en verloren zoon werd overladen, luisterde naar de verzekeringen van de aanwezigheid van dierbaren – die niet werden gezien en gehoord – in het uur van beproeving en verzoeking. Ik heb de voortgezette uitwisseling tussen zielen gezien, die de kilte van de dood niet kon verbreken, en de ontmoeting tussen vrienden die in hun wanhoop ten onrechte hadden gedacht dat ze elkaar nooit meer zouden zien.
O, mensen van de aarde, die het vertrouwen of een opdracht hebben ontvangen over de sluitende lippen van een geliefde, omdat ze het zelf niet meer konden uitvoeren. Ik vraag u te herinneren hoe plechtig u gezworen heeft die afscheidsbeloften uit te voeren, die u sindsdien hebt verwaarloosd, zoals u het lichaam vergeet dat vergaat in dat gindse graf. Dat is niet je vader, moeder of vriend die daar ligt! Die zijn niet dood! Zij zijn niet weg! In de stille gangen van de slaap ontmoet u hen nog elke nacht. Ze kennen uw trouweloosheid en weten dat u uw woord heeft gebroken. Ze hebben u keer op keer ernstig gesmeekt, en elke keer herhaalde u uw belofte, tot niet slechts n maar wel honderd gebroken geloften tegen u op de tafelen van uw ziel staan genoteerd. Sta even stil, en u zult het gewicht van deze genegeerde geloften voelen drukken op uw geweten, tot zijn nog steeds kleine stem het uitschreeuwt van pijn, u smekend u aan uw woord te houden. Waarom luistert u niet? Het is niet langer een zaak die tussen u en uw vriend ligt: uw vriend is naar het binnenste heiligdom van God geroepen, die nu Zelf Zijn heilige zal verdedigen en uw bedrog zal vergelden.
Als de ochtenduren u terugroepen naar de aarde, hoe vaak hoort u dan de echos van uw laatste belofte nog in uw oren klinken? Stop nu en wees sterk als een man. Sta op en wees deugdzaam in de geest en in de letter voordat het gewicht van uw meineed te zwaar wordt voor uw ziel om te dragen. En gij die huilt, kijk omhoog! Breng de stem van rouw tot zwijgen, en droog uw vochtige ogen. De geliefden zijn niet weggegaan. Hun kussen hangen nog in volle frisheid op uw lippen. Die tedere tonen die als verdwijnende trillingen van verbeelding over u heen kruipen als u uw ogen opent, zijn niet allemaal illusies. Uw geliefden zijn bij u geweest. U vertelde hen vannacht nieuws over uw thuis, en zij hebben u verteld van het hunne. Kunt u hun omhelzing niet meer voelen? En ze verwachten dat u zich vannacht weer aan uw afspraak tot weerzien houdt. O nee, zij zijn niet verloren! Jezus hield zo van hen, Hij heeft hen gewoon een beetje dichter naar Zichzelf toe getrokken, waar ze in vrede konden rusten, voorbij het liefdesverdriet en de koorts.
Hun verrukking is niet voorbij – de uren van uw samenzijn zijn alleen maar veranderd van de onzekere aardse dagen naar de rustige, vredige uren van de nacht. Denk even na: Beseft u niet hoeveel hun liefde voor u is verstevigd? Zo werkt ook de sfeer van hun huidige leven door in u. En dit, gevoed en voortgezet, zal u omhoog tillen en u met hen dichter naar God brengen, en u uiteindelijk brengen naar waar zij zijn. Ze zijn in deze heilige vereniging meer de uwe dan u ooit tevoren wist. Maar ze zijn vereerd en uitverkoren te behoren tot die menigte die Christus gebruikt als dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid zullen berven.[72]
Als een engel me had bezocht op aarde – en als ik engel zeg, bedoel ik niet n van die onschatbare heiligen waar we gewoonlijk over spreken als in een engel van een mens, maar een echte, levende, orthodoxe engel met stralende kleding en sneeuwachtige vleugels – en me vertelde dat ik zoveel vrienden bezat in het hele rijk van de schepping, zou ik hem nauwelijks hebben geloofd.
Maar inmiddels begon ik te beseffen hoe moeilijk het is voor de mens om veel van zijn ware ik op aarde te begrijpen. Laat hem slechts kortstondig inzicht krijgen in de ware toestand van de dingen, en hij zal nederig als stof worden, en het gebed van geloof – niet van een levenloze geloofsbelijdenis, maar in de levende God die reel en tastbaar voor de ziel is – zou luiden Leid Gij mij verder.[73] Op het hoogtepunt van de openbaring, opkomend als een vloedgolf – de terugkerende herinnering aan mijn slaapleven had me gewoonweg overweldigd – zou het inzicht alle tirannie, onderdrukking en egosme wegvagen. Er zou maar n glimp nodig zijn. De zege zou behaald zijn en de ware broederschap van de mensheid zou een vaststaand feit zijn.
Tot nu toe was ik nog niet bewust in staat geweest iemand mijn vriend te noemen in de ware zin van het woord. Niet omdat ik er niet naar verlangde, want God weet met hoeveel verdriet ik mijn eenzaamheid betreurde, maar omdat de omstandigheden het niet toelieten. Zij die vanwege hun positie zon plaats konden vervullen, keken op mij neer als een zonderling figuur met amper bestaansrecht, zonder enige interesse in de gebruikelijke bezigheden van het leven, en als slachtoffer van een ziekelijke manie die me ertoe aanzette mijn ontspanning te zoeken tussen de ordinaire arme mensen. Hoe zou ik met mijn haat jegens de gevestigde huichelarij bij hen een wederzijdse vriendschap kunnen vinden? Ik had honderd medewerkers kunnen kopen uit de enorme klasse die hun gezelschap verkopen voor geld, maar schijnheilige praat en vleierij is geen voedsel voor hongerige zielen, net zo min als slavernij minder vernederend zou zijn als de ketenen van goud zouden zijn. Ik zou vele ware en vriendelijke mensen hebben kunnen vinden in de hofjes en de steegjes die ik zo vaak bezocht, en stiekem, meer dan eens, bespeurde ik iets van dat wat had kunnen zijn – maar de maatschappij, die broederschap tussen mensen verbiedt, belemmerde dit onverbiddelijk.
Niet dat ik voor mezelf vreesde, maar de openlijke erkenning van dergelijke vriendschappen zou, toegevoegd aan mijn vele andere buitenissigheden, de gewenste ontbrekende schakel voor het bewijs hebben gevormd, en de muren van een priv kliniek zouden een einde betekenen voor het kleine beetje zonneschijn dat ik naar dergelijke ellendige plaatsen kon brengen. Ik was zonder vrienden in het leven, daar bestond geen twijfel over. Het was mijn trieste en zware kruis, maar ik probeerde het te dragen, en ik merkte dat het lichter werd als ik bevriend raakte met mensen die nog veel onfortuinlijker waren dan ik zelf. Dat eenzame verlangen, was dat niet het aardse natrillen van de vriendschappen die ik s nachts genoot in dit andere leven? Hoe de ene zijde worstelt om de wond die aan de andere zijde is ontstaan te compenseren en te genezen! Hier had ik zveel vrienden, bewoners van beide kanten van het leven, dat alle pogingen om een plan te maken om ze snel te bezoeken mislukten, dus uiteindelijk besloot ik de zaak maar op zn beloop te laten.
Er was n gebouw in de stad dat mijn speciale belangstelling had, en daarop richtte ik mijn aandacht het eerst. Het was de ontmoetingsplaats van dakloze straatkinderen die in grote steden een karig levensonderhoud bij elkaar scharrelden door kranten en lucifers te verkopen. Zij noemden dit De School. Ik had hier vele nachten doorgebracht, kijkend naar de vreugde waarmee de bezoekers deze voorziening waardeerden die mooi opwoog tegen de ontberingen van hun andere leven, en luisterend naar de talrijke ervaringen waar iedereen over kon vertellen. Ook hier was het erg zeldzaam, maar n of meer van de heldere geesten kwamen van nog hogere regionen om te zorgen voor deze kleine hongerige en haveloze zwervertjes. Op zulke momenten waren hun problemen altijd onderwerp van discussie, en de engelen-leraar zou geduldig en liefdevol aantonen hoe de lichte last, die van korte duur is, in ons een alles overtreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg brengt[74]. Ze werkten continu, om hun toehoordertjes te trainen in daden van wederzijdse vriendelijkheid, die de omgang van de kinderen met elkaar in deze klasse zo zonder uitzondering kenmerkt.
Men vraagt zich af waar deze kinderen, opgegroeid in de goot, deze handelingen van menselijkheid en medeleven leren, die qua zuivere motieven de zogenaamde Christelijke filantropie beschamen, waar hen wordt geleerd om elkaars lasten te dragen, waar hen voor het eerst wordt geleerd over de praktische toepassing van de gouden regel.[75] Ik kan deze vraag beantwoorden. Ze krijgen hun lessen in de basisscholen van de hemel, waar ze heen gaan als hun lichamen slapen in donkere hoekjes en portalen, onder vaten of karren, of in een bijgebouw van uw christelijke stad. Engelen die de diepere geheimen hebben geleerd van de liefde van God ontmoeten deze verachte en verstoten kinderen daar en leren hen de aardrijkskunde van thuis. Ze tonen hen de zekerste weg naar rust die over blijft. Hoe zouden hun blote wintervoeten zich kunnen afzetten op de scherpe en ijzige punten van uw koude theologie, terwijl de gierende winden van felle verdoemenis rond woeden met dreigend geweld? Ze zouden uitglijden, vallen en hun kleine zielen zouden vermorzeld liggen op de bodem van een afgrond van sektarische strijd. Ze zouden nooit de hemel binnen kunnen gaan via zon pad. Maar vrees niet, de engelen kennen de weg, en in de lessen van hun dromen reizen deze kleine pelgrims naar huis, door de groene weiden van verdraagzame liefde, geleid door de ooit eens verworpen Jezus. Wees niet bang voor hun welzijn, omdat ze niet voldoen aan uw sektarische norm. Als u binnen treedt, zult u velen aantreffen die u ooit kende, en die op u wachten om uw Welkom Thuis te zingen.
Honderden gelukkige stemmen begroetten me toen ik door de wandtapijten die voor de ingang hingen, naar binnen kwam, en binnen een tel was ik omgeven door een groep vrienden die me graag wilden omhelzen. Het was hier niet nodig voorzichtig te zijn: ik kon de blije straatjongens optillen in mijn grote onhandige armen, en hen kussen en strelen zoals ik verkoos, want we waren allen broeders en zusters.
Het leek haast onmogelijk dat die lachende kinderen dezelfden waren die nog maar n of twee kleine uurtjes geleden met hongerige magen en rillende lichamen worstelden in haastende menigten van drukke steden, jammerlijk de onsympathieke voorbijganger smekend om een krant of doosje lucifers te kopen, in de hoop dat de transactie hen een maaltijd zou opleveren. En toch was dit zo. En ik vroeg me af wat de gevolgen zouden zijn, als de sluier had kunnen worden opgetild voor de ogen van n van hen die het kind ongeduldig opzij duwden. Wat als hem duidelijk kon worden gemaakt dat binnen een klein uurtje dat ongewassen en onverzorgde straatjochie in het gezelschap zou verkeren van een aantal engelen van God, in het land van compensatie? Als de eenvoudige waarheid over de voordelen van de nacht voor deze kinderen die overdag gefrustreerd werden slechts bekend zou kunnen zijn, hoe anders zou hun lot dan zijn! Wat een boodschappersdienst zou worden gevestigd over de nevelen! Maar zou het verwijderen van die ontberingen niet juist weer logisch tot gevolg hebben dat de compensatie ophield te bestaan? Als dat zo is, zou het beperken van het lijden voor het lichaam worden gekocht ten koste van het welzijn van de ziel, en die prijs zou te hoog zijn. Nee, dat mag niet! God weet het het beste, maar de hemel verhoede dat dit idee van hun compensatie de hand zou moeten weerhouden die is uitgestoken om te redden of te bewaren. Gods zorg is om tegenwicht te geven aan de verwaarlozing door de mens, maar de oogst van een dergelijke omissie zal toch ooit geplukt moeten worden.
Deze herenigingen hebben een andere, en in sommige opzichten misschien zelfs nog aangenamere kant dan waar ik net over vertelde. De voormalige kameraden en metgezellen van deze kinderen ontmoeten hen regelmatig en helpen hun minder fortuinlijke vrienden. Het is zeer ontroerend om te luisteren naar hun verhalen over de genoegens die ze nu ervaren en het contrast van hun huidige leven met het leven waar de luisteraar maar al te zeer bekend mee is. Hoop wordt opgewekt in de sombere ziel, en duizenden speculaties worden gemaakt over het waarom en waarvoor van een schijnbaar ongewenste gebeurtenis, tot een kleine onsterfelijke uitroept: Maar het gaat allemaal goed komen. Het moet allemaal goed komen, en als je hier komt (en dat zal niet lang meer duren) dan zullen we eraan denken om te kijken en te zien hoe het allemaal goed kwam. Daarmee worden zij getroost, en wordt er troost in hun leven geschonken, die hun de kracht geeft om hun anders onverdraaglijke last te dragen.
Ik was nog niet klaar met mijn begroetingen, of de gordijnen werden weer open geschoven, en een volgende bezoeker kwam binnen, wiens verschijning nog meer opwinding veroorzaakte dan de mijne. Ik wist eerst niet wie het was, maar ik herkende naderhand dat hij het was, Arvez, die mijn kleine beschermeling uit mijn armen wegdroeg toen ik op de heuvels lag. Ik herinnerde me nu ook enkele vorige bezoeken die hij aan De School had afgelegd en werd me bewust van het doel van zijn huidige missie.
De komende ontbinding van het lichaam is in elk geval aan deze kant van het leven van te voren bekend, of het nu door een ongeluk komt of door een slepende ziekte. Op dit moment kan de oogst van het leven worden vastgesteld, de toestand van de ziel is bij het ingaan in de onsterfelijkheid bekend en zijn eerste verblijfplaats toegewezen. Vanaf dit moment wordt de ziel die op het punt staat om geboren te worden tijdens zijn uren van slaap naar zijn nieuwe omgeving begeleid, en op die manier kan hij vast wennen aan zijn toekomstige huis. Dit was de missie van Arvez, en iedereen die hier aanwezig was, wist ervan. Elk oog was op hem gericht, elk kind drong dicht om hem heen, en op elk gezicht stond de hoopvolle vraag geschreven: Ben ik het?
Viel er een schaduw van teleurstelling over die gezichten, als de boodschapper de knaap die hij zocht, vond en aanwees? Als dat zo was, verbaast dat u? Ze wisten dat het lijden, de ontberingen en de moeilijkheden van die gelukkige snel over zouden zijn. Voor zichzelf kon niemand zeggen hoe lang de strijd nog zou duren, of hoe fel deze nog zou kunnen worden. Desalniettemin toonden ze heldenmoed in de algemene instemming die ze gaven met de kreet van vreugde die losbarstte van de lippen van een kameraad die de gelukkige jongen goed kende.
t Is Kreupele Jack, maar ik ben net zo blij as wanneer ik aan de beurt was.
Er was niets dat erop wees dat er een ongeluk of een misvorming was, om die bijnaam waarmee zijn vriend hem omschreef te rechtvaardigen, maar dat verbaasde me niet, want ik heb al uitgelegd dat de misvormingen van het lichaam niet worden voortgezet in de ziel.
Zodra de beslissing bekend was, opende de groep zich, zodat de knaap naar Arvez kon gaan, die hem in zijn armen optilde, hem feliciteerde en kuste, waarna een tweede galmend gejuich losbarstte. Die kus was het doodszegel op zijn voorhoofd, een bewijs dat aan het lichaam zou worden doorgegeven, zodat het teken bekend was en op aarde gezien kon worden dat hij binnenkort de hemel in geroepen zou worden.
De jongen die zijn naam had aangekondigd,
volgde hem toen hij naar voren kwam, en toen het gejuich wegstierf, keek hij
naar Arvez en vroeg:
Komt-ie snel?
Heel snel, zodra we hem weg kunnen brengen, was het vriendelijke antwoord.
Jack, zal je ons nie vergete as je komp?
Tuurlijk niet! Kom op zeg, ik kom hier alsmaar, zou ik daarmee stoppe? Tuurlijk vergeet ik jullie nie.
Ok Jack, ik vertrouw op je, en as ik wakker wor zal ik probere te onthouwe dajje komp, en dan zal ik voor je zorge tot je komp.
God zegene je, zei Arvez, terwijl hij vriendelijk op dat trouwe koppie klopte. Toen draaide hij zich om, om de jongen naar zijn nieuwe huis te dragen. Ik wilde graag weten waar ze heen gingen, als dat kon, dus ik keerde me naar de deur waar Arvez even wachtte.
Waar breng je hem heen? vroeg ik.
Naar het huis van een zuster die niet geheel onbekend voor je is. Ga je met ons mee?
Dat zou ik heel fijn vinden, antwoordde ik, maar zal hij bij haar wonen?
Voorlopig wel, ja. Hij heeft instructies en begeleiding nodig, en zij zal die plicht op zich nemen.
We reisden waarschijnlijk een grote afstand, maar het proces van luchtverplaatsing is in geen geval vermoeiend, en de tijd werd prettig doorgebracht door te luisteren naar de vele vragen die de kleine jongen stelde en die Arvez zo geduldig beantwoordde. Ik hoefde niet te spreken, want de antwoorden die aan de jongen gegeven werden, bevatten ook voor mij veel informatie. Zijn vele vragen zouden op aarde een zware belasting zijn geweest voor de gelijkmoedigheid van de meest verdraagzame persoon, en ik was herhaaldelijk verbaasd over de zorg en het geduld waarmee Arvez ze beantwoordde.
We kwamen door verschillende steden van aanzienlijke grootte, waarvan de vele schoonheden een nooit falende bron waren van bewondering, niet alleen voor Jack, maar ook voor mijzelf. Elk voorwerp was weer een volgend bewijs van de genoegens die mij nog te wachten stonden, voor als de gelegenheid zich voordeed om ontspannen elk tafereel te bezoeken en te proeven van de kennis die hier in overvloed voor het oprapen lag. Er waren steden waarvan ik me voorstelde – en dat is me later bevestigd – dat zij het origineel waren waar Rome, Athene, Carthago, Babylon, Thebe en Nineve naar streefden in de dagen dat hun schoonheid hun hoogtepunt bereikte.
Zwoeg verder, o vrome ziel. Ook als op aarde uw pelgrimsvoeten nooit het heiligdom van uw hartsverlangen mogen betreden, of als uw met tranen gevulde ogen nooit het land van uw verwanten, dat zij de lieflijke naam thuis geven, mogen aanschouwen! Uw verlangen wacht op uw komst in een veel mooiere gedaante, waar het eeuwige middaguur voor altijd blijft. De jood wiens dwalende voeten nooit op de Olijfberg hebben gestaan, de moslim wiens ogen nooit werden verblind door het zicht op de moskeen van Mekka, de katholiek die tevergeefs had gehoopt en verlangd het Vaticaan te zien, de christen die ten onrechte droomde dat hij een keer binnen de muren van Bethlehem zou staan of de heuvel Golgotha zou beklimmen, en elke oprechte ziel die een heiligdom had, waar zijn geest in eerbiedige aanbidding zou neervallen: houd moed, want als de liefde haar werk van zuivering op uw hart heeft uitgevoerd, als uw handen teer geworden zijn onder de aanraking van vriendelijkheid, als in uw ogen de bakens met vuren van genegenheid verlicht zijn, als uw ziel is gekleed in de gewaden van liefdadigheid en vergeving, als de Christus van God opnieuw in u geboren is en u door beproevingen in Hem gedoopt bent, dan zult u een beter doel vinden dan dat waar u nu naar verlangt. De realiteit zal ver boven uw verwachtingen verheven zijn in dat thuis, waar de ziel in alle opzichten bij het ontwaken verzadigd zal worden met Uw beeld.[76]
Geen van deze steden was onze huidige bestemming. Verder en verder gingen we. Telkens zagen we weer nieuwe schoonheid op onze weg langs deze steden die weer een diepere vorm van bewondering opriep of ons baadde in stille verwondering. We bereikten een heuvelketen die leek te zijn bekleed met alle geur en heerlijkheid van de hoop die in opperste vervulling is gegaan.
Hier pauzeerden we. Beneden ons, op de zachte glooiing aan de voet van de berg, stond een huis dat niet groot was vergeleken met de vele huizen die ik de laatste tijd had gezien, maar dat de volmaakte kenmerken bezat waar de ziel van een kunstenaar naar kon verlangen. Het was als een droom die werkelijkheid was geworden, waarin een vermoeide schilder, musicus of dichter rust had gezocht en gevonden. De natuur zelf was de tuinier van het landschap dat voor ons lag. Ik bedoel niet de onverzorgde, verstrikte en ongeordende nimf die de aarde Natuur noemt en die onkruid, distels en doornstruiken in wilde verwarring rondstrooit, maar de schone engel die, verlegen door de gevolgen van de ongehoorzaamheid van de mens, haar hele verwante heerschaar naar de hemel had teruggetrokken. In de hemel kon de Natuur haar handwerk perfectioneren in onbelemmerde vrijheid. Hier kon ze in tastbare werkelijkheid en met grotere precisie de schetsmatige dromen en idealen uitwerken, die in de zich ontwikkelende zielen van de mensen geboren hoorden te worden. Hier leefde Kleur in zoete trouw samen met Muziek. Voor me lagen de geboorteprieeltjes van Schoonheid, Betovering, Harmonie, Gratie en Ritme, die elk veel aandacht kregen in de honderden bossen, heuvels en bergpassen. Echo en Gezang zongen hun liederen met refrein op de hoogten waarvoor het meer zijn goedkeuring golfde in zilveren tinten. Vogels van sprookjesachtig pluimage kweelden hun lofzang in bomen met groenblijvende weelde, waardoorheen de wind de zoete geuren van de bloemen blies, en over alles heen spreidde de hemel zijn bladerdak uit in etherische kleuren en tinten waarvoor geen namen bestaan op aarde.
Verschillende vrienden kwamen ons tegemoet terwijl we het huis naderden. Ik herkende een dame die vaak De School had bezocht, en die favoriet was bij de kinderen. Zodra Jack haar zag, sprong hij naar voren en demonstreerde hij zijn grote genegenheid. Er was geen verlegenheid of platvloersheid in het gedrag van dit kind uit de goot, want gedurende de slaap was een deel van zijn leven besteed aan het opleiden en hem voorbereiden op de taken en genoegens van dit huis. Hoewel de afwisselende omstandigheden in zijn wakende toestand hem hadden gedwongen een lage vermomming aan te nemen, was zijn koninklijke verleden ontdekt, en zijn recht was nu onbetwist.
Hij was de zoon van een koning die werd thuisgebracht uit ballingschap. Er werden geen vragen gesteld over waar hij had gezworven, met wie hij was omgegaan en wat zijn positie was geweest, maar het was voldoende dat hij was gevonden, en hoewel zijn bezoeken gedurende korte tijd maar van voorbijgaande aard waren, wist iedereen dat zijn afwezigheid nooit lang meer zou duren.
Felicitaties en vreugdekreten vulden de tijd tussen onze komst en Jacks vertrek, want de ochtend op aarde riep hem al snel terug naar de verkoop van lucifers, en de verscheurende hoest brak snel de levenskoorden. Wat een groot contrast tussen de twee toestanden! Hoe genegeerd was hij op aarde, en hoe bejubeld en welkom in de hemel! Maar sommigen van u zullen mij vragen waarom er geen kennis of herinnering aan het feit over blijft, als het al een feit is! Mijn antwoord is: omdat u geleerd hebt om te denken dat alle dromen slechts hersenschimmen zijn, en u nog steeds het idee koestert dat de belevenissen in de slaap mythes en fantasie zijn. God gaf Salomo de belofte van zijn wijsheid in een droom, en gebruikte hetzelfde middel om Jozef te gebieden het kind Jezus naar Egypte mee te nemen. Als Hij niet verandert, dan gebruikt Hij tegenwoordig toch nog steeds dezelfde middelen? Maar u veracht ze en reageert uw dwaasheid af op God. Dit is mijn antwoord op uw waarom.
Toen de tijd was aangebroken dat Jack moest vertrekken, begeleidde Arvez hem tot aan de grens, maar ik bleef achter om een verlangen te bevredigen dat ik al heel lang koesterde: ik wilde praten met onze gastvrouw. Arvez had helemaal gelijk gehad toen hij me zei dat ze niet onbekend voor me was. Persoonlijk had ik haar bij veel gelegenheden ontmoet, terwijl ze de bewoners van De School verpleegde – maar er was een diepere manier dan deze waarop ik haar kende. Haar gedichten waren bijna mijn enige metgezellen geweest in de eenzaamheid van mijn aardse leven. Ze leek het leven te begrijpen zoals ik het kende, met diepe zielsverlangens en onverlicht liefdesverdriet, bijna als een zielsverwant, maar zij had de kalmte gewonnen en gevonden waar ik tevergeefs naar zocht. Na haar dood kwam ik door haar memoires wat meer over haar leven te weten. Haar vader was dominee. Hij koesterde zijn geloof alsof het een goddelijke zijden draad was, met als doel de pelgrims naar hun huis te leiden, en niet als een prikkeldraad of ijzeren hek dat een onoplettend iemand zou verscheuren en vermorzelen.
Zij was in dienst van de liefde opgevoed en met de overtuiging dat liefde het middelpunt en invloedsgebied van alle ware religie is. Onder de zich steeds meer verbredende en verdiepende invloed van de liefde was ze als op een majestueuze rivier naar de oneindige oceaan van haar God weggedragen. Ja, ze dreef weg, maar terwijl ze richting de hemel gleed, zong ze, vertelde ze van haar diepe ervaringen, weerkaatste het zonlicht dat op haar ziel scheen. Zodoende kreeg haar stem een heerlijk rustgevende invloed op de stormen en moeilijkheden die mij omgaven.
Ze leek de hoogte en diepte, lengte en breedte te kennen van die wonderbaarlijke liefde die haar hart omspande en wanneer stormen haar overspoelden, zong ze over de kalmte en weefde de twee zo kundig dooreen dat er geen ruimte voor twijfel overbleef over onze veiligheid. Wanneer de nacht van beproeving duister was en er geen vriendelijke glans scheen om haar voeten te leiden, bezat ze die vleugels van geloof waarmee ze op kon stijgen. Ver boven de duisternis kon ze vooruit kijken naar waar de Zon van Rechtvaardigheid opkwam, met de heerlijke beloften van de dag. Vanaf dergelijke Alpine hoogten kwam haar lied toonvast: een leidinggevende stem die minder verlichte zielen leidde om haar te volgen, zoals zij Christus gevolgd was.
Ik was haar gevolgd, en nu stond ik voor het eerst naast haar op haar eigen niveau. Was het vreemd dat ik wenste achter te blijven en mijn ziel in dankbaarheid over haar uitstorten voor alles wat zij voor me had gedaan?
We keken naar Arvez en zijn beschermeling tot ze over de heuveltoppen verdwenen en toen draaide ze zich naar me om, greep mijn hand en zei:
– Nu kunnen we praten en mag ik je verwelkomen.
En ik mag je bedanken voor alles wat je voor mij hebt gedaan met je pen, antwoordde ik.
– Deze dank komt niet mij toe, mijn broeder, maar die dank is alleen voor God bestemd. Hij heeft mijn beker zo volgegoten met genade, dat hij moest overstromen. En de muziek die in mijn verzen doorklonk, was niet van de beker, maar van de zegeningen waarmee de bokaal werd gevuld.
Dat weet ik, antwoordde ik, en mijn ziel verheerlijkt Zijn naam, maar ik kan niet aan het feit voorbijgaan dat de vorm van de houder veel te maken heeft met de lieflijkheid van de muziek.
– Ja, dat klopt wel, antwoordde ze, terwijl haar ogen in de verte dwaalden, en op een zachte toon die nauwelijks hoorbaar was voegde ze hieraan toe: Maar dan is de dankbaarheid zeker dubbel voor Hem bestemd, want heeft Hij niet ook de beker gevormd? Kom de tuin in, voegde ze er aan toe, daarmee aangevend dat ze het onderwerp niet verder wilde bespreken, waar we tussen de bloemen kunnen praten. Vind je ook niet dat ik voor alle moeite op aarde ruimschoots beloond ben met een huis als dit?
Ja, inderdaad, maar toch is dit niet echt je ideaal van de hemel.
– Nee, niet mijn oude ideaal. Maar ik kan zien waar ik, net als de rest van de mensheid, een grote vergissing heb gemaakt. Hier zijn we niet bang om feiten te erkennen of twijfel te bekennen uit angst om een zwak punt in onze redeneringen te laten zien. Ik kan de zweem van angst onder ogen zien, bij mijn overdenken van de plotselinge overgang van een ziel van de aarde naar de aanwezigheid van de Koning. Op aarde was het een voortdurende geloofsstrijd om zoiets als een helder idee van de hemel te verkrijgen. Als je probeerde te luisteren naar de muziek dan was er altijd een soort angst dat er een wanklank gehoord zou kunnen worden, door een uit de toon vallende stem die nog niet genoeg tijd had gehad om het lied te leren. Je kon nooit naar de aardbewoners kijken zonder bang te zijn dat iemand misschien een vlekje op zijn kleren had. Het sterfbed leek, vooral in sommige gevallen, te dicht bij de troon om echt veilig te zijn.
En nu? vroeg ik.
– Nu kan ik het aardse idee van de hemel het best vergelijken met de ervaring van een bergbeklimmer, die bij het ochtendgloren vertrekt uit de herberg en een verlangende blik op de piek werpt die hij verlangt te bereiken. Het geloof maakt een machtig grote sprong en staat als een koning op die hoge bergtop, lachend om de ploeteraars die zover achter liggen, al klimmend, rustend en herhaaldelijk uitglijdend. Maar geloof is niet de toerist, en in zijn gigantische sprong is er niets anders vooruit gesprongen dan alleen zijn eigen verbeelding. Hij die de sprong in gedachten had gemaakt, bevindt zich nog steeds onder zijn medereizigers en is ondanks alles nog steeds gedwongen om de steile klim met zorgvuldige stappen te ondernemen, want anders zal hij nooit zijn doel bereiken. Toch is geloof goed, want het verleent, door zijn vertrouwen in het succes, veerkracht aan de tred, en het overwint duizenden twijfels die anderen zullen ondergaan door de moeilijkheden die ze onderweg tegen komen.
Als je nu weer zou kunnen schrijven, zou je dan over deze latere ervaringen zingen?
– Als het mogelijk zou zijn om te schrijven! riep ze uit, met lichte verbazing. Waarom zou ik nu niet kunnen schrijven, zoals anderen kunnen zingen? Elke soort van genialiteit in de sterfelijke toestand kan daar alleen maar zijn geboorte beleven, en komt daar niet bovenuit. Pas hier kan die genialiteit groeien, ontwikkelen en tot bloei komen. Een muzieknoot werd ooit beneden door een engel gezongen, maar de aarde heeft nooit haar volle lied gehoord. Kinderlijke vingers tokkelden op de snaren, maar de harp kan niet worden gestemd in de strijd met wereldse wanklanken. Hoe zou het vlees dan een oordeel uit kunnen spreken over het volkslied van de werelden? God zij dank, ik kan nog steeds schrijven, en schrijf nog steeds. Ik heb op aarde de letters geleerd, en nu probeer ik de woorden te spellen waarmee ik langzamerhand mijn liederen in de hemel zal schrijven. Je hebt mijn vroegere sonnetten gehoord. Laat me nu een van mijn huidige sonnetten aan je voordragen.
Nadat ze dit gezegd had, rende ze het huis in en keerde vrijwel onmiddellijk terug met een boek, waaruit ze het volgende las, wat ik met haar toestemming hier toevoeg:
Wachtend
Wachtend op de drempel,
Op de veranda van het leven
Veilig voor alle stormen en orkanen
De tweedracht en de strijd verstild.
Het wilde kloppen van het hart is tot rust gekomen
Het hete en koortsachtige brein gekalmeerd.
Wachtend nu, en heerlijk rustend
Tot de Meester terugkeert.
Wachtend, waar de rimpelende golfjes
Van de levensrivier mijn voeten laven.
De vlekken van de reis afwassend
Voor ik de Meester kan begroeten.
Tot mijn stem vol en zacht is,
En ik het lieflijke nieuwe lied leer
Tot de onenigheid is vergeten
Die mijn vrede zo lang had verstoord.
Wachtend, tot het bruiloftskleed
En de bruidskrans hier zijn
Tot het feest van onze Vader gereed is,
En de bruidegom zal verschijnen.
Tot de zaden van het leven hebben gebloeid
En we het oogstlied zingen
Mijn levenslange werk verzamelend
Om mijn bruidsschat aan te bieden.
O, het is niet zoals de mensen ons leerden
Slechts n stap van de aarde naar God.
Nog in het gewaad waarmee we de aarde betraden
Gaan we door de doodsvallei naar Hem toe
Geroepen om Hem te prijzen, ook al zijn we nog moe.
Hoe kunnen we zingen en ons gepast verheugen
Met de snik van het afscheid van de liefde
Nog in onze gebroken stem?
Nee! We wachten om de muziek te leren
Wachten om onze vermoeide voeten te laten rusten
Wachten om te leren de harp te bespelen
Voordat we de Meester zullen ontmoeten.
Wachten om onze pas gevonden stemmen af te stemmen
Wachten om de tijd en de maat te leren
Maar het zal niet lang duren.
Wachten om de heerlijkheid te begrijpen
Die binnenkort wordt geopenbaard
Tot onze ogen de helderheid kunnen verdragen
Als het boek ontzegeld wordt.
O, het visioen zou ons overmeesteren
Als we het plotseling zouden krijgen
Dus wachten we, ons voorbereidend
In het voorportaal van de hemel.
Terwijl ze de regels van haar gedicht voordroeg, liepen we op de heuvelhelling. We waren ons niet meer bewust van de omgeving, die op zijn best slechts levenloze eigenschappen van de hemel bevatte – rustige zijrivieren van de ziel van de hemel zelf. Haar stem bracht mij in vervoering met haar vurige aandoenlijkheid. In die ogen, die wegkeken in geduldig verlangen naar de vergezichten van hoop leek ik een glimp van de hemel zelf op te vangen, en dat slokte al mijn aandacht op. Haar voordracht was een rustige belijdenis van vertrouwen in God, en ook al klonken haar stembuigingen alsof ze ver weg was, ja zelfs of ze in de nabijheid van haar Meester was, bleef ze over elk terugkerend wachten dralen alsof ze uit de diepe bron ervan de volle lieflijkheid van de verzekering kreeg dat ook zij dienen die alleen staan te wachten,[77] en ze zich niet van de frisse lucht af wilde wenden. Ze was me vergeten, net als alles om ons heen, behalve haar God, met Wie ze zon heerlijke uitwisseling had. De voortdurende uiting die van haar lippen kwam was als de spontane opwelling van overstromende muziek die werd voortgebracht in haar ziel. Iemand heeft eens gezegd: een slaapwandelaar die lijkt op een engel, in de onbewuste gratie waarmee zij zich beweegt, maar ik keek regelrecht naar een engel die was betoverd door een extatisch visioen van een hemel dat helderder was dan ze ooit had gezien. Ik durfde niet te spreken, zelfs niet toen ze ophield met lezen, maar liep naast haar, zwevend op de inspiratie die haar omgaf.
Hoe lang deze mijmering duurde zal ik nooit weten, maar toen ze uiteindelijk diep ademhaalde en zich bewust werd van mijn aanwezigheid, was ik verbaasd te zien hoe ver we waren afgedwaald. Ze sprak niet, maar hief haar stralende ogen op, alsof ze keek naar de thuisvlucht van haar bespiegelingen, en ik stond niet bepaald te popelen om de heilige stilte waarop ze zweefden te verbreken.
– Vind je ook niet, vroeg ze, dat dit fijnere gedachten zijn dan de verkeerde gedachten die we op aarde koesteren?
Ja zeker, maar als je nu alleen nog maar het voorportaal hebt bereikt, wat zal dan de heerlijkheid van het binnenste heiligdom zijn?
– Dat zou ik niet kunnen zeggen, en ik ben ook niet in de positie om dit te begrijpen als n van onze vrienden het aan me zou proberen uit te leggen. Het is onmogelijk om duidelijk te begrijpen wat we nog niet hebben gezien, en elke poging om dit toch te doen zou alleen maar verkeerde opvattingen opwekken. Ik kan het niet zien, en dus ben ik tevreden tot mijn ogen de helderheid van die openbaring kunnen verdragen. Tot die tijd heb ik veel te leren, en vele lieflijke geneugten te verzamelen op mijn weg naar heiligheid.
Denk je dat er nog meer voorbereidende stadia zijn voordat je uiteindelijk thuis komt?
– O ja! Er zijn er nog meer, maar ik heb geen idee hoeveel. De vraag die soms in me opkomt, is: Zullen we ooit de laatste fase bereiken? Is er een laatste fase? Aangezien God oneindig is, is het dan mogelijk om ooit een grens te bereiken? Bedenk eens hoe veraf we stonden van heiligheid toen we onze pelgrimsreis op aarde begonnen, en wat een onbeduidende afstand we nog maar hebben afgelegd. Dan zul je begrijpen dat er nog talloze stadia als deze doorlopen moeten worden, voordat we kunnen hopen in de onverminderde schittering van Zijn aanwezigheid te kunnen vertoeven. Met de nieuwe vermogens en grotere kennis die mijn nieuwe leven me gegeven heeft, die een groter begrip van Zijn zuiverheid en mijn eigen onwaardigheid ontvouwen, denk ik soms dat het haast noodzakelijk is dat onze herinneringen aan het aardse leven verdwijnen, voordat we het kunnen verdragen naar Zijn aangezicht te kijken.
Maar denk je niet dat onze identiteit verloren zal gaan?
– Nee, die kunnen we nooit kwijt raken. Dat zou hetzelfde zijn als ons vernietigen. Maar als ik denk aan de zoekende macht van die ogen die te zuiver zijn om ongerechtigheid te kunnen aanschouwen, indien het bewustzijn van wat ik geweest ben niet verloren is voordat ik opgeroepen word om het te verdragen, dan zal die heilige straal mij voldoende intens doen herinneren aan mijn ooit eens zondige ik om mijn zuiverheid te bevuilen en mijn blik weer af te wenden.
Wat zouden we dan moeten doen?
– Ik weet het niet. Dat is n van de problemen die in het hogere licht moeten worden opgelost. Nu moeten we wachten. Het is voldoende voor mij om te weten dat God Zijn eigen uitlegger is, en Hij het duidelijk zal maken.[78]
Als je denkt aan een dergelijke vervulling, wens je dan niet dat die tussenliggende fasen zo snel mogelijk voorbij gaan, zodat je er deel aan kunt hebben?
– Ja, en toch ook weer niet, antwoordde ze langzaam. Dat is het absolute ideaal van iedere ware ziel, dat ik net als alle anderen graag wil bereiken. Maar nu heb ik nog niet de capaciteit om dat te waarderen en ervan te genieten, dus de gave zou te overweldigend zijn en zou me alleen maar verpletteren, in plaats van me te verheffen. Je moet niet vergeten dat iemand die succesvol is geopereerd aan zijn blindheid, slechts in kleine stappen weer kan wennen aan het licht. We zijn allemaal blind geweest, en Gods licht zal komen als we het kunnen verdragen. Hij is te wijs om een ramp te laten gebeuren. De climax van de verwachting kan derhalve pas bereikt worden als de ziel via natuurlijke groei zijn volle wasdom heeft bereikt, en dat is nu zeker nog niet het geval. Wat betreft het wachten, wel, ik ben als een kind dat erkent dat hij nog geen man is, maar het bewustzijn daarvan doet op geen enkele manier af aan zijn huidige vreugde. Het verlangen naar het fruit van de herfst bederft of verspilt nooit de helderheid of de geur van zomerregens. Zo doet mijn grote verlangen om mijn Vader van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten ook niets af aan mijn plezier.
Anderzijds wordt elke stap die ik naar Hem zet voor mij een nieuwe boodschapper met een nieuwe openbaring van Zijn liefde, en elke rustplaats wordt een volgende ontplooiing. Door elk bericht groeit mijn ziel rustig tot een grotere gelijkenis met Hemzelf. Ik ben gelukkig en word steeds gelukkiger. Mijn beker loopt over, zo vol is hij. Hij wordt steeds groter, zodat hij meer kan bevatten, en ik begrijp steeds meer. Ik ben nu al in de hemel, vind ik, want als hier grotere vreugde was, zou ik die onmogelijk kunnen waarderen.
O ja, er is meer dan ik sowieso kan begrijpen. Mijn beker loopt over, maar hoeveel weet ik niet. Daarom ben ik tevreden, want elk vermogen en elke capaciteit is bevredigd. Maar er zijn grotere vermogens en mogelijkheden waar ik langzamerhand naar toe zal groeien, en ook daarin zal volledig worden voorzien. Met deze kennis kijk ik vooruit, net als het kind dat nog geen man is, en misschien bouw ik mijn luchtkastelen over wat ik zal gaan doen. Maar ondertussen dank ik de Vader voor Zijn wonderbaarlijke liefde in het verleden en in het heden, en stel ik mij tevreden met het wachten op Zijn toekomstige openbaring.
Hoe kijk je met je huidige kennis naar je aardse leven?
– Als ik mijn eigen grafschrift moest schrijven vanuit mijn huidige standpunt, dan ben ik bang dat ik zou moeten schrijven aards, aards, heel erg aards. Ik dacht vroeger wel dat ik zong over spirituele emancipatie, maar nu merk ik dat ik slechts een slaaf was, zonder het geringste begrip van vrijheid, tot ik haar op deze prachtige heuvels inademde.
Je weet natuurlijk dat het nog mogelijk is de aarde te bereiken en onze foutieve ideen uit het verleden te herstellen.
– Ja. Dankzij de vriendelijke ondersteuning van sommige vrienden heb ik reeds de stilte van mijn slaap verbroken en heb ik de aarde verscheidene gedachten gegeven zoals die ik je net voorlas. Maar er zijn veel hindernissen die verwijderd moeten worden, voordat we veel vooruitgang kunnen maken in die richting.
Dat begrijp ik, want er zijn al wat van die hindernissen aan me uitgelegd. Maar dat zijn barrires voor geesten die de aarde al heel lang geleden hebben verlaten. Ik zou graag willen weten wat jij ziet als de eerste barrire.
– Door je bekendheid met mijn schrijfsels, antwoordde ze, zul je enigszins verbaasd zijn als je hoort over n van de eerste moeilijkheden die ik ontdekte, maar dat geeft ook al aan hoe verschillend dingen van deze zijde worden gezien. En van de eerste lessen die we bij onze terugkeer moeten geven, is dat het woord van God nooit een geschreven boek kan zijn. God is, en Zijn woord is net als Hijzelf, een altijd-aanwezige, altijd-levende bewegende kracht. Wat is geschreven kan nooit mr zijn dan een historische vastlegging van wat het woord was van God aan Mozes, Samuel, David, Jesaja of Paulus. De seizoenen, de bloemen, de oogst en de zon waren nog niet zo lang geleden voor eens en voor altijd gegeven. God vernieuwt dit alles, elk op zijn eigen aangewezen tijd. En hetzelfde geldt voor Zijn woord. Het is net als een waterbron die voortdurend opborrelt en niet als een stilstaand bad, dat gedurende tweeduizend jaar op een dood en onveranderd niveau is blijven hangen Mensen moeten leren dat Hij vandaag de dag nog net zoveel spreekt als vroeger, als ze maar luisteren. Een gedrukt boek laat alleen de sporen van een stroom uit het verleden zien, het kan niet de bredere openbaring van tegenwoordig tonen. Een boek kan slechts vaag het idee van de toekomstige grenzeloze liefde aanduiden. Dit moeten onze broeders op aarde nog leren, en ze zullen hiermee ervaren dat de liefdesdienst van de engelen het eeuwigdurende kanaal is waardoor het woord van God zal stromen. Dit is het evangelie van Christus, het evangelie van Verlossende Liefde.
Nog steeds liefde! riep ik uit. Hoe natuurlijk lijkt alles hier naar dat ene woord te leiden.
– Elke boom in de hemel ruist en elke bloem ademt liefde, antwoordde ze. Dat kabbelende water daar zingt erover tegen de oevers, de dauw draagt haar naar elk grassprietje, de koele westenwind zingt erover terwijl hij voorbij komt. Die steile pieken verklaren de liefde de hele dag, en in de gewelfde koepel hierboven vinden de echos hun eeuwige woning. Liefde is de architect van elk huis, de drijfkracht achter elke handeling, het onderwerp van elk gebed. Liefde ontwierp zonder hulp de vlakten van de hemel, richtte elk prieel in en spreidde elk bed waarop de pelgrimsziel kan rusten. Bloesem, boom en struik, heuvel, dal en beek, kortom alles wat deze gelukkige sfeer bekleedt waarin wij verblijven, is een uitvloeisel van de liefde. Zij is onze Moeder, de bruid van onze Vader, dus hoe kunnen we iets anders doen dan haar naam verheerlijken?
Dus liefde is je thema in je toekomstige dienst aan de aarde?
– Ja! Dat was het enige evangelie van Christus, en als je Hem volgt, is dat het enige thema dat vanuit de hemel kan neerdalen. Ik zou over liefde zingen als kroon op de overwinning na een doorstane strijd, en met de liefde de edelmoedigheid van de jeugd inspireren. Haar brood zou de hongerigen voeden, haar wateren zouden de koortsachtige tong van de raddraaiers doen bekoelen, haar balsem zou worden gebruikt om het gebroken hart te genezen. Ik zou liefde gebruiken als de sleutel van hoop om de gevangene van de vrees te bevrijden, en haar opbouwen als een toevluchtsvesting voor degene die verleid wordt. Ik zou haar tot de troost voor de nabestaanden maken, zij zou het anker moeten zijn voor de handelaar, de remmende kracht voor de verspiller, de beteugeling voor gierigheid, en de keten waarmee ik de bruut zou vasthouden.
Ik zou de volkeren willen verzamelen, opdat zij het requiem kunnen horen dat zou zingen over hun obstakels als zij de strijdbijl zouden begraven. Ik zou de bataljons van de aarde naast elkaar oproepen en hen door haar geparfumeerde nevel laten marcheren, om de vloek van vooroordelen over kaste en kleur van iedere ziel weg te wassen en hen alleen nog maar broeders te laten zijn. Ik zou het niet hebben over angst, straf en vergelding, terwijl ik iedere zwerver naar zijn rechtmatige huis en erfenis probeerde te lokken door het zingen van de juiste muziek die zijn Vader heeft gecomponeerd.
Op dat moment werd ons gesprek afgebroken door een lichtstraal die over ons pad schoot, als een heldere zonnestraal die scheen boven de zachte gloed die ik eerder noemde. Mijn metgezel hief haar hoofd op en riep vol vreugde:
– Ah, daar is Myhanene!
Waar? vroeg ik gretig, want hij was, althans voor mij, nog niet zichtbaar, en ik hoopte dat ik zijn komst met die onmiddellijke vlucht waar Cushna me over had verteld eens zou kunnen zien.
– Hij zal hier zo zijn, antwoordde ze. Die straal kondigde hem aan.
Wie is hij, vroeg ik, dat zijn komst altijd iedereen zo blij lijkt te maken?
– Heb je hem dan al eens ontmoet?
Ja, maar ook al heb ik hem twee keer gezien weet ik nog erg weinig over hem.
– Hoe meer je over hem weet, des te meer zul je van hem houden, antwoordde ze. Hij is n van die pure en gewijde geesten die van elke plek waar ze komen een hemel maken. Zijn aanwezigheid geeft extra luister aan helderheid, zoals die flits ons pad verlichtte, en de atmosfeer rondom hem geurt naar de aanwezigheid van Jezus. Hij kwam van de aarde als kind, en de onschuldige eenvoud van het kind hangt nog steeds om hem heen. In hem kunnen we zien waar zonde ons van heeft beroofd, en wat voor soort ziel we zouden zijn als we gehoorzaam waren. Door de zuiverheid van deze kinderlijke natuur is hij in staat om de Meester zo dicht te naderen, dat hij een geschikte boodschapper tussen dit leven en de volgende toestand is. Op die manier vormt hij een verbinding die de twee sferen dicht bij elkaar houdt.
Moet ik hieruit concluderen dat er een zelfde soort moeilijkheden heerst in de communicatie tussen deze en de hogere staten, als die er tussen deze en de aarde bestaan?
– Nee, dat niet helemaal. Het woord moeilijkheid heeft voor jou niet de juiste betekenis in dit verband, maar is misschien toch het beste woord dat ik kan gebruiken. Woorden ontlenen verschillende nuances in betekenis aan de plaatsen, omgeving en omstandigheden waarin ze gebruikt worden, en de verschillende toestand van twee mensen die hetzelfde woord gebruiken resulteert vaak in misverstand en verwarring, vooral als de n het woord gebruikt om naar iets te verwijzen of iets te beschrijven waarmee de ander volledig onbekend is. Het feit dat ik er niet in slaagde aan je over te brengen wat ik precies wilde aangeven, is precies het voorbeeld dat ik nodig heb om uit te leggen wat ik bedoel als ik zeg dat Myhanene een verbinding tussen de twee toestanden van ons leven vormt.
Door de ontwikkeling en zuivering van de ziel verheft deze zichzelf op natuurlijke wijze, en met die verheffing groeien vermogens en capaciteiten, die dan weer moeten worden bevredigd: een duidelijker begrip van God, een dieper inzicht in de manier waarop Hij werkt, een groter vermogen tot het oplossen van mysteries en onderscheiden hoe het complexe heden ten grondslag ligt aan de volmaakte toekomst. Deze nieuwe vermogens en ontwikkelingen moeten onderwezen worden, zodat elke fase van het leven als het ware een volgende klas in de school van de eeuwigheid vormt. En net zoals bij elke studie de student is opgenomen in n klas, zul je begrijpen wat ik bedoel met verbindingen of tussenpersonen zoals Myhanene, die ons met elkaar verbinden. Zij staan tussen de twee fasen in en dienen beide, zonder volledig opgenomen te worden in n van beide.
Maar is hij niet een heerser over sommige plaatsen in de lagere toestand?
– Ja, je kunt hem terecht als zodanig aanduiden, maar hij zou niet willen dat je hem zon titel geeft, want ook al heerst hij, zijn scepter is genegenheid, en hij wil liever gezien worden als vriend, raadgever of hooguit docent. Zijn betrekking is er n die van nature hoort bij zijn levenstoestand.
Door mijn ervaring met hem, al is die gering, kan ik dit makkelijk begrijpen. Zijn manier van het uitvoeren van een officile taak was al een openbaring voor me.
– En elke keer dat je hem ziet, zul je weer een nieuwe openbaring ontvangen, ging ze voort. Hij is een levend voorbeeld van het bevel van de Meester: De belangrijkste van u zal uw dienaar zijn.[79] Maar hier is hij.
Terwijl Myhanene ons naderde, bleef de omschrijving van hem als een levend bewijs van nederigheid in mijn hoofd hangen, maar ik meende ook een ander ideaal in hem gerealiseerd te zien, waarvan Jezus tegen Zijn volgelingen had gezegd dat zij ernaar moesten streven dit te bereiken: U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn.[80] Stralend met de luisterrijke glans van spirituele waarheden die hij had geleerd en in zich had opgenomen in de hogere hoogten van zijn helderdere huis, moest hij wel welkom zijn, komend als de profeet van het leven dat voor ons ligt, als een voorbode om aan te geven wat we zullen zijn als we die hoogten bereiken.
Na ons ieder te hebben omarmd terwijl hij zijn begroeting uitte, wendde hij zich tot mij en zei:
– Arvez heeft me verteld dat je hier was, dus kwam ik je vragen me te vergezellen naar een festival waar ik heen ga.
Het is erg aardig van je om aan me te denken, antwoordde ik. Onder de druk van al je verplichtingen zou ik hebben gedacht dat je me al lang vergeten zou zijn.
– We vergeten hier nooit iets, antwoordde hij, met een vreemde nadruk op het woord hier alsof hij er een boekdeel van betekenis aan hechtte.
Ja natuurlijk, dat weet ik eigenlijk ook wel, en ik zou een dergelijke gedachte niet tot uitdrukking mogen brengen na al die ervaringen die ik heb gehad, vooral met Arvez en de kleine jongen die we kort geleden hier brachten vanaf De School.
– Arme lieverds. Kinderen als zij zijn zo blij om hun harde en wrede levens achter zich te kunnen laten! Weet je, ik word telkens nog blijer, als er weer n van hen hier komt.
Natuurlijk kan ik niet alles wat je weet en voelt begrijpen, antwoordde ik, maar zelfs ik ervaar een bijzondere vreugde als ik denk aan wat er voor Jack in het verschiet ligt. Wat een geweldige overgang, wat een nieuw leven zal dit voor hem zijn.
– Ja, antwoordde hij nadenkend, en wat een geweldige compensatie. Soms zou ik bijna wensen dat ik kon voelen wat er door zon ziel heengaat als hij zich voor het eerst realiseert wat er heeft plaatsgevonden, en de werkelijkheid van die verandering ten volle begrijpt. De openbaring van Gods liefde moet hen wel erg overweldigen. Als ik er aan denk, ben ik bijna dankbaar dat hij de mens heeft toegestaan te zondigen, want niets anders zou de mogelijkheid hebben geboden om deze weergaloze genade van Zijn volledige vergeving en herstel in te luiden.
Myhanene, net toen je kwam, wilde ik een vraag gaan stellen over die jongen, die jij misschien kunt beantwoorden.
– Als ik dat kan zal ik dat graag doen.
Waarom was hij juist hierheen gebracht? Kon hij nergens anders heen?
– Hij kon nergens anders heen, antwoordde hij, niet omdat hij een verworpene is, maar omdat hij, net als iedereen, moet gehoorzamen aan een wet. Het aardse leven brengt soorten en eigenschappen van de ziel voort, en voor elke eigenschap is hier een voorziening getroffen. In elke hoedanigheid zijn er zielen die speciaal tot ons worden aangetrokken, en wij tot hen. Dit worden onze vrienden en metgezellen. Onze zuster hier voelt zich aangetrokken tot dit kleine zwervertje van de aarde, en zal op die manier van hem houden, hem koesteren en hem helpen de aspecten van zijn nieuwe leven te begrijpen.
Misschien was ik niet duidelijk met wat ik bedoelde, antwoordde ik. Ik vroeg me af of hij geen vader, moeder of ander familielid had waar hij van nature naar toe kon.
– Jawel, ik begrijp goed wat je bedoelde. Je bent in een heel veel voorkomende valkuil gevallen, die ik maar beter helemaal kan uitleggen. Als we deze vergissing niet meteen met wortel en tak uitroeien, zal het je nog eens problemen opleveren. Je moet nu leren het onderscheid te maken tussen materile en geestelijke relaties. De geestelijke relaties zijn de enige banden die we hier erkennen.
Bedoel je
– Dat we n Vader hebben, namelijk God, en dat wij allen broeders zijn[81], antwoordde hij voordat ik mijn vraag kon stellen.
Dat moet in zekere zin waar zijn, antwoordde ik, maar het ideaalbeeld van de mensen op aarde is over het algemeen, dat in de hemel de familie weer samenkomt. Moet ik nu begrijpen dat dit, net als zovele andere ideen, een vergissing is?
– Ja. Dit is een grote vergissing en bijna onmogelijk, want de hemel zou niet kunnen bestaan onder die omstandigheden, om de eenvoudige reden dat je om het ene gezin te herenigen gedwongen bent om op zn minst twee andere te verbreken, door de ouders aan de kinderen te geven. En stel je de verscheidenheid aan smaken, karakters en geestelijke ontwikkeling die je in hetzelfde gezin aantreft eens voor, en de voorziening die in dit leven getroffen is om iedereen onder optimale omstandigheden te dienen. Egosme is uitgebannen, en ons geluk wordt, als we weten dat dat goed is voor hun welzijn, tien keer zo groot door de afwezigheid van hen van wie we houden, als wanneer ze aanwezig zouden zijn en ze daardoor afstand moeten doen van dat voordeel.
Iedere individuele ziel die in dit leven wordt geboren, heeft zijn eigen voorwaarden geschapen door zijn leven op aarde. God heeft daar voor gezorgd door met slechts twee feiten rekening te houden. Ten eerste, de wet die altijd in werking is om heiligheid te verzekeren. Ten tweede, de middelen om die toestand onder voor de persoon optimale omstandigheden te bereiken. Denk eens aan de eindeloze complicaties die zouden ontstaan als jouw ideaal tot uitvoering zou moeten worden gebracht. Dan weet ik zeker dat je zult inzien hoe onpraktisch dat idee wordt, en dat we op geen enkele andere manier dan via deze door God ingestelde wet gelukkig kunnen worden.
Wat de toekomst zal brengen, weet ik niet, maar hoe deze zich ook moge ontwikkelen, ik kan vooralsnog slechts de mogelijkheid zien van het vormen van tweelingzielen in de ene grote hemelse familie, tot er vele andere stadia zijn doorlopen. Zulke verwante zielen zijn niet ongebruikelijk, en in de invloed die ze op elkaar uitoefenen vormen ze samen een gemeenschap waarvan de aardse vriendschap slechts een heel zwak aftreksel is. Daar worden relaties terecht bloedverwantschap genoemd, maar vlees en bloed kunnen dit leven niet binnenkomen, en daarom moet verwantschap worden verheven naar een andere en meer spirituele band. Uit God de Vader worden we in de geest geboren, en zodoende worden we broeders en zusters van de ene grote hemelse familie.
Zou je deze leer op aarde prediken?
– Natuurlijk zou ik dat. Het is de waarheid en moet daarom worden verkondigd. Luidt zo niet het evangelie van Christus, die de horizon van de familie naar de meest afgelegen gebieden op aarde uitbreidt? In de uitwerking daarvan worden de verschillen die bestaan tussen klassen vernietigd, en alle sporen van kleur, taal en tijd uitgewist. Zou een dergelijke bevestiging niet het handvest van Vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen[82] zijn? Zou de vete tussen kapitaal en arbeid, de stilzwijgende afspraak tussen volkeren dat macht hetzelfde is als recht en de leer van het overleven van de sterkste niet hun natuurlijke einde en oplossing vinden onder invloed van een dergelijke openbaring?
Met andere woorden, als we snelle voortgang willen om het evangelie te prediken, weet je dan een directere manier dan die zin en smeekbede in het gebed van onze Heiland die men op aarde voortdurend herhaalt: Uw wil geschiede gelijk in de hemel als op aarde?[83] Met dit als gegeven, wat geeft dat dan vanzelf aan? Het is de erkenning van dat ene grootse feit, dat pure genegenheid een geestelijke en geen materile eigenschap is, of dit nu is tussen leden van dezelfde familie of niet. Deze kan alleen worden vastgelegd of ontbonden door spirituele toenadering of vervreemding. God, die Geest is, geeft geboorte aan dergelijke relaties en Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.[84]
Ik heb eerbied voor je beredenering, antwoordde ik, maar om terug te keren naar onze kleine vriend: is het mogelijk dat hij zijn ouders nooit meer zal zien?
– Dat kan ik echt niet zeggen, antwoordde hij. Ten eerste omdat ik niet weet wie of wat zijn ouders zijn. Ten tweede, omdat we niet weten welke oneindige mogelijkheden onze Vader in de toekomstige openbaring in petto heeft. Soms, als ik mediteer over wat er zou kunnen gebeuren, vang ik een glimp op van de heerlijke mogelijkheden die uit Gods grote en grenzeloze liefde naar ons toestromen. In zulke visioenen heb ik de laatste berouwvolle ziel van de aarde de troon zien naderen, terwijl de hele hemel stil was van ontzag inboezemende vreugde, omdat God ook de laatste zonde vergaf en daarmee de laatste hand legde aan de heerlijkheid van de verlossing. In ademloze verwondering keken we naar elkaar en naar Christus, en we vroegen in geluidloze anticipatie wat de komende openbaring, de climax van alle verlossing, zou zijn.
De volmaakte hemel! Wie kan dat bevatten, voorzien of zich voorstellen? Elke samenleving en elke gemeenschap geperfectioneerd! Elk gebed verhoord, elk ideaal bereikt, elke ziel gered! Elke verandering waar we doorheen zijn gegaan, van heerlijkheid tot heerlijkheid, al transformerend en ons aanpassend terwijl we steeds meer gaan lijken op de beeltenis van God.
Als elk stukje in de ingewikkelde mozaek van oneindige liefde op de door God aangewezen plek van het eeuwige ontwerp geplaatst gaat worden, als de machtige deuren van die laatste openbaring open zullen zwaaien, zodat we in de aanwezigheid van onze Vader zelf mogen komen en Hem aanschouwen zoals Hij is, dan zullen we ontdekken dat er tussen de materile dagen en die hereniging een subtiele verbinding is geweest, waardoor alle families worden herenigd en de troon volledig wordt, met dat grootse weerzien van alle volkeren, klimaten en talen, die dat ene universele volkslied van dankzegging zingen. O wat een schouwspel! De stamvaders van elk ras, in de voorhoede van hun enorme bataljons, en achter hen hun volledige families, verbonden met hen die volgen, tot elke leeftijd en elk ras en elke huidskleur is inbegrepen en niet n ziel uit deze talloze familie afwezig is, die Onze Vader naar Hem zullen roepen Die hen Welkom thuis wenst.
Denk je dat een dergelijke vervulling mogelijk is?
– Ja, en het is de enige manier waarop ik me kan voorstellen dat God alles onderwerpt zoals Hij beloofd heeft. Als slechts n ziel, al is het de Duivel zelf, uiteindelijk nog vervreemd is van God, kan Hij niet in allen zijn, voor zover ik in staat ben om de betekenis van het koninkrijk te begrijpen, want waar de Geest van de Heer is, is vrijheid. Om echter een dergelijke vrijheid aan slechts n vreemde ziel toe te staan zou de ondergang van het geheel door zijn invloed riskeren, en op die manier weer een ander reddingsplan vereisen. Om slechts n enkele ziel uit de familie van de mensheid te verliezen, terwijl Hij de redding van allen wil bereiken, zou de eigenschap van Gods almacht opheffen, omdat Hij niet de Almachtige kan blijven als Hij er niet in zou slagen die ene te redden, die dan vervreemd zou blijven.
Ja mijn broeder, het is mogelijk dat er zon vervulling plaats vindt, want er is immers verklaard dat God wil dat alle mensen zalig worden,[85] en verder dat zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden[86]. Het zou de grootste onrechtvaardigheid naar onze Vader toe zijn om ook maar voor n moment de gedachte te hebben dat Zijn reddingsplan niet zo volledig en effectief zou zijn als de noodzaak van de zonde vereist. God houdt zoveel van de mensheid, dat Hij in een ontsnappingsweg heeft voorzien, en dit gedaan hebbende, en ook in staat zijnde tot het uiterste te redden, denk je dan dat het redelijk is te veronderstellen dat Hij zal worden gedwarsboomd in Zijn ontwerp?
Maar ga je dan niet voorbij aan het feit dat de redding heel erg afhangt van de bereidheid van de persoon – een voorwaarde die altijd gepaard gaat met de uitnodiging?
– Nee! Ik vergeet niets, antwoordde hij. Je denkt aan de vrije wil van de mens en stelt dat tegenover Gods superioriteit, alsof de mens in staat is tegen Hem op te staan.
Omstandigheid en voorwaarde zijn het middelpunt en de omtrek van de opgeblazen vrije wil van de mens. De enige verblijfplaats van het Absolute is oneindigheid. Mensen sluiten de deur van het graf over het lichaam van een overleden broeder, en zeggen zijn ondergang is bezegeld, en in hun onwetendheid weten ze niet dat achter de sluier een helderder licht van God op de pasgeboren ziel schijnt. Dit licht laat hem onder veel gunstigere omstandigheden begrijpen dat de geaccepteerde tijd voor zijn bekering, Gods eeuwige nu is. Nee, nee! De proeftijd wordt niet begrensd door sterfelijkheid, en de mens kan met zijn perversiteit en rebellie hinderen en vertragen, maar hij kan het bereiken van de redding niet voorkomen. Uiteindelijk ligt alles bij God, Die wil dat alle mensen gered worden[87].
Je weet niet, mijn vriend, hoeveel vreugde deze kennis mij geeft, riep ik uit. Toen ik Eusimos ontmoette, lichtte hij reeds een tipje van deze sluier op, maar het leek te veel, te heerlijk, en ik was bang om er over door te gaan, omdat hij misschien op een bepaalde manier niet al zijn beloften aan me zou kunnen waarmaken. Sindsdien heeft Cushna me veel laten zien, wat mijn hoop heeft doen herleven en versterkt. Mijn zuster hier en nu jijzelf hebben beiden meer van de Goddelijke geest in deze richting uitgelegd, waardoor wat ooit hoop was nu kennis voor me is geworden, want ik voel de waarde en de waarheid van je betoog, die geen discussie maar een openbaring is, en waarvoor ik meer dan dankbaar ben. Ik zou echter graag nog een andere vraag stellen, als dat mag.
– Vraag, en je zult ontvangen, was alles wat hij antwoordde, maar in zijn blik en intonatie lag een boekwerk van betekenis dat me mijn vraag bijna even deed vergeten.
Dit waren de woorden van de belofte van de Meester, en in die uiting klonk zoveel van de geest en de invloed van de Christus, dat ik onwillekeurig omkeek om te zien of er nog iemand bij ons gezelschap was gekomen. Toen ik weer naar Myhanene keek, dacht ik dat zijn gezicht nog zachter leek dan daarvoor. Een diepere uitdrukking straalde uit zijn ogen, en een aanwezigheid rustte op hem waarvoor ik mijn hoofd boog, ook al verlangde ik nog meer dan ooit om mijn vraag te stellen.
Zou je deze waarheid ook op aarde onderwijzen?
– Ja! antwoordde hij, Ik zou het volledige advies van God eenvoudig en zonder voorbehoud verkondigen.
Waar zou dan de beperkende macht van de zonde blijven?
– Zon evangelie zou dat volledig veranderen. Nu wordt de mensen geleerd om naar God te komen uit angst voor de kwellingen van de hel, maar ik denk dat dat niet Gods ideale weg is. Als ik Hem goed begrijp, zou Hij hen liever naar Zich toe getrokken zien worden door de boodschap van Zijn liefde, dan dat ze naar Hem gedreven worden door de zweep van terreur.
Maar ik ben bang dat het dierlijke element in de menselijke natuur zo sterk is, dat het zonder enige remmende macht moeilijk zou zijn om de massa in toom te houden, en als ze de leer van de uiteindelijke redding voor allen zouden horen, wat zou hen dan nog prikkelen om morele, om niet te zeggen rechtvaardige, levens te leiden?
– Ik zeg dat ik het volledige advies van God zou verkondigen en dat ik het volste vertrouwen heb dat dat voldoet zonder n of andere bedachte uitvinding of hulpmiddel van de mens. De waarheid zoals wij die kennen, is ruim voldoende voor elk doel. Laat me je herinneren aan de situatie van Marie, die je zag. Is er meer nodig dan de wetenschap over haar straf om een effectieve waarschuwing te zijn tegen jaloezie en het kwaad dat daaruit voortvloeit? En toch is Maries straf niet eeuwig. Ze heeft haar beproeving doorstaan, en de scherpe kant ervan is aan het afslijten, tot ze haar plaats en positie tussen de heiligen in het licht zal gaan innemen, en niets van haar zonde overblijft wat herkend zal worden door hen met wie ze omgaat.
Nu vraag ik je om te proberen verder te kijken dan de tijdperken, tot we de tijd bereiken dat de hele aardse familie zal worden gered. Zoals ik je al vertelde vang ik hiervan soms een glimp op. Marie zal daar zijn, wit en stralend, en heilig als alle anderen in die talrijke menigte. Geen ziel die naar haar kijkt, zal bewust zijn van die grote zonde die verzoend is en vergeven, maar zal zij het zelf vergeten zijn? Nee. De pijn van de zonde zal weg zijn, de straf zal voorbij zijn, geen spoor ervan zal overblijven voor nieuwsgierige toeschouwers, maar het litteken, de herinnering, zal er nog zijn, en voor haarzelf zal de eeuwigheid deze nooit weg kunnen halen. Stel je voor hoeveel spijt een ziel zal hebben als hij in nauw contact komt met Christus en God, het gevoel zal hebben over te stromen van de liefde waarmee Hij ons heeft lief gehad en toch te weten dat hij gezondigd heeft tegen deze liefde, en dat hij deze liefde verdriet gedaan heeft. Het is Gods voorzienigheid dat als mensen dit beseffen, zij geen zonde meer willen begaan. Voorzeker, Hij weet het het best, en ik laat het daar met genoegen bij. Maar we moeten gaan.
Ik had stof tot nadenken. De oneindigheid die elke nieuwe ervaring voor me opende en de snelheid waarmee elke volgende ervaring me overweldigde, bleken zoveel heerlijkheid te bevatten, dat ik bijna wenste om uit te rusten van al die vrijheid en liefde die zich voortdurend en steeds wonderbaarlijker ontvouwden. Ik was getuige van dit evangelie van de Heer Jezus Christus zoals dit door deze engelenvrienden vertaald werd, en kon waarlijk en letterlijk de conclusie van Paulus onderschrijven dat zelfs onder optimale omstandigheden de mensen op aarde slechts kijken door middel van een spiegel in raadselen[88], en toch werd bij alles dat aan mij bekend was gemaakt zorgvuldig aangetoond dat het hele verschil lag in de interpretatie van het Woord dat was gegeven: in geen enkel geval was er iets geopenbaard dat in strijd was met dat Woord, of dat het Woord verving. Een ander feit dat mij opviel, was wanneer de Heilige Schrift werd aangehaald, dat de woorden en leringen van de Meester altijd voorrang en autoriteit hadden, waarbij de geschriften van de apostelen slechts als van secundair belang werden beschouwd. Dit was volledig in strijd met de leer waar ik vertrouwd mee was.
Ik was z onder de indruk van deze regel, dat ik het bij meerdere gelegenheden benoemde, maar ik kreeg hiervoor telkens dezelfde reden te horen. Jezus Christus was de Bemiddelaar voor het nieuwe verbond en was daarom in staat met meer macht en autoriteit te spreken over het toepassingsgebied, de methode en de voorwaarden waaronder de bevoegdheden konden worden vastgesteld. Zodoende was het niet alleen de veiligste maar ook de eenvoudigste manier om naar Hem te horen[89] in plaats van te luisteren naar wat anderen over Hem te zeggen hadden. Als er enige twijfel of een probleem bestond, dan kon ieder kind dat probeerde de geest van de Vader te begrijpen zoals deze is geopenbaard in Christus, Hem hierover vragen, om dan de gave van de Heilige Geest, de Trooster, te ontvangen door welke de Meester Zijn discipelen beloofde de innerlijke mysteries van God te openbaren en alles bij ons in herinnering te brengen.
Zoals ik al zei had ik ruim voldoende stof tot nadenken terwijl ik met Myhanene meeliep tussen de bloemen en bomen op de heuveltoppen, die nooit door een storm zijn aangeraakt. Met die empathie en intutie die hem zo geliefd maakt bij allen die hem kennen, doorgrondde hij mijn stemming en kwam me te hulp in een uitwisseling van stilte, die een veel rijkere oogst aan informatie opleverde dan wat met taal kon worden uitgedrukt. Soms zijn de verlangens van de geest te diepzinnig om te verwoorden, of te gewichtig om uit te spreken. Deze liggen, net als de onbekende schatten van de zee, in de stille grotten van onze eigen diepe ervaring, waar het peillood van de taal nog niet voldoende lengte heeft bereikt om de diepte te kunnen peilen. Maar zij die inzicht wensen en de van nature aanwezige waarde en kracht van deze verlangens van de ziel willen begrijpen, zullen in de diepten van het mededogen waarin zij liggen moeten duiken en met de lamp van verwantschap de mystieke hirogliefen lezen, die pleiten voor licht en waarheid.
Soortgelijke stiltes had hij ongetwijfeld vele malen doen klinken, en mijn gemoedstoestand was hem dus zeker niet onbekend. Met een vrijgevigheid die ik nooit kan terugbetalen kwam hij me te hulp. Hij omarmde me met zijn armen en zijn hele ziel. Alle uitwendige voorwerpen vervaagden voor me, terwijl ik in een bezielende uitwisseling het diepste van zijn ziel kon lezen. Ik heb sindsdien nog geen enkele verklaring voor die unieke ervaring gevonden, en ik zal hier dan ook niet zon vruchteloze taak proberen te ondernemen. Met koninklijke waardigheid maar kinderlijke vrijheid leidde hij me naar het paleis van zijn ervaring, waar hij de deuren openwierp naar de kamers die waren ingericht met koninklijke weelde en tafels met al het voedsel waar mijn ziel naar hunkerde, me uitnodigend in de naam van Christus om te eten, te drinken en te leven.
Ik accepteerde zijn onuitgesproken uitnodiging en stapte met eerbied over de heilige drempel, dwaalde door de gangen van vriendschap en genoot van de waarheid, terwijl het orkest van zijn hart me lokte met engelenmuziek, passend bij de smeekbede van Getsemane: Opdat zij allen n zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons n zullen zijn[90]. En zo luisterde ik, verwonderde me en deed me tegoed. Ik boog mijn hoofd in aanbidding bij het besef van de mogelijkheid hoe rijk een gebed vervuld kan worden.
Ik herinner mij geen van de uiterlijke gebeurtenissen van die reis: geen richting, afstand of landschapskenmerken waar we langs kwamen. In die tijd heb ik misschien kennis gemaakt met de afwisselende taferelen, gepauzeerd om de veelheid van lessen te bestuderen die de bloembedden me konden leren, of met andere overpeinzingen onder de bomen vertoefd waar ik langs kwam met Myhanene, maar daar weet ik allemaal niets meer van. De omgeving is uitgewist in de aanwezigheid van die mijmering, en daar weet ik niets anders meer van dan een beker vol vervoering, en dat wat overstroomde is ten goede gekomen aan een andere ziel.
Ik herinner me echter een vraag die door mijn hoofd ging tijdens de extase van die uitwisseling, waarop ik toen geen antwoord ontving, en later ook niet. Toch bewaar ik deze en koester haar, want ik weet zeker dat zij ooit beantwoord zal worden, en dan zal ik de volledige heerlijkheid beseffen die het antwoord aan het licht zal brengen. De stem kwam als begeleiding bij de muziek van dat gebed, steeg in me op alsof het de tong van een innerlijke profeet was, en richtte mijn blik op een heerlijkheid die voor mij te helder was om naar te kijken, en ik vroeg mezelf af: Als deze gemeenschap met een dienaar al zo geweldig is, wat zal ik dan wel niet voelen als de Meester mijn gastheer is? Als destijds, onderweg naar Emmas, de harten van de discipelen in vuur en vlam stonden, ondanks hun angstige, verpletterde en gewonde zielen – zelfs al kenden zij Hem niet – hoe vurig zal de hitte dan wel niet zijn als ik de Heer zal zien en kennen? Ik herinner me hoe ik hierover nadacht, hoe ik verlangde naar de kennis, ook al was ik bang. Ik hoopte maar, ondanks dat ik hunkerde, dat er nog vele stadia tussen mochten komen voordat mij werd toegestaan Zijn heilige voeten aan te raken, en dat mijn ziel voldoende tijd had om zichzelf te reinigen en sterk genoeg te worden om het belang van zon wonderbaarlijke gelukzaligheid te dragen en te bevatten.
– We zijn er.
Nee, nee! Nog niet! riep ik uit. De aankondiging van mijn metgezel wekte mij uit mijn zoete mijmering waardoor ik zo volledig in beslag genomen was, en in de verrassende verwarring van dat moment was ik me bewust van een met angst getinte hoop dat Hij naar Wie ik zo verlangde nabij was, terwijl ik evenzeer wankelde door de spijt dat zelfs een dergelijke ontknoping het plezier zou beindigen dat mij zo verrukte.
Myhanene glimlachte om mijn verlegenheid en ik meende iets in zijn blik te bespeuren wat mij vertelde hoe hij volledig begreep wat er allemaal door me heen was gegaan. Hij zei heel kalm:
– Mijn ervaring in dit leven heeft me geleerd dat het altijd beter is om naar de bergtop te gaan voordat ik probeer het uitzicht te begrijpen of me voor te bereiden op de uitwerking die het tafereel op me zal hebben als ik die top zal bereiken.
De dubbelzinnigheid van zijn opmerking ontging me niet, maar de betovering werd verbroken en de deur van mijn mijmering sloot zich. Ik ontdekte dat we op een heuveltop stonden, met zicht op een tafereel dat al mijn bewondering en aandacht opeiste.
Voor en onder ons lag een vlakte van uitzonderlijke schoonheid die niet in woorden kan worden beschreven en waarvan ik denk dat ik hem niet naar waarde kan schatten. Ik herinner me echter duidelijk dat ik me afvroeg of de onsterfelijke Homerus in de pelgrimsreis van zijn slaap misschien op deze plek had mogen staan, en had mogen drinken van de openbaring die zijn beeld van die stralende paradijselijke velden creerde, toen hij schreef:
Vreugden, altijd jong, niet vermengd met pijn of vrees
Vullen de wijde cirkel van het eeuwige jaar
Waar alle helden voorbij gaan zonder pijn van de dood
Opdat zelfs de herinnering hieraan geen schaduw op hun vreugde zou werpen:
Voor altijd rustend op de nimmer-verwelkende bloemenvelden.
Het kan best zo zijn geweest. Wie zal het zeggen, want als het deel uitmaakt van Gods onveranderlijke wet dat Hij Zichzelf openbaart aan profeten in dromen en visioenen van de nacht, wie zal dan de mogelijkheid ontkennen dat de profetische deur in de hemel niet altijd net zo heeft open gestaan voor de zanger als voor de helderziende prediker?
De oogst van de visie van de dichter,
Met zijn hele subtiele web van muzikale metafoor
En welriekende verbeelding, is niet het hoogtepunt van zaad dat in de aarde gezaaid is,
Noch evolueert het uit de denkwijzen
die met behulp van hulpeloze moleculen ontstaan.
De dichter heeft een ziel.
Dus wanneer de bewaker, de Nacht,
De deur opent, Sterfelijkheid genaamd, van zijn gevangenis,
En de ziener rust geeft in de cel van de slaap,
Vliegt de ziel op en zwerft hij door de velden van zijn paradijselijke hemel,
Betoverd, geleid door engelendocenten,
Nieuwe visioenen verzamelend met zaden van embryonale waarheden
Waarmee het evangelie verrijkt wordt,
Dat door een stralenkrans van hoop omgeven is.
Hij profeteert in liederen, opdat hij de onderdrukten kan helpen
Te ploeteren en de dageraad van betere dagen af te wachten
Waarvan zijn ogen de eerste stralen hebben opgevangen.
Het moet wel zo zijn. David en Paulus hebben ook kennis over dergelijke bezoeken mee teruggebracht naar de aarde, en is de theorie die me is uitgelegd over de slaap niet in volmaakte harmonie met zon veronderstelling? Sterker nog, hoe vaak heb ik in mijn oude leven geworsteld met mijn geheugen en geprobeerd uit die mystieke kamer een begeerde ervaring van de nacht op te diepen, die nog ergens in een vage trilling in mijn hoofd rondhing? Zouden dergelijke ervaringen uniek voor mij alleen zijn? Ik, die geen greintje dichterlijkheid in me had? Nee! Nee! Kijkend naar het tafereel dat voor me lag, haar onbeschrijfelijke schoonheid bewonderend en opnieuw die grote hoeveelheid gedachten overdenkend die zich spontaan aan me opdrongen, raakte ik meer dan ooit onder de indruk van de volmaakte relatie tussen de twee toestanden, voor hen die ogen hebben om te zien en oren om te horen. Ik waardeerde en begreep de verklaring beter: Men moet opnieuw geboren worden[91] voordat men in staat is deel te nemen aan de openbaring van de geesteswereld, aangezien de materile wereld van nature de mens opslokt.
Afgezien van de twee korte opmerkingen die ik heb genoteerd, deed mijn metgezel geen poging mijn bespiegelingen te onderbreken, maar liet hij mij alle kennis indrinken die ik me zonder hulp kon toe-eigenen. Dit is een aangename manier van onderwijzen die hier universeel wordt toegepast, zodat de geest zich in eerste instantie kan aanpassen en opnemen waartoe hij zich van nature open stelt, waaraan vervolgens nadruk en verdieping wordt toegevoegd door de uitleg en de antwoorden op de vragen die de openbaringen oproepen.
Ik besefte dat de uitroep waar ik eerst zo van was geschrokken, betekende dat we het eind van onze reis voor dit moment hadden bereikt. Ik was uitgenodigd voor een feest, maar ik had geen idee wat voor feest het was en welk doel het had, en door het gesprek en de uitwisseling die we onderweg hadden gehad, had ik niet de neiging gehad om ernaar te vragen, als de gelegenheid zich daartoe al had voorgedaan. Het uiterlijk van deze plaats gaf me de indruk dat het een soort bloemenfestijn was waarvan we getuige zouden zijn, want de gekozen locatie was een waar magisch huis van sierteelt.
Elke boom, struik en plant droeg bloemen in afmetingen, kleur, geur en schoonheid, waarvan er vele voor mij onbekend waren en ver uitstegen boven wat ik ooit had gezien. Stammen van een soort palmbomen rezen op in doorzichtig oranje en roze, en van de uiteinden van de takken hingen grote bonte klokken van was als luifels over de hoofden van degenen die eronder zaten. Elke boom had zijn eigen bloei, en elke bloem had zijn eigen specifieke geur die kon worden ervaren en genoten naar believen. Ik vergaapte me met verwondering aan een nieuwe toepassing waarvoor deze enorme tentoonstelling van bloemen werd gebruikt. Trossen, bloembedden en terrassen vormden zachte zetels om op uit te rusten of galerijen en orkesten, waarvan de maten van hemelse muziek reeds in de lucht zweefden. Een enorme menigte mensen waarvan ik niet wist waar ze vandaan kwamen, want er was in de wijde omtrek geen gebouw te bespeuren, wachtte geduldig op de komst van een regisseur van de gebeurtenissen.
Aangezien hier niets zonder doel bestaat, vroeg ik mijn metgezel uiteindelijk, mag ik vragen wat het speciale doel is van deze bijeenkomst?
– Zeker. Het is examentijd, of tijd om af te studeren als je dat liever hebt. Sommigen, misschien ook velen, van de vrienden die hier verzameld zijn, komen in aanmerking voor promotie, en deze bijeenkomst heeft het doel hen te testen. Of, als je dat idee liever hebt: het is een dag des oordeels.
Waarom spreek je in onbepaalde zin over het aantal gelukkigen: weet je dat niet?
– Nee! We kennen ze niet tot de test is uitgevoerd: allen die voldoen aan de standaard zullen dan makkelijk onderscheiden kunnen worden door een uitslag waartegen geen beroep mogelijk is. De grote meerderheid van deze bijeenkomst is gekomen om getuige te zijn van de overgang en aan te sluiten bij de dankzegging. Je hebt reeds het ontwaken gezien dat volgde op de aankomst van sommigen, dus ik dacht dat de nu volgende transformatie net zo interessant voor je zou zijn om te zien.
Ik ben zeer genteresseerd, antwoordde ik, maar nu ik deze bijeenkomst beter begrijp, krijg ik toch meer de indruk dat het een bruiloftsfeest is dan een afscheidsceremonie.
– Dat is te danken aan de correcte opvatting in de hoofden van iedereen van de verandering die hier gaat plaatsvinden. Hier zie je een herhaling van datgene waarvan je getuige was in het huis van die jongens, waar elk kind wenste en hoopte te worden bevorderd naar het hogere leven. Zo zou het resultaat op aarde ook zijn, als de geboorte van de dood goed zou worden begrepen. Elke verandering bewerkstelligt een verdere ontwikkeling in de vermogens van de mens, en daar komt geen einde aan. Het isoleert hem van de invloeden die hem in de toekomst zouden belemmeren en tegelijkertijd leert hij anderen kennen, die in staat zijn hem te stimuleren grotere spiritualiteit te verwerven. Degenen die hun vrienden hier achterlaten, worden niet van hen gescheiden. De liefde die tussen hen bestaat zal voortduren, want degenen die opstijgen zullen zijn als berggidsen, die een koord bij zich dragen waarmee ze hun vrienden kunnen helpen het opklimmen gemakkelijker te maken.
Op dit moment bereikte ons een zacht geluid, als een trilling van een zilveren bel. Voor mij betekende het niets en ik zou het uit mezelf niet opgemerkt hebben, maar voor hen die op de vlakte voor ons waren, was het heel belangwekkend. Het was het signaal voor het begin van het feest. Het was net als het signaal tot aantreden. Elk orkest werd ingezet, en op verscheidene punten verzamelden zich grote gezelschappen van zangers in het gelid om te marcheren, wat aangaf dat het centrale punt van de voorstelling vlak bij het punt waar wij stonden, zou zijn. Dit gaf me de gelegenheid om de grootte in te schatten van de menigte die hier was samengebracht.
Nooit eerder zag ik zn grote toeloop van mensen die allen waren benvloed door n gemeenschappelijke stimulans, bezield door dezelfde vreugde en geheel vrij van jaloezie. Een tweede gongslag klonk vanuit de onzichtbare klok, en duizenden instrumenten antwoordden hierop met een zachte en lieflijke melodie. De meeste instrumenten waren mij onbekend, en ze luidden zachtjes de ouverture van die dienst in. Nu mengden de stemmen van de koorzangers zich met de muziek, en elk van de gezelschappen bewoog zich naar voren met een ritmische beweging die geen mars of dans was, maar eerder een zwevende aanvulling die het ritme van het thema benadrukte. Vervolgens vielen allen die verzameld waren in met het refrein, en voor de eerste keer in mijn nieuwe leven luisterde ik naar het lied van de verlosten, dat om me heen opsteeg als het geluid van vele wateren, die werden uitgestort voor Hem die ons verlost heeft en ons van onze zonden gewassen heeft en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader in alle eeuwigheid.[92] Ik kan ook nu nog niet zeggen of deze muziek lieflijker was dan die van het magnetisme die ik het eerst had gehoord in het Rusthuis. Ze waren beide volmaakt in hun soort, voor zover ik kon beoordelen, en ze verschilden alleen maar van elkaar zoals de schoonheid van een bloem verschilt van de grootse glorie van de zonsondergang.
Het muzikale deel van de dienst duurde niet lang, of in elk geval: voor mij kwam het einde ervan veel te vroeg. Door de veelheid van invloeden die het bij me teweegbracht, had ik alleen maar oor en oog voor de magie van deze pas gevonden betovering. Toen de laatste klanken wegstierven, en de gemeente daar stond met gebogen hoofden alsof ze wachtten om gezegend te worden, raakte Myhanene me aan en wees me, terwijl ik me omdraaide, op een lichtbol die als een meteoor over ons heen viel, van over de bergen die in de verte piek na piek boven ons uit toornden. Ik keerde me tot mijn metgezel om te vragen om uitleg, en zag dat hij qua uiterlijk was getransformeerd. Hij stond naast me in alle heerlijkheid waarmee ik hem de eerste keer had gezien. We spraken geen van beiden. De lichtbol lichtte op op de heuveltop naast ons, het geheel bedekkend met een uitstraling waar ik bijna bang voor was om door omgeven te worden. Myhanene gebaarde me te blijven staan kijken terwijl hij degene ging begroeten die de leiding gaf aan de stralende heerschaar die om ons heen stond.
Ik was alleen te midden van die hemelse wezens. De laagsten in rang waren gelijk aan degene die mij net had verlaten. Ik kon dit goed zien aan hun kleur en helderheid, want ik was daar inmiddels voldoende vertrouwd mee om dat te bepalen. Maar wie en wat was de status van hun leider? Men hoefde me niet te vertellen dat hij groter en machtiger was dan wie dan ook die ik tot nu toe was tegengekomen. De hulde die mijn vriend aan hem gaf, toonde dit op zich al aan. Maar het was ook duidelijk door de diadeem van heerlijkheid die hij als een onderscheidend insigne droeg, toegevoegd aan zijn individuele helderheid, die al de anderen overtrof. In zijn hand droeg hij een grote kristallen bol, die me herinnerde aan het heldere maar kleine juweel dat ik de duif had zien dragen bij de Magnetiserende Koorzang. Terwijl ik ernaar keek leek het zelfs van de afstand waarop ik stond, te gloeien en kloppen met een energie die ik niet kon omschrijven. Als leven zichtbaar zou zijn, zou ik het leven hebben genoemd. Misschien was het heiligheid, misschien liefde, misschien alle drie gecombineerd, maar het doordrong de atmosfeer dusdanig dat ik moeite had om mijn positie te behouden.
Ik kan die engelenleider met geen woorden beschrijven, en het is beter om dat niet te proberen. Maar zelfs al was ik vol van ontzag waarmee zijn aanwezigheid mij inspireerde, ik werd slachtoffer van de gewoonte die ik heb aangenomen om te vragen naar het hoe en waarom van alles. Ik merkte dat ik het probleem probeerde op te lossen, gegeven dat de eeuwige vooruitgang van de ziel de wet was en dat elke engel in de hemel ooit een mens was geweest: hoe lang zou het voor iemand in mijn positie duren voor ik het punt zou kunnen bereiken waarop hij stond? Maar ik gaf het op, en riep mezelf tot de orde om te kijken naar wat er op dit moment gebeurde.
Hij nam zijn plaats in op een soort natuurlijk platform, net onder me op de heuvel, terwijl zijn dienaren zich rond en achter hem schaarden als een hofhouding in de aanwezigheid van een koning. Ik verwachtte dat hij de gemeente toe zou spreken, en vroeg me meteen af hoe een lezing, toespraak of preek in de hemel zou zijn. Maar er werd geen woord gesproken. De ervaring was eerder omgekeerd, want terwijl hij daar stond, zijn ogen langzaam glijdend over de grote menigte, voelde ik de onuitsprekelijke vreugde van het luisteren naar die grote openbaring, stilte in de hemel,[93] die een hoofdstuk vormt in dat geheimenis der godsvrucht[94] die niet vertolkt kan worden in taal. In de tempel van heiligheid, die niet gebouwd is met handen en die eeuwig is in de hemelen, is er een heiligdom van stilte, waarin, ongeacht hoeveel mensen ook binnenkomen, zij geen geluidstrillingen teweeg kunnen brengen. De eeuwige stilte blijft voor altijd onverbroken.
Hier buigt de ziel zich in aanbidding, en in antwoord op het gebed van vervolmaakt geloof luistert hij naar de stem van de Eeuwige Vader, die Zichzelf openbaart zonder ook maar het kleinste wolkje. Hier worden de ogen geopend en voor het eerst zien de reinen van hart God[95]. In een soortgelijke aanbidding boog deze gemeente, en ik boog met hen mee. Waren zij allen in dat heiligdom van stilte? In geen geval. Ik begreep dat toen nog niet, maar de grote meerderheid van ons stond vanaf de drempel te luisteren naar de voortdurende en diepe vrede die erin heerste, maar we hoorden de stem van de Vader niet spreken. Dit was de test, de maatstaf volgens welke de te bevorderen zielen werden gemeten die straks zichtbaar zouden worden aangenomen.
De stilte eindigde met een spontane en universele diepe inademing van dankbaarheid, als een vurig Amen, dat niet kon worden opgesloten in de ziel. Ik voelde – voelde helemaal – dat er in die rust een grote mysterieuze oplading had plaatsgevonden. Dat sommigen weer over waren gegaan. Niet vanuit de dood, maar van leven naar een overvloediger leven. Maar hoe of wie er op die manier waren overgegaan van heerlijkheid naar heerlijkheid wisten alleen zij die de stem hadden gehoord.
We werden niet lang in spanning gehouden. Amper was het geluid van Amen weggestorven, of de engelenleider stapte naar voren naar de rand van het platform, en liet zijn kristallen bol op de lucht zweven. De bol breidde zich uit over het centrum van de menigte, en, zichzelf uitstrekkend als een wolk van licht, daalde hij zachtjes af naar de aanbidders. De mysterieuze laag werd z dun, dat hij bijna volledig uit het zicht verdwenen was, maar zijn welriekende parfum, veel zoeter dan alle bloemen, kon men ruiken en ik wist dat, hoewel deze laag onzichtbaar was, hij een missie had waar ik getuige van was. Hij bereikte zijn doel, viel als zegenende dauw op allen, maar sommigen – velen – werden veranderd door zijn invloed tot zowel wij als zij in niet mis te verstane taal hun titel duidelijk naar voren konden zien komen.
Op dit moment daalde een ander gezelschap van onsterfelijken af van de heuvels aan mijn rechterhand naar de vlakte, die een welkomstgezang zongen voor de vrienden die ze gingen begeleiden naar hun nieuwe thuis. Dit lied werd beantwoord door een jubelzang door de gemeente, tijdens welke de uitverkorenen opstegen en werden vergezeld door het koor van boven.
Het festival was voorbij.
Nadat de bezoekers, die ik enkel kan beschrijven als komend van het heuvelland en verder, zich hadden teruggetrokken, omhelsden en feliciteerden de achterblijvers op de vlakte elkaar, in plaats van uitdrukking te geven aan nutteloze teleurstelling en verschil van mening met de gedane selectie, zoals zo algemeen gebruikelijk is op aarde. Zij verheugden zich dat zij hadden mogen genieten van de vreugde waar ik getuige van was geweest. Ik sprak met geen van hen, hoewel velen af en toe vlak langs me kwamen, want ik had een innerlijk besef dat, hoewel ik bij hen was, ik mezelf niet als n van hen kon beschouwen. Ik was in werkelijkheid slechts een soort bezoeker aan wie de ongebruikelijke gunst was verleend kennis te mogen maken met de vele fasen van het hemelse leven. Want ondanks dat ik een inwoner van de onsterfelijkheid was, wist ik totaal niet wat mijn status en positie zouden zijn als mijn gratis rondleiding voorbij zou zijn. Ik begreep in elk geval uit wat ik zag en hoorde, dat de grote meerderheid van de mensen, als ze al niet waren overgegaan, voordeel hadden gehad en waren verheven door dit feest van stilte. Elke ziel was dichter bij God gekomen, en was verder voorbereid voor de verandering die uiteindelijk iedereen zal ondergaan. Als ze het vereiste niveau nog niet bereikt hadden, dan waren ze er wel dichter naartoe gegroeid. Als ze in het heiligdom van de stilte de stem van de Almachtige niet hadden gehoord, dan hadden ze tenminste geluisterd naar de ontzagwekkende stilte die voorafgaat aan geluid. Daarom waren zij sterker, heiliger, gelukkiger, vanwege de ervaring die ze hadden gedeeld. Ze keerden naar huis terug, vervuld met een hoop waarin geen ruimte was voor teleurstelling.
Toen Myhanene bij me terug kwam na zijn vrienden gedag te hebben gezegd, begon ik de grote hoeveelheid vragen te stellen die de gebeurtenissen hadden opgeroepen.
Wie was de engelenleider van dat lichtgevende gezelschap? vroeg ik.
– Zijn naam is Omra, antwoordde hij, en ik denk dat dat alles is wat je momenteel van hem kunt begrijpen. Als ik zijn rang, status en plichten zou proberen uit te leggen, dan zou ik alleen maar in raadselen spreken, dus ik ben bang dat je nu even met alleen zijn naam tevreden moet zijn.
Zijn de vrienden die waren bevorderd, ik kan even geen ander woord vinden om uit te drukken wat ik bedoel, met hem mee gegaan?
– Nee, ze zijn naar de nabijheid van het huis van onze zuster, de dichteres gegaan, waar ik jou vond.
Ik zou graag willen weten, als dat mag: waar woont Omra?
– Die plaats zul je alleen door het zelf te zien kunnen bevatten, en ik weet niet zeker of ik in staat ben om je voldoende kracht te geven om zelfs maar een verre glimp op te vangen van zijn huis. Je hebt de macht van zijn heerlijkheid gezien terwijl deze is getemperd om in de omgeving van dit festival te passen, maar de helderheid van zijn status is de aangeboren zuiverheid die uitstraalt van de heiligheid die bij hen hoort die veel dichter bij God verblijven. Hoewel ik niet kan hopen dat je in staat zult zijn om zijn huis te zien, kan ik wel proberen de grootsheid ervan aan te geven. Dat zou weer een openbaring kunnen zijn om je ambities te stimuleren en je te voorzien van voedsel voor stapsgewijze bespiegeling.
Mijn ziel dorst naar die kennis, antwoordde ik, maar ik heb al zoveel gezien dat ik bang ben niets meer op te kunnen nemen. Jij weet echter wat het beste is, en ik neem genoegen met de beslissing die jij neemt.
– Kom dan maar met me mee, want elke beker in de hemel is tot aan de rand toe gevuld. Je herinnert je vast wel de belofte van Christus: wie heeft, aan hem zal gegeven worden,[97] ja zelfs een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat[98]. Je hoeft ook niet bang te zijn dat iets verloren gaat, want wat overstroomt kan niet verloren gaan. Je kan het misschien niet meteen in je geheugen oproepen, maar zodra het nodig is, zal het weer opkomen. Kom maar, en neem op wat je bevatten kunt langs het pad van je toekomstige ontwikkeling.
Ik moet bekennen dat ik zowel bang als blij was zijn beslissing te horen. Ik verlangde ernaar de heerlijkheid te aanschouwen die geopenbaard zou worden, maar ik was me bewust van mijn eigen zwakte en onvermogen terwijl hij erover sprak, en ik vroeg me af wat het effect zou zijn als het zover was. Maar ik had het volste vertrouwen in mijn gids en een innerlijke zekerheid dat ik niet gewond kon raken, dus met nerveus vertrouwen nam ik zijn uitgestoken hand aan en we gingen op pad op onze nieuwe reis.
Ik werd me in toenemende mate bewust dat hoe langer ik met deze vrienden omging, des te meer ik hopeloos achter liep met de vragen die door hun aanwezigheid werden oproepen. Dus hoewel de taferelen waar we langs kwamen meer dan voldoende mijn vermogen tot bewondering en observatie aanspraken, was mijn dorst naar informatie nog groter, en ik begon al snel nog meer gebruik te maken van zijn vrijgevigheid.
In mijn gesprek met onze zuster, zei ik, leek ze uitdrukking te geven aan meningen die aanzienlijk verschilden van de meningen die ik anderen heb horen uiten. Was mijn conclusie correct, of denk je dat ik haar verkeerd begreep?
– Je hebt het goed gezien, antwoordde hij. We verschillen op sommige punten inderdaad van mening.
Hoe kan dat? Ik verwachtte dat dat soort verdeeldheid hier zou ophouden.
– Mijn broeder, er is een enorm verschil tussen verschillen van mening en verdeeldheid. Ik weet dat op aarde verschillen van mening vaak leiden tot heel pijnlijke afsplitsingen, maar dat is hier niet het geval, want we hebben geleerd dat de waarheid ons vrij maakt.[99] Daar beneden wordt in de praktijk als hoofdbeginsel aangehouden dat de geoloog een dogma op precies dezelfde waarde en schatting moet beoordelen als de theoloog, of anders wordt hij beschouwd als een athest die niet tot het gezelschap van de gelovigen behoort. Dezelfde regel wordt meer of minder stringent toegepast bij elke andere tak van wetenschap. Hoe absurd. Heeft dezelfde God Die de pen inspireerde niet ook de rotsen genspireerd? Heeft Hij alleen inkt aan de hele openbaring gegeven, en de rest van de chemie blanco gelaten? Was Zijn testament geheel nagelaten aan de drukpers, en zijn de andere fabrikanten in armoede achter gelaten? Waren de grenzen van Zijn liefde overgelaten aan het onderscheidingsvermogen van een boekbinder, en werd de artistieke wereld genegeerd? Heeft de Onbegrensbare en Oneindige zich onderworpen aan de inlijving door een joods volk, en niets voor de astronomie achtergelaten om te lezen?
Zoals het met de macrokosmos gaat, zul je ook merken dat de microkosmos ervoor zorgt de natuurlijke harmonie te produceren waarvoor hij ontworpen is. We weten inmiddels dat geen mens de hele waarheid kan bevatten, laat staan monopoliseren, maar iedere geest neemt de stukjes in zich op die bij hem passen. Langzamerhand wordt het geheel van deze gedachten verzameld zoals een bloemist zijn bloemen in een fraai boeket schikt. Elke individuele geest zal dan zijn natuurlijke kleur en tint bijdragen, en het geheel zal de volmaakte harmonie van het volledige accoord van de waarheid scheppen en voortbrengen. In overeenstemming hiermee zul je ontdekken dat er nog steeds een verscheidenheid van meningen over minder belangrijke zaken bestaan, bijvoorbeeld voorkeuren voor bepaalde gedachtengangen die worden bepaald door de toestand van de verschillende personen. Maar je zult nooit iemand tegenkomen die blauw roze noemt, of zwart oranje.
Er was geen ruimte, noch was ik in de stemming om te discussiren over mijn vragen waar hij zo eenvoudig een uitspraak over deed. Ik verzamelde ze vooralsnog, met de bedoeling om er later nog eens over na te denken. Wanneer zich later een geschikte gelegenheid voor zou doen, kon ik er altijd nog over discussiren, mocht dat dan nog nodig zijn. Er was nog een andere reden waarom ik ons gesprek op dit moment niet kon voortzetten. Ik was me al een tijdje bewust, terwijl ik met grote aandacht luisterde naar mijn vriend, dat bij het voortsnellen de atmosfeer lichter werd, tot ik, toen hij klaar was, ontdekte dat ik volledig mijn spraakvermogen was kwijtgeraakt. Ik was overweldigd door vreemde en ondefinieerbare gevoelens. Niet onprettig, in tegendeel. Ik was in de greep van een stimulerend, onweerstaanbaar geluk, dat me versterkte en voort droeg met een toenemende energie die me overweldigde en tot zwijgen bracht. Het gevoel van gewicht, angst, twijfel – alles, behalve een onuitsprekelijke vreugde, had me verlaten.
Ik keek naar mijn metgezel en besefte dat die stimulerende en stuwende kracht om op te stijgen het gevolg was van de inspanningen van Myhanene. Maar ik werd me meteen bewust dat zelfs hij beperkt werd in dit opzicht. Er was even een waarneembare aarzeling in onze vlucht, maar hij sloeg zijn arm om me heen en trok me zo dicht tegen zich aan dat ik bestraald werd met zijn eigen helderheid, die door me heen trilde, weerstand biedend aan alle zwakheid. Toen, door een enkele inspanning van zijn wil, droeg hij me in een flits door de tussenliggende ruimte, en stapten we op de piek van een azuurblauw getinte hemelse berg. Hoe ver we door die wilsflits reisden zal ik misschien nooit weten. Ik had me voorheen zo verwonderd over de snelheid waarmee Myhanene kan reizen en de manier waarop hij het huis van de Assyrir had bezocht. Nu had ik er een prachtig voorbeeld van gekregen en begreep ik dit beter.
De hemel lag voor mij uitgestrekt. Ik kan geen ander woord vinden om zelfs maar een ruw idee van het tafereel te schetsen – haar zuiverheid, haar schoonheid, en haar vrede. Alles wat ik hiervoor had gezien, schrompelde vergeleken hiermee ineen tot volledig onbetekenend. Vanaf onze voeten strekte een machtige vlakte zich uit tot in de verte, badend in een zacht, onveranderlijk licht, zoals de glans die een parel omgeeft en haar laat blozen in al haar bescheiden schoonheid. In de verte, zo ver als we konden zien, rezen bergketen na bergketen en rij na rij de hemelse bergen op – net zo helder, duidelijk en levendig als de voorgrond. Talloze heuvels met eveneens talloze terrassen erop uitgespreid. Terrassen die zo groot waren als plateaus, elk met elkaar wedijverend met hun villas, parken en bloemen, als modellen van engelensteden die in goddelijke galerien staan, alle bekleed met de glimlach van God. Elk terras baadde in zijn eigen onderscheidende glorie, en de schittering nam toe naarmate ze hoger lagen. De aanblik gaf me de indruk van een grote hemelse trap die leidde naar de troonzaal van de Oneindige. Aan elk uiteinde van die traptreden stegen, als om het evenwicht te bewaren en het ontwerp van de hemelse architectuur te voltooien, de pieken op van elkaar kruisende bergketens als vorstelijke wachters, badend in atmosferische tinten, bij hun klim veranderend naar een doorschijnende heerlijkheid waar onbezoedelde kristallen zuilen de achtergrond van het beeld vormden. Zij droegen op hun schouders een constructie die fonkelde en flitste als een diamant die het licht van een eeuwige zon reflecteert.
Myhanene gaf me de tijd om gefascineerd dit extatische tafereel in me op te nemen. Toen richtte hij mijn aandacht op dat onbeschrijfelijk prachtige huis in de verte, en zei hij eenvoudig:
– Dat is Omras huis.
Maar, zo vertelde hij mij, dit was nog niet de hemel waar ik zo verrukt naar keek. Het was slechts de tussenhemel, of de verbinding tussen een lagere en een hogere toestand van de ontwikkeling van de ziel. Mijn vriend was die bijna onbegrensde vlakte overgestoken, waarop zijn eigen huis vlak vooraan stond, had de goddelijke trap beklommen, en stond met Omra, waar ik nu ook stond. Hier vandaan keken we uit over nog heerlijker taferelen die weer verder lagen. Omra had nog mooiere taferelen aanschouwd, maar hoeveel er tussen dat punt en God liggen kan ik nog niet weten. Elke ziel moet al deze opeenvolgende heilige galerijen beklimmen, voordat hij tevreden kan zijn en Hem kan zien zoals Hij is.
Myhanene zou me nu nog verder hebben gedragen om zijn eigen huis te laten zien, maar zulk een verbijsterende grootsheid overweldigde mijn begrip, en ik bad hem om me terug te brengen.
Zelfs de kleinste belevenis in dit leven is leerzaam. Wanneer iemand de gelegenheid heeft om zich terug te trekken om te mediteren over de kennis die hij heeft opgedaan, dan wordt hij overmand door de grote hoeveelheid informatie die zich hier van nature uit een enkel voorval kan ontwikkelen. Alles getuigt eensgezind van die ene grote wet waardoor dit leven wordt bestuurd, zelfs al lijken de losse onderdelen geen verband met elkaar te houden.
U zult zich herinneren dat n van de eerste incidenten die mijn aandacht trokken na mijn aankomst, de poging was van die arme vrouw om de wegen op te gaan waar ze niet geschikt voor was. Eusimos legde de theorie van de wet uit die op haar inwerkte en die verhinderde dat ze haar verlangen uitvoerde. Cushna liet me dit later zien met het geval van Marie. En nu gaf Myhanene me er een praktisch voorbeeld van door middel van mijzelf in relatie tot de betoverende scne die zich voor me bevond: Er was geen externe macht aanwezig die voorkwam dat ik deze verblijfplaatsen van rust kon bereiken: de weg was open, en ik was er zeker van dat ik welkom zou worden geheten als ik hun deuren kon bereiken. Maar dat als was voldoende reden om mijn hartsverlangen niet te bevredigen. Ik werd net zo min belemmerd om de levenslucht van die hemelse bergen in te ademen als een Laplander op aarde wordt belemmerd om te genieten van de schoonheid van een tropische zomer. De enige belemmering lag in mijzelf. Mijn huidige ontwikkelingsniveau was nog niet aangepast aan de omgeving, en daarom paste deze niet bij mij. Dus ook al was het in zekere zin een hemel voor Myhanene en zijn vrienden, ik was overweldigd, om niet te zeggen dat ik me ongemakkelijk voelde, en wilde graag weg.
Terwijl ik op die hoogte stond, met de arm van mijn metgezel nog om me heen, leerde ik n lieflijke les vollediger dan ik ooit had verwacht: de tedere genegenheid en nederigheid waarmee die hogere, heiligere karakters aan de zwakkeren bijstand verlenen. Welke mogelijkheden en middelen hebben zij tot hun beschikking! Hoe graag en bescheiden, zonder enige opdringerigheid, stimuleren en bemoedigen zij ons hiermee om alles in het werk te stellen om alle verdere mogelijke ontwikkelingen en bijbehorende voordelen te bereiken! Hun liefde trekt onze ziel aan als een krachtige magneet, en we voelen ons, tenzij we de Goddelijke invloed moedwillig verwerpen en loslaten, het hof gemaakt en opgetild, bijna in weerwil van onszelf, met voortdurende wedergeboorten van toenemende heiligheid. Ze kennen geen betutteling, doen geen poging je je schuldig of verplicht te laten voelen door de dienst die ze zo graag verlenen, maar in tegendeel: Ze vervullen hun missie alsof ze een dienst voor zichzelf vragen. Wat ze ook gedaan mogen hebben, ze hebben een voortreffelijk vermogen om je het gevoel te geven – ongeacht hoe groot je genot was – dat veruit het grootste geluk henzelf ten deel is gevallen.
Waarom toonde Eusimos me dat panorama van dat landschap, of bereidde Cushna me de vreugde getuige te zijn van de Koorzang? Waarom zou Siamedes me instrueren met betrekking tot de aard en toestand van de slapenden, of zou Myhanene me naar de heerlijkheden dragen waarin hij woont? Ik had geen aanspraak op hen en was niet in staat om ze ten minste enige vergoeding te geven. Er was slechts n motief, n reden: liefde, die grootste stimulans die haar onbetwiste scepter zwaait door het gehele domein van de onsterfelijkheid! Ik wist het, voelde het. Het enige verlangen dat allen bewoog waarmee ik in contact was gebracht, was om te voorkomen dat ik in het begin van mijn nieuwe leven, t zeer tevreden zou raken met de situatie waarin ik mij zou bevinden, wat deze ook zou mogen zijn. Activiteit is de natuurlijke erfenis van de ziel, uitblinken zijn motto en heiligheid zijn doel. Bijgevolg streefden ze er gezamenlijk naar om een groot verlangen in me op te wekken om te streven naar de idealen die altijd verder liggen, en om te beseffen dat de mens pas met recht tevreden kan zijn, wanneer hij gaat beseffen dat hij de gelijkenis van God heeft bereikt[100].
Ja! Ik had die les geleerd, en terwijl ik me vergaapte aan dat landschap, besefte ik dat zij hoe dan ook in mijn geval niet in hun doel zouden worden teleurgesteld. De wens om in staat te zijn over deze velden van heldere heerlijkheid te kunnen zweven die het huis vormden van mijn vrienden en toch nog zo ver van mij vandaan, was in mij geboren. Ik besloot dat ik mijn hoop niet zou laten verpletteren of dwarsbomen door welk voorwerp of welke plicht ook die een belemmering zou kunnen vormen, maar dat ik door zou zetten tot ik naar dit doel van mijn eerste verlangen in de hemel was opgeklommen. Myhanene voorspelde dat dit uitzicht mijn ambities in vuur en vlam zou zetten om dit te bereiken, en hij had gelijk. Deze verlangens gloeiden vurig, en ik wilde graag mijn huidige thuis vinden, zodat ik zou weten wat mijn vertrekpunt was om te beginnen met deze verbazingwekkende klimtocht. Ik wist niet waar het was en had er tot nu toe niet meer dan een terloopse gedachte aan gewijd, maar ik verlangde nu om er te komen. Waar het ook was, het zou niet meer kunnen zijn dan de rustplaats voor een vreemdeling. Ongeacht de genoegens die er zouden zijn, ik had andere genoegens gezien waarnaar mijn ziel zou smachten, zoals een hinde smacht naar stromend water[101]. Ongeacht hoeveel schoonheid er zou zijn, ik had grotere schoonheid aanschouwd, en de herinnering daaraan kon niet worden uitgewist. Ik zou nooit tevreden achterover kunnen leunen, tot ik haar de mijne zou mogen noemen.
Toen drong de vraag zich onwillekeurig op: Zal ik dan tevreden zijn? maar voordat deze vraag elke keer op zou komen als ik zou proberen hem te beantwoorden, onderdrukte ik hem en besloot mijn eerste ideaal en doel hier te houden. Echter, terwijl ik tot deze conclusie kwam, voelde ik me bijna ontmoedigd door de gedachte aan de mogelijk oneindige afstand die tussen mij en het gebied van mijn verlangen zou kunnen liggen. Myhanene had het meteen in de gaten, en hoewel hij niets zei voelde ik een gedachte die van hem uitging die een andere droom-openbaring voor me opende en die meer invloed en troost bevatte dan woorden konden geven.
Er is slechts n manier voor de hele mensheid om op pelgrimsreis te zijn naar God. Er was geknoeid in de aardse fasen, en ze waren moeilijk te traceren, maar vanaf de plek waar ik stond was de weg duidelijk en onmiskenbaar. Het was de weg die Recht werd genoemd, die door God Zelf was ontworpen en Zijn stempel en zegel droeg, zoals we ook zien in de Natuur. Op dit punt werd de Natuur voor mij de vertolker van genade, en mijn ziel dreef mee met haar stroom naar de oceaan van een andere openbaring. Welk mens kan met een horloge in zijn hand staan, en zeggen: De dag is dood, de nacht is geboren? Wie kan de seizoenen accuraat verdelen terwijl ze komen en gaan? Wie is geleerd genoeg om de grens van de slaap vast te leggen? De vroege vorst van de winter zit als een sandwich tussen de gouden dagen van de herfst, en de lente vlecht haar zonneschijn in ijzige windvlagen. Het daglicht komt terug met prikkelende stootjes, stiekem een stukje van de wang van de nacht stelend[102]. De bladeren openen zich zo heimelijk, dat ook al staan we er aandachtig op te letten, we zouden zeggen: Nee, ze openen nog niet of ja, toch wel.
In de Natuur zijn er geen sprongen of grenzen, geen doodlopende straten of kloven of scherpe scheidingen in haar grote wet van vooruitgang. De juiste volgorde is ontplooiing van binnenuit, gestimuleerd door de toediening van de bijpassende voeding van buitenaf. Dezelfde ontwikkeling is ook waarneembaar in de levensstadia, voor zover de stervelingen hier weet van hebben. Wie is geleerd genoeg om het moment van ontstaan te ontdekken, of het tijdstip te kunnen bepalen van het vertrek van een ziel? Wie kan zeggen wanneer onbewust zijn overgaat in bewustzijn, of wanneer het instinct van de baby ruimte geeft aan intelligentie? Wie kan bepalen wanneer verantwoordelijkheid wordt gedragen, of wie kan een lijn trekken tussen de kindertijd en de jeugd? Zo kunnen de parallellen tussen de natuur en de ziel worden voortgezet. Maar genoeg! Als dezelfde wet duidelijk is vanaf het begin, en blijft gelden zover als de mens het kan nagaan, met welk recht gaan we er dan vanuit dat het in de toekomst, buiten ons zicht, anders zal gaan? Gegeven dat God dezelfde is als Schepper en als Bewaarder, als Leidsman en als Voleindiger, en Hij onveranderlijk is, waarom zal dan niet dezelfde Onveranderlijke wet gelden?
Deze gedachte troostte me en gaf me kracht en vrede. De afstand tussen mij en mijn ideaal was ongetwijfeld groot. Maar ik zou mijn doel kunnen bereiken via een natuurlijk proces waarvan ik de duur voor een belangrijk deel in mijn eigen handen had. God maakt geen onderscheid tussen mensen.4 Er is geen koninklijke weg of een sluiproute die is voorbehouden aan een paar uitverkorenen, maar er is En Weg, die de weg, de waarheid en het leven[103] is, en hij die probeert een andere weg te bewandelen, wordt verworpen als een dief of een rover[104]. Nee, nee. De moordenaar met zijn rode handen zal noch door een met de lippen beleden noch door het hart gedane belijdenis in n sprong vanaf het schavot springen – onkundig, nog steeds bevend en met lippen waarvan de laatste uitingen van godslastering amper zijn weggestorven – naar de aanwezigheid van God, Die te rein van ogen is () en het onrecht niet kan aanschouwen.[105]
Verlossing biedt geen garantie voor een plotselinge overgang van losbandigheid naar de in het wit geklede menigte, van de schunnige losbandige grap naar het zingen van het lied van Mozes en het Lam[106]. Verlossing betekent begenadigd in de Geliefde,[107] als de boetvaardige verloren zoon vastberaden opstaat en naar zijn Vader gaat. Als hij uit het verre land de pelgrimsreis naar zijn thuisland heeft ondernomen: voorbij het kruis waar hij de beloften ontvangt, en het geloof krijgt dat de grondslag is voor alles waarop we hopen.[108] Het betekent aangenomen te worden in de familie van heiligen en in het gezelschap van Christus te komen, die hem nooit meer zal verlaten. Hij zal worden geleid van heerlijkheid naar heerlijkheid in elke volgende fase dat zijn ziel de zuiverheid en heiligheid ontdekt, die hem uiteindelijk in staat zullen stellen om:
Te verblijven in het eeuwige Licht
Door de eeuwige Liefde.
Mijn metgezel stond niet bepaald te popelen om mijn bezoek te beindigen, ook al stelde ik dat voor. Hij was hier gelukkig, z gelukkig. Dit was zijn thuis, en op de momenten dat mijn eigen mijmeringen en overwegingen mij niet volledig in beslag namen, was ik me bewust van de intensiteit van zijn vurige wens dat dit ook mijn thuis zou zijn. Maar het kon op dit moment nog niet zo zijn. Hij liet me dus nog even de tijd om ernaar te kijken tot ik het enthousiasme sterk in me voelde, waardoor ik dit heel spoedig wilde, en wel zo snel als mijn vermogens aan de vereisten zullen kunnen voldoen. Een zachte druk van zijn arm gaf aan dat hij bereid was weer te gaan, en ik keerde me af.
Hoe lang ben ik hier, in dit leven? vroeg ik, toen ik weer kon praten.
– Een paar weken, volgens de berekeningen van de aarde, antwoordde hij. Hoezo, ben je moe?
Nee, ik zal nooit meer moe zijn, dat voel ik! Maar ik heb zoveel geleerd en ben zo genteresseerd dat ik geen moment aan de tijd gedacht heb.
– Waarom heb je zoveel geleerd? vroeg hij.
Ik geloof dat jij dat beter weet dan ik, antwoordde ik.
– Het komt doordat je zoveel gevraagd hebt. Je aardse leven was n lange vragenlijst. Niet zozeer voor je medemensen, want die begrepen je niet en konden je daarom ook geen antwoorden geven. Maar je vragen waren aan jezelf en aan ons gericht. Nu vind je langzamerhand een paar van de antwoorden, door het weinige dat we op het moment voor je konden doen. Maar, denk eraan, we zijn maar net begonnen, en we zullen er graag zo snel mogelijk mee doorgaan. Ondertussen zal ik je naar je huis brengen, waar je je ervaringen die je tot nu toe hebt opgedaan kunt overpeinzen. Daar zul je een beetje kunnen rusten en de invloeden van het lichaam kwijtraken die nog steeds aan je kleven, en die je zouden verhinderen te genieten van de overige openbaringen die op je wachten.
Thuis, herhaalde ik nadenkend. Had je mijn wens dan gehoord, toen ik op de heuvel stond? Ik ben zo genteresseerd in alles dat ik er nog niet aan gedacht had, tot ik naar jouw huis keek, waardoor ik me afvroeg hoe groot de afstand was die tussen die twee lag. Was mijn gedachte een voorgevoel van wat er komen gaat?
– Misschien wel, antwoordde hij. Kom maar kijken.
Onze weg liep door een opeenvolging van schilderachtige bossen, afgewisseld met lieflijke valleien en open vlakten, waar we slechts weinig mensen tegenkwamen. Zodoende kon onze uitwisseling over vele onderwerpen ongestoord plaatsvinden, maar ik zal u met de inhoud ervan niet vermoeien. Ik heb boekdelen met nog grootsere ervaringen te delen, en als deze inspanning zijn doel zou bereiken zoals ik in de voorgaande paginas heb uitgedrukt, zal ik terugkomen en mijn aangename taak vervolgen. Terwijl we verder liepen, zag ik af en toe de heldere gedachtenflits van mijn metgezel naar voren wegsnellen, en telkens kwam er een antwoord terug, dat me zei dat terwijl hij me onderrichtte, hij ook nog met een verre vriend aan het praten was. Ik was toen nog niet in staat dergelijke correspondentie te lezen, en wist daarom absoluut niet waar het over ging. Maar wat het ook mocht zijn, het maakte me slechts eventjes nieuwsgierig, omdat het nieuw was. Ik was volledig geconcentreerd op de onderwerpen waarover wij spraken.
Terwijl we door een dal gingen, dat vanwege zijn extreme schoonheid mijn bewondering prikkelde en onze uitwisseling beindigde, kwamen we, voor mij onverwachts Cushna, Arvez, en nog een paar vrienden die ik niet kende, tegen. Ze voegden zich bij ons op uitnodiging van Myhanene, aangezien hij duidelijk niet wilde blijven hangen. Kort daarna ontmoetten we Eusimos en een gezelschap van koorleden, die ons verwelkomden met een gezang. Ook zij voegden zich bij ons, en we gingen verder met luisteren naar hun muziek tot we Azena tegenkwamen, in een groot gezelschap van vrouwen, die Myhanene wilden ontmoeten toen ze hoorden dat hij die kant op kwam. Voortdurend kwamen er mensen bij. Velen brachten instrumenten mee, anderen droegen bloemen zoals ik had gezien op het festival, totdat we het middelpunt werden van een lange optocht. Iedereen zong vreugdevol en opgetogen de liederen om mijn metgezel te verwelkomen. Het verbaasde me niet, dat hij hen zo dierbaar was.
We liepen een nauwe vallei binnen, tussen twee heuvelruggen. Aan het uiteinde liepen we een lichte helling op, waarvan de top een uitzicht gaf over een majestueuze stad die boven elke aardse vergelijking uitsteeg. Qua uiterlijk leek het of de stad van roze albast gebouwd was, ontworpen als een regelmatig vierkant. Lanen die in alle windrichtingen liepen, verdeelden de stad in talloze stadsdelen, die door de grote scheidingen makkelijk te onderscheiden waren vanaf de plaats waar we stonden. Ze waren rijkelijk begroeid met weelderig bebladerde bomen.
De gebouwen waren uitbundig versierd, en hoewel ze behoorlijk hoog waren, hadden ze over het algemeen slechts n verdieping en platte daken, waardoor ze zowel tuin als promenade waren. Elk paleis (want dat is de enige enigszins adequate aanduiding) was omgeven door zeer uitgestrekte terreinen. Ze toonden door hun opstelling de gevarieerde smaken en ontwerpen van hun bewoners, en het geheel vormde zon volmaakt harmonisch plaatje, dat Myhanenes ideaal van de ultieme eenheid in verscheidenheid spontaan in me opkwam. Alles, overal, zo ver als het oog reikte, verkondigde rijkdom, luxe en rust. En terwijl ik over het grote gebied van de stad uitkeek, vroeg ik mezelf af of het mogelijk was dat ik mijn huis in een zalige verblijfplaats als deze zou kunnen vinden.
We stonden stil om alles te overzien, en een klokkenspel voegde zijn welkom toe aan de muziek waarmee we waren omgeven. Dit bleek het signaal te zijn voor alle bewoners van de hele stad om hun deur uit en ons tegemoet te komen. En van de eersten was Helen, en vlak na haar kwamen enkelen die ik had gekend in die afschuwelijke krotten en achterbuurten van Londen. Naar sommigen was ik gezonden door die mysterieuze invloed, waarover ik eerder heb gesproken en die ik nooit kon begrijpen. Anderen had ik geholpen door hen voor te lezen, en weer anderen had ik op andere manieren gediend. Met sommigen had ik gesproken en geprobeerd hun twijfels weg te nemen, strevend hun smartelijke situatie te verenigen met het consequent zijn van een liefdevol God. Aan anderen had ik geprobeerd mijn vage ideen over de hemel uit te leggen, of geprobeerd om hun een beetje troost te geven door mijn vage theologie uiteen te zetten. Ik herkende verscheidene mensen die mij herinnerden aan een ooit eens gedane maar daarna vergeten belofte die we elkaar hadden gedaan om elkaar te ontmoeten aan de andere kant van de rivier. Zij kwamen die belofte cht na, maar ikzelf was hier slechts toevallig gekomen.
Ik keek naar deze gezichten, die me alle goed bekend waren, ondanks de geweldige veranderingen die ze hadden ondergaan. Ik had het gevoel dat hun aantal aanzienlijk vermenigvuldigd was. Hoewel ik ieder afzonderlijk goed kende, had ik niet verwacht dat het totale aantal ook maar half zo groot zou zijn. Ze waren niet langer armoedig, zoals toen we van elkaar scheidden, maar ondertussen waren ze op de n of andere manier – en er is eigenlijk maar n manier – veranderd in koningen en koninginnen, priesters en priesteressen van God de Vader, en ik voelde me nu meer dan vereerd om onze vriendschap te mogen hernieuwen.
Toen we elkaar allemaal hadden begroet en gefeliciteerd, zwol de muziek weer aan tot een welkom-thuis-gezang, waar de hele menigte aan mee deed. Op dit moment besefte ik pas dat deze ovatie voor mij bestemd was, en toch kon ik het amper geloven, dus wendde ik me tot Myhanene en vroeg: Is dit echt voor mij?.
– Ja, mijn broeder! antwoordde hij. In deze stad zul je je thuis voor dit moment vinden, en onze vrienden zijn gekomen om je welkom te heten.
Toen begreep ik dat de gedachtenflitsen waar ik nieuwsgierig naar was geweest slechts signalen waren geweest, en dat onze ontmoetingen onderweg met Cushna en de andere vrienden onderdeel waren van een gearrangeerd programma, waarvan ik zonder het te weten het middelpunt was.
De optocht werd opnieuw gevormd, maar dit keer op een veel imposantere schaal. Ik werd naar voren geleid, als de vereerde in een achtenswaardig gezelschap. Myhanene was nog steeds aan mijn zijde, en mijn directere vrienden en bekenden waren om ons heen gegroepeerd. Tranen van vreugde en dankbaarheid waren mijn enige respons op dit zielenroerend welkom dat mij bereid werd. De blijken van genegenheid werden van alle kanten over mij uitgestort. Zelfs de klokken leken met leven bezield te worden, terwijl ze een meelevende felicitatie zongen. Terwijl ik n van de lanen insloeg, kon ik onze leiders het terrein van een paleis op zien lopen, dat z voortreffelijk was ingericht dat het al eerder vanuit de verte mijn aandacht had getrokken. Maar toen ik de ingang bereikte, barstte zijn volledige schoonheid over me uit. Ik bleef verbijsterd staan, om te vragen waar we nu waren. Thuis, was het enige woord dat mijn metgezel als antwoord gaf, en hij leidde me verder, terwijl ik onder invloed was van een extase, zoals een mens soms alleen maar mag ervaren in het dromenrijk.
Bij het naderen van het huis merkte ik dat de gordijnen, die in dit leven de rol van deur vervullen, opzij getrokken waren, om aan te geven dat iedereen welkom was om binnen te komen. De menigte verdeelde zich echter naar rechts en naar links en hun gezang eindigde. Myhanene nam mijn hand en leidde me naar de ingang. Bij het binnentreden zag ik de ruime veranda, die gevuld was met een gezelschap dat misschien wel die engelenmenigte kon zijn die ik pas geleden op dat festival had gezien. De centrale figuur was gekleed in gewaden van licht, hoewel ik hem niet herkende, want mijn ogen waren nog niet gewend naar een dergelijke helderheid te kijken. Ik stopte weer, maar mijn gids, die mijn gedachten raadde, antwoordde: Het is Omra. Er was geen tijd voor meer woorden. We waren bijna bovenaan de trap, en het volgende moment was ik van onuitsprekelijke vreugde vervuld, terwijl hij me omhelsde en uitriep:
– Welkom, onze geliefde, in de naam van onze Vader: geniet van je rust. Hij hief mijn hoofd op en kuste me, terwijl de verzamelden verzuchtten: Amen.
Ik was stil. Wat had ik kunnen zeggen? Wie kon er de geschikte woorden vinden bij een dergelijke belevenis? Omra begreep dit en zorgde ervoor dat ik geen gevoel van onbehagen kreeg over mijn onbeholpenheid.
– Wat veel vrienden heb je bij je, merkte hij monter op. Kijk maar eens om je heen!
Onderaan de trap stonden in een aparte groep al die vrienden uit Londen waar ik over heb gesproken. Hier wees hij me speciaal op, terwijl hij zei:
– Mijn broeder, de Heer heeft beloofd dat zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich.[109] In hen, onze vrienden, kun je de vervulling hiervan zien. Hier kun je de oogst van je levenswerk zien, voor zover het verzameld is. Je ging naar hen toe met zaad dat veel waardevoller was dan je besefte. Hoewel je het met een bevende hand en onzekere kennis verspreidde, zaaide je het uit. Met dit doel (Zijn Woord) heeft God je gezonden, en heb je het volbracht. Nu zijn je dagen in het graanveld voorbij, je werk is gedaan. Je keert terug naar God die je heeft gezonden en de opdracht had gegeven, terwijl je je schoven met je meebrengt. In de naam van Christus die ons heeft verlost, dank ik je voor je dienst van liefde, want in zoverre je deze deed voor hen, deed je ze ook voor Hem.[110]
Ik verzekerde hem tevergeefs dat ik zelf met het weinige dat ik had kunnen doen toch het meest gezegend was geweest. Dat de dienst waarnaar hij verwees de lichtpuntjes waren in een voor het overige buitengewoon ondraaglijk leven. Dat de vreugden die daar van nature uit werden opgebouwd een veel grotere compensatie waren voor elk offer dat het mogelijk had vereist. En hoezeer ik me pijnlijk bewust was van hoeveel ik had verzuimd in vergelijking met het weinige dat ik had bereikt. Hij wist er alles van, zei hij. Er was een verslag van mijn werken vastgelegd, door Iemand die te wijs is om zich te kunnen vergissen met Zijn oordeel. Als ik zou kunnen uitrusten en dat verslag bestuderen, dan kon ik de netto resultaten tot dusverre zien en beter begrijpen wat ik gedaan had. Toen gaf hij mij zijn zegen en vertrok, Myhanene bij me achterlatend om me met mijn huis te laten kennismaken.
Ik zou willen dat ik de woorden kon vinden om zelfs maar een vaag idee van de schoonheid en de volmaaktheid van dat huis te geven. Maar ik zie in dat elke poging hiertoe meteen zal falen. Dus dat moet ik achterwege laten. Maar n ding moet ik wel vertellen, omdat het zo belangrijk is voor hen die nog op aarde leven. Jezus Christus sprak over de vele woningen van Zijn Vaders huis, en Hij zei tot Zijn discipelen: Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.[111] Maar hoe zit het met de inrichting ervan? Daar had ik nooit eerder aan gedacht, tot ik mijn nieuwe woning betrad. Als antwoord kreeg ik weer een nieuwe grootse openbaring. Elk meubelstuk, voorwerp en versiering was heel levendig verbonden met een handeling, een woord, of aspect van mijn aardse leven, alsof het erdoor gemaakt was. Het was een huiveringwekkende waarheid om te ontdekken. Ik wilde dat ik dit eerder geweten had!
En van de kamers bevatte afbeeldingen die verslag deden van waar Omra naar had verwezen. In n oogopslag zag ik dat het resultaat geenszins volmaakt was. Het oorspronkelijke ontwerp dat in elk geval duidelijk zichtbaar was, werd telkens min of meer bedorven door de net zo zichtbare fouten. Daarin kon ik makkelijk de zwakke punten zien waaronder ik nog steeds gebukt ging, en de talloze gebreken die zouden moeten worden verholpen voordat ik dat hogere leven zou kunnen bereiken, wat ik zojuist had mogen zien. Terwijl ik dit verslag bestudeerde, kon ik het werk dat voor me lag aardig inschatten, maar ik was me ook bewust van het feit dat een woning en omgeving als deze, waarin deze taken moeten worden ondernomen, op zichzelf al bijdroegen aan de helft van het succes. En wat voor onschatbare voordelen waren er beschikbaar met de nieuwe en grotere vermogens die ik nu bezat! Van welke vriendschappen mocht ik al genieten, en hoeveel liefdevolle leiding had ik tot mijn beschikking!
Myhanene leidde me naar een deur, waarvan de gordijnen gesloten waren. Ik ging hier bijna naar binnen, want een onzichtbare macht nam bezit van me: een stem vanuit de stilte leek me te roepen, en ik aarzelde om die roep te beantwoorden. Maar mijn gids deed alsof hij hier niets van wist, en vroeg mijn aandacht voor andere dingen. Hij leidde me het dak op, waar vandaan ik een ander uitzicht over de stad had. Dit uitzicht zou binnenkort heel vertrouwd en geliefd voor me zijn vanwege de ervaringen. De lucht en de belangstelling die dit uitzicht opwekten, hielpen me de opwinding te overwinnen die ik had gevoeld bij het voorbijgaan aan die verboden deur, en toen ik heel rustig was geworden, zei mijn metgezel:
Nu is mijn aangename plicht voorlopig even klaar. Kom even met me mee, en daarna zal ik gedag zeggen.
Toen we die deur weer bereikten, wenkte hij met zijn hand zodat ik alleen naar binnen zou gaan, ging naar buiten en vertrok.
Ik wist het nu. In die kamer wachtte iemand op me om me speciaal welkom thuis te heten. Mijn hart had mijn leven lang gehuild om het gemis van haar aanraking door haar verdwenen hand en het geluid van haar stem, en naar haar verlangd. Ze had haar leven opgeofferd terwijl ze mij mijn leven gaf. Haar afwezigheid had me betreurenswaardig ongeschikt gemaakt voor de strijd die ik gedwongen was te strijden. Haar naam had ik heel vaak geroepen in de duisternis van mijn verlatenheid, zonder dat ik een antwoord had ontvangen. Als ze toch maar voor de eerste paar jaar voor mij bespaard was gebleven, zodat mijn herinnering aan haar bij me had kunnen blijven, dan had mijn leven zo heel anders kunnen zijn. In plaats van misantroop was ik dan misschien uitgegroeid tot een man die een manhaftige rol speelde in de vernieuwing van de wereld, en had ik wat werk kunnen doen dat waard is om herinnerd te worden. Maar helaas! De schaduw die ik bij me droeg, kon niet verdreven worden, en de last van zijn duisternis was het kruis dat ik nu eindelijk definitief van mijn schouders kon laten vallen.
Lezer, toen ik in het huis van Siamedes was, stond ik, net als u nu, op de drempel van zon andere ontmoeting. U zult zich herinneren dat ik, toen dat moment aanbrak dat te heilig was voor de ogen van een vreemde om naar te kijken, me afwendde zodat ik de gelegenheid niet zou ontheiligen door mijn aanwezigheid[112]. Nu vraag ik u mij te vergeven als ik u hier achter laat terwijl ik door de gordijnen ga, en ik voor zover ik weet voor het eerst in mijn hele bestaan, dat lang-gezochte gezicht mag aanschouwen. Het gebied aan de andere kant van die lichte grens is voor mij veel te heilig om op dit moment door de voeten van vreemden te laten betreden, het tafereel dat op me wacht is te heilig om aan te bieden voor openbare bezichtiging. Voor mij is de onrustige koorts van de aarde nu voorbij, ik heb veilig mijn weg gevonden, door de goedheid van onze Vader, Door de Nevelen.
Voor dit moment u met liefde vaarwel zeggend, til ik deze zijden plooien van het gordijn op, om mezelf te vinden in de liefhebbende armen van – MIJN MOEDER.
EINDE
aantrekkingskracht, 107, 69
aarde
bezoek, 31
Communicatie voorbeelden, 101–8
eerste bezoek, 97–100
is niet alles, 119
onzichtbaar, 98–99
op zn tijd, 87
alwetendheid, 68, 84
Arvez, 4–5, 123–27, 135, 154
Assyrir. Zie
Siamedes
Azena, 72–76, 83, 85, 86, 154
berouw, 19
Christus, iv, 55, 70, 95, 98, 100, 102, 113, 114, 120,
125, 127, 132, 133, 136, 137, 138, 139, 140, 148, 153, 156, 157, 162, Zie ook Jezus
communicatie, 12–13, 67, 87, 101–3,
133–34
2 Wetten, 107
niet opdringen, 70
compensatie, 53–54, 92–93
Cushna, 39–43, 45–48,
65–70, 74–75, 71–77, 85–87,
95–108, 116–18, 34, 83, 85, 88, 89, 110, 112, 133, 138, 151, 154,
155
dienaar, 134
dirigent
Cushna, 45–48
Omra, 144–48
Siamedes, 48–57
dominee, 127
dood. Zie
overgang, overlijden
Eusimos, 16–35, 36, 39, 44, 138, 151,
154
Evangelie, 132
examentijd. Zie
overgang
Fred, 8, 9, 10, 117, 118
bezoek aan aarde, 87, 97–100
leven op aarde, 1–2, 116, 121
overlijdt, 2–4
Westminster Abdij, 36
gebed
antwoord, 60
daden, 63
verhoord, 63–64
geestelijk versus fysiek, 31, 97–98
geestelijke misvorming, 51–52, 51, 52–53
rassen, 117–20
geleidelijke groei, 152–53, Zie ook hemel
geloof, 128
gerechtigheid, 52–53, 56–57
God is onveranderlijk, 66
harp, 18, 34, 7, 128, 129
hel, 79–83
stadia, 108
straf duurt niet eeuwig, 139, 11–12
straf geneest, 11, 25, 26–27
Helen, 7–13, 14–17, 23, 97, 155
hemel, 18
compensatie, 53–54, 117–20
stadia, 108, 130–31, 134, 136, 152–53
hereniging, 137
hoger getild, 23–24, 34–35, 149–50, 151
identiteit, 131
Jack, 123–27, 135–36, 135
Jezus, 2, 11, 12, 13, 19, 26, 33, 34, 61, 73, 88, 90, 99,
112, 113, 114, 120, 122, 127, 133, 135, 140, 157, 162, Zie ook Christus
Lizzie, 101–3, 104, 107, 109
Marie, 67, 79–83, 75–83, 71, 85,
86, 88, 101, 103, 104, 139, 151
misvattingen, 33
alwetendheid, 68, 84
de hel is niet eeuwig, 11–12
geloof en studie, 20
gezinshereniging, 136
glorie, glorie, 34
God communiceert niet meer, 66
harp, 18
illusies, 97–98
oordeel, 56–57
Troon van Gerechtigheid, 19, 56–57
uitwisseling is duivels, 107
Myhanene, 17, 57–64,
133–57, 33, 65, 66, 67, 71, 93, 94
nevelen, 3–4
dood en slaap, 116
oordeel, 42–43
twee toestanden, 109
Omra, 12–13, 144–48, 149,
150, 156, 157
huis, 147–48, 149–50
onzichtbaar, 98–99
oogst wat je zaait, 19, 104
daden en intentie, 12–13
herstel, 87
jaloezie, 79–83
verantwoordelijkheid, 20
oordeel, 19, 109
overgang, 2–4, 12–13, 42–43,
143–46, 147, 135
een madelief wordt geen roos, 18
examen, 143–46, 147
Marie, 79–83
niet merkbaar, 79–83
stadia, 108, 134
twee toestanden, 109
overlijden
fysiek vs. psychisch, 117–20
overgang, 79–83
verdriet, 101–3
ras, 46, 117–20
in de Bijbel, 33
nationaliteiten, 32
rechtvaardigheid, 118–19
religie, 125
Siamedes, 48–57, 89–95, 59, 63, 64, 65,
97, 103, 151
slaap
compensatie, 116
twee toestanden, 109
vermoeidheid, 41
versus dood, 111
soort zoekt soort, 69, 107
stadia. Zie hemel,
overgang
sterven. Zie
overgang, overlijden
troost, 125
tweelingzielen, 136
verdriet, 15, 101–3
verschil van mening, 148–49
vrije wil, 15, 107, 138
WestminsterAbdij, 36
wetten
onzichtbaarheid, 98–99
vrije wil en aantrekkingskracht, 107
Woord, het, 20, 26, 57, 61, 132, 140
Arvez – De engelenbewaarder die Fred als
eerste ontmoet, en die de kleine meeneemt (zie hoofdstuk 1). Zijn naam wordt
pas bekend in hoofdstuk 16 (Arvez en Jack). Hij neemt dan ook Jack mee, die
binnenkort zal overlijden, om hem vast bekend te maken met de dichteres die hem
zal begeleiden en instrueren als het zover is.
Azena – De begeleidster van Marie
Cushna – Van oorsprong een heel oude Egyptenaar.
De begeleider van Fred, tevens genezer, die hem ophaalde, in opdracht van Myhanene na Freds laatste slaap, toen
hij uitrustte in het park van het rusthuis. Hij is tevens dirigent van het koor
dat de inleiding zong, in hoofdstuk 6.
Eilele – De dichteres uit hoofdstuk 17,
dochter van een dominee die zijn geloof koesterde alsof het een goddelijke
zijden draad was, met als doel de pelgrims naar hun huis te leiden.
Eusimos – De Griekse begeleider, die Fred als eerste opving en door de
nevelen bracht. Zie hoofdstuk 3 en 4.
Fred – De verteller. In het volgende boek
(Het Elysische Leven) zal hij de naam Aphraar krijgen.
Helen – Het 15-jarige meisje, die al jong
haar broertjes en zusjes moest verzorgen en toen stierf. Fred en zij hadden
elkaar eigenlijk amper gekend, maar zij wilde hem als eerste ontmoeten, omdat
Fred heel veel voor haar betekend had. Zie hoofdstuk 2 en 21.
Jack – Kreupele Jack, n van de dakloze
straatjongens. Zie hoofdstuk 16 en 17.
Jemmy – Een oude vriend van Fred, voormalig
slaaf. Hoofdstuk 15.
Lizzie – Een vrouw die is overleden, en die
wordt tegengehouden in haar ontwikkeling door het verdriet van haar zus Sarah
(hoofdstuk 13.)
Marie – De vrouw die in haar aardse leven
afgrijselijk jaloers was en daarnaar leefde, en daar nu na 20 jaar lijden
bovenop begint te komen. Zie hoofdstuk 9.
Myhanene – Een heerser en leraar tussen de
volgende sfeer en de huidige sfeer, die eruit ziet of hij een jaar of 20 oud
is. Hij is als kind al overgegaan naar het hiernamaals (zie hoofdstuk 17, het
verhaal van de dichteres), en bezit nog steeds de onschuldige eenvoud van een
kind. Eusimos noemt hem voor het
eerst in hoofdstuk 3, paragraaf Eusimos. In hoofdstuk 6, van de
magnetiserende koorzang, deed hij over een lichtboog op indrukwekkende wijze
zijn entree, in een rijtuig met 4 paarden (Myhanene). Later begeleidt hij Fred naar het
feest waarin mensen naar een volgende sfeer overgaan.
Omra – De gouverneur van deze eerste sfeer
waar in Fred is binnengekomen, en de hoogste geest die Helen tot op dat moment
gezien had. Hij leidde het feest van verheffing en van de stilte (hoofdstuk 19,
Aantreden) en leidt Fred rond in diens eigen
huis in het laatste hoofdstuk.
Siamedes – De Assyrir, een magnetisch expert
die het koor overneemt van Cushna en leidt in hoofdstuk 6. Na het eindgebed,
als hij het antwoord van God op zijn gebed heeft gekregen, helpt hij alle
patinten die binnen zijn gekomen stuk voor stuk om van hun door anderen
aangedane misvormingen te genezen.
Vaone – De moeder van Fred, tevens vriendin
van Aphraar, met deze naam voor het eerst genoemd in hoofdstuk 2 van Het
Elysische Leven.
De
citaten uit de Bijbel komen uit de volgende uitgaven:
[1] 1 Korintirs 12:11
[2] 1
Korintirs 12:4-7
[3] Handelingen 2:38-39: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Here, onze God, toe roepen zal.
[4]
Handelingen 10:34
[5]
Prediker 3:14
[6] Engels: elevation, in de bouwkunst verwijzend naar opstand(schets) van vooraangezicht of gevel e.d.
[7] In het late Victoriaanse Brittanni werd baby farming gebruikt voor het tegen betaling adopteren van een baby of kind. Als de baby nog jong was, werd deze de borst gegeven door een vrouw die niet de moeder was. Baby farmers werden betaald om zorg te verlenen, maar de term was een belediging met de implicatie dat ze de kinderen en babys onjuist behandelden. Vooral in het geval van totaalbedragen ineens voor meerdere kinderen, was het vaak winstgevender voor de baby farmer als het kind of de baby stierf. Sommigen adopteerden zelfs veel kinderen en verwaarloosden of vermoordden hen zelfs.
[8] Het koninkrijk
Gods, het nieuwe Jeruzalem
[9] 1 Johannes 4:7
[10] Galaten 6:7
[11] Jesaja 60:2
[12] Mattes 23:9
[13] Mattes 6:9-13, Lucas 11:2-4
[14] Mijn moeder
[15] Mattes 3:11-12
[16] Lucas 12:49
[17] Deuteronomium 4:24, Hebreen 12:29
[18] 1 Korintirs 13:8
[19] Romeinen 14:12, 2 Korintirs 5:10
[20] Openbaringen 7:9
[21] Gezang 265, Liedboek voor de Kerken 1973: Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis.
[22] Openbaringen 15
[23] Een
triforium is een gang boven de zijbeuk in een kerk. Boven de arcaden die staan tussen het schip en
de zijbeuk en onder de lichtbeuk is een extra rij open arcaden aanwezig,
waarachter zich het triforium bevindt.
[24]
Psalmen 127:2. Noot van de vertaler: de bijbel-vertalingen maken hier in het
Nederlands van: hij geeft
het zijn lieveling in de slaap. Dit is echter niet de
oorspronkelijke tekst van de King James Bible.
[25] De (vaak driehoekige) bekroning van een gevel, venster of ingang
[26] Een
pelgrimslied van David: Psalmen 133:1
[27] Psalmen 133:2
[28] Psalmen 133:3
[29] grootste klok van een carillon
[30] Psalmen 133:3
[31] Shakespeare, De Storm (The Tempest), Akte IV, scne 1, 146-58
[32] Psalmen 24:3-4
[33] Henry Wadsworth Longfellow, 1807 – 1882: zie Het Elysische Leven, hoofdstuk 2.
[34] Hebreen 13:8
[35] Prediker 1:9
[36] 1 Samuel 3:9
[37] De kruisiging, Lukas 23:33
[38] Marcus 14:8
[39] Lucas 15:4, het verloren schaap
[40] Exodus 20:18
[41] Dives
[42] 1 Korintirs 15:52
[43] Johannes 14:2
[44] Vergelijk ook Galaten 6:9
[45] Romeinen 8:37
[46] In de oorspronkelijke tekst staat
in Jezus, en dat geldt misschien voor de
christenen en de moslims, maar voor de zoroastrirs, de boeddhisten, de
hindoesten, de joden, bahՒs enzovoorts kan dit als een beperking overkomen
die Siamedes in dit stuk juist wil overbruggen. Vandaar de algemenere term
Manifestaties van God. Dan kan dit nog een beperking lijken voor de
athesten, natuurreligies of mensen die alleen geloven in de kosmos of
zichzelf, en voor hen bied ik als vertaling aan Manifestaties van de Liefde.
[47] Zie
pagina 56
[48] Shakespeare, Macbeth Act 3, Scene 2: 19-23.
[49] Job 38:11
[50] De brief van Jacobus 1:17
[51] Jesaja 60:2
[52] Johannes 1:5: in de vertaling naar het Nederlands staat de duisternis heeft het niet gegrepen/heeft het niet in haar macht gekregen, maar in de oorspronkelijke King James Version staat, net als in dit boek: and the darkness comprehended it not, oftewel, heeft het niet begrepen.
[53] Johannes 3:19
[54] Mattes 5:14
[55] Johannes 11:26
[56] Verwijzing naar het verkopen van het geboorterecht van Esau voor een maaltje linzensoep in Genesis 25:29-34.
[57] The
year is going, let him go; Ring out the false, ring in the true. – Lord Alfred
Tennyson in Ring out, Wild Bells, 1850
[58] Niet letterlijk zo, maar zie Ezechil 18:23
[59] Hebreen 7:25
[60] 1 Korintirs 2:9
[61] Psalmen 121:4
[62] Lucas 8:52; Mattes 9:24
[63] Johannes 11:11
[64] Mattes 22:32, Marcus 12:27, Lucas 20:38
[65] Numeri 12:6
[66] Mattes 10:19, Markus 13:11, Lucas 12:11
[67] Handelingen der Apostelen 2:16-18.
[68] Deuteronomium 18:22
[69] Mattes 7:16
[70] Lucas 2:14
[71] 1 Johannes 3:1
[72] Brief van de apostel Paulus aan de Hebreen 1:14
[73] John H. Newman, Lead, Kindly Light, 1833,
Hymnal Companion
[74] 2 Korintirs 4:17
[75] behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden
[76] Psalmen 17:15
[77] Sonnet van John Milton, rond 1655
[78] William Cowper, God Moves in a Mysterious Way, 1779
[79] Mattes 23:11
[80] Mattes 5:14
[81] Een
verwijzing naar Mattes
23:8 en 9
[82] Lukas 2:14
[83] Mattes 6:10, Lucas 11:2
[84] Marcus 10:9
[85] 1 Timotes 2:4
[86] 1 Korintirs 15:22
[87] 1 Timotes 2:4
[88] 1 Korintirs 13:12
[89] Marcus 9:7
[90] Johannes 17:21
[91] Johannes 3:7
[92] Openbaringen 1:5,6
[93] Openbaringen 8:1
[94] 1 Timotes 3:16
[95] Mattes 5:8
[96]
Oorspronkelijke benaming: Beulah land. Dat verwijst naar Jesaja 62:4 en naar
een gedicht van Edgar Page Stites, 1876: het
land wat uitkijkt op de hemel, maar ook het Jeruzalem en het feit dat de Joden
God weer zouden gaan aanbidden.
[97] Marcus 4:25, Mattheus 25:29
[98] Lucas 6:38
[99] Johannes 8:32
[100] Psalmen 17:15
[101] Psalmen 42:1
[102] Een verwijzing naar Shakespeare – Romeo en Julia. Romeo vergelijkt Julia met een schitterend juweel op de donkere wang van een persoon.
[103] Johannes 14:6
[104] Johannes 10:1
[105] Habakuk 1:13
[106] Openbaring 15:3
[107] De brief aan de Efezirs 1:6
[108] Hebreen 11:1
[109] Psalmen 126:5
[110] Mattes 25:40
[111] Johannes 14:2.
[112] Zie het verhaal van de moeder en de
drie kinderen die haar opwachtten (Overgang van een liefdevolle moeder): pag. 111